Home

Gerechtshof Amsterdam, 19-12-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:3600, 23/680

Gerechtshof Amsterdam, 19-12-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:3600, 23/680

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
19 december 2024
Datum publicatie
30 januari 2025
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2024:3600
Zaaknummer
23/680
Relevante informatie
Art. 6:5 Awb, Art. 6:6 Awb

Inhoudsindicatie

Tijdens de bezwaarschriftprocedure is desgevraagd geen bewijs geleverd dat de indiener namens belanghebbende gemachtigd was het bezwaarschrift te ondertekenen. Voor een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn voor de berechting van een belastinggeschil bestaat echter geen aanleiding. Ten eerste omdat het beroep tegen beter weten is in ingesteld. Ten tweede strekte het beroep niet tot berechting van een belastinggeschil.

Uitspraak

kenmerk 23/680

19 december 2024

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

tegen de uitspraak van 9 juni 2023 in de zaak met kenmerk HAA 21/2195 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur, en

de Staat, de minister van Justitie en Veiligheid.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende, over de nietontvankelijkverklaring van een bezwaar over een voldoening op aangifte van € 3.650 belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna ook: bpm), ongegrond verklaard.

1.2.

Namens belanghebbende heeft A.F.M.J. Verhoeven (hierna: Verhoeven ) het beroepschrift in hoger beroep ingediend. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.3.

Bij brief van 28 februari 2024 heeft Verhoeven het Hof medegedeeld dat hij zich als gemachtigde van belanghebbende terugtrekt. Bij brieven van 19 maart 2024 en 25 oktober 2024 heeft het Hof contact gezocht met belanghebbende, die niet heeft gereageerd.

1.4.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 december 2024. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

Op 17 september 2020 heeft belanghebbende een aangifte bpm ingediend ter zake van een Lexus [type] met meldcode [#] . Het in de aangifte vermelde te betalen bedrag aan bpm van € 3.650 heeft belanghebbende op aangifte voldaan.

2.2.

Tegen de voldoening op aangifte heeft L. Imants (hierna: Imants ) van Hefna BV als vervanger van Verhoeven een bezwaarschrift ingediend. Bedoeld bezwaarschrift, met dagtekening 3 november 2020, heeft de inspecteur op 4 november 2020 ontvangen. Bij het bezwaarschrift was geen volmacht van belanghebbende gevoegd.

2.3.

Bij brief van 11 november 2020, gericht aan Hefna BV, heeft de inspecteur verzocht een binnen vier weken een schriftelijke machtiging te overleggen waaruit de bevoegdheid blijkt tot het maken van bezwaar namens belanghebbende. Vanwege het uitblijven van een reactie op bedoeld verzoek heeft de inspecteur met dagtekening 10 december 2020 aan Hefna BV een rappelbrief gestuurd. Voor het alsnog overleggen van een machtiging is in die brief een termijn van twee weken gesteld. De inspecteur heeft verder erop gewezen dat het bezwaar op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk kan worden verklaard indien een reactie binnen de gestelde termijn uitblijft.

2.4.

Op 1 april 2021 heeft de inspecteur het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, op de grond dat het bezwaar niet aan de wettelijke eisen voldoet door het ontbreken van een volmacht. De uitspraak op bezwaar is toegezonden/gericht aan Hefna BV.

3 Geschil in hoger beroep

In hoger beroep is in geschil of de rechtbank het beroep van belanghebbende terecht ongegrond heeft verklaard en terecht het verzoek tot vergoeding van immateriële schade heeft afgewezen.

4 Beoordeling van het geschil in hoger beroep

5 Kosten

6 Beslissing