Home

Gerechtshof Amsterdam, 20-02-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:634, 22/490

Gerechtshof Amsterdam, 20-02-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:634, 22/490

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
20 februari 2024
Datum publicatie
20 maart 2024
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2024:634
Formele relaties
Zaaknummer
22/490
Relevante informatie
Art. 2 WA, Art. 51 WA, Art. 68a WA, Art. 21b Wet OB 1968, Art. 8:42 Awb

Inhoudsindicatie

NA accijns niet te hoog berekend. Gehele FIOD dossier behoort tot op de zaak betrekking hebbende stukken. Geen schending verdedigingsrechten.

Uitspraak

kenmerk 22/490

20 februari 2024

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. M. Hendriks)

tegen de uitspraak van 2 juni 2022 in de zaak met kenmerk HAA 18 /2043 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

1 de inspecteur van de Douane, de inspecteur, en

2. de Staat der Nederlanden (de Minister van Justitie en Veiligheid), de Staat.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De rechtbank heeft in de bestreden uitspraak het beroep van belanghebbende betreffende een naheffingsaanslag accijns van € 211.947 over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2013 en daarbij gegeven rentebeschikkingen ongegrond verklaard.

1.2.

Belanghebbende heeft het hoger beroep op 15 juli 2022 ingesteld. Na het instellen van het hoger beroep heeft belanghebbende nog de gronden van het hoger beroep aangevuld en heeft de inspecteur een verweerschrift ingediend.

1.3.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 november 2023, waarbij de zaak gelijktijdig is behandeld met de zaak met kenmerk 22/489 betreffende een naheffingsaanslag accijns die is opgelegd aan de broer van belanghebbende. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank is in de bestreden uitspraak uitgegaan van de volgende feiten:

“1. [Belanghebbende] is [functie 1] en [functie 2] /gezagvoerder van de [# 1] . De [# 1] vaart onder [land] vlag en is ondergebracht in V.O.F. De Onderneming. [Belanghebbende] is samen met [A] (broer) en [B] (vader) firmant van de V.O.F. De Onderneming.

2. [ Belanghebbende] maakte voor de bevoorrading van zijn schip gebruik van [C] [plaats 1] B.V. (hierna ook: [C] ) en van [D]. (hierna ook: [D] ).

3. Tot de stukken van het geding behoort een arbeidsovereenkomst tussen [D] (werkgever) en [E] (werknemer). In deze overeenkomst is onder meer bepaald dat [E] met ingang van 1 maart 2006 als handelsvertegenwoordiger in dienst treedt van [D] voor bepaalde tijd in de functie van [functie 3] . [E] ontvangt een provisie over orders die door hemzelf aan [D] worden ingezonden van 25 procent over de omzet.

4. Tot de stukken van het geding behoort een machtiging van 1 december 2011. [Belanghebbende] heeft een machtiging verleend aan [D] - die vertegenwoordigd wordt door [E] - om de bestelde accijnsgoederen die worden vermeld op de ladingslijst ontvangstdocument in ontvangst te nemen aan boord van de [# 2] [Hof leest: [# 1] ]. Tevens wordt [E] gemachtigd om de gezagvoerder te vertegenwoordigen om uitklaringsformaliteiten te verrichten en te ondertekenen.

5. De Dienst Nationale Recherche (hierna: DNR) heeft vanaf maart 2011 een strafrechtelijk onderzoek uitgevoerd onder de naam ‘ [# 3] ’. Tot de stukken van het geding behoort een procesverbaal bevindingen sigarettenhandel, onderzoek ‘ [# 3] ’, dat is opgemaakt op 28 februari 2013. In dit proces-verbaal is - voor zover van belang - het volgende vermeld:

“(…)

Binnen het onderzoek [# 3] worden door het onderzoeksteam verschillende bijzondere opsporingsbevoegdheden toegepast. Dit betreft onder meer het afluisteren van diverse telefoonlijnen, het opnemen van vertrouwelijke communicatie (OVC) en het stelselmatig observeren van verdachten. Uit gesprekken die zijn opgenomen en afgeluisterd in de periode van 1 juli 2012 tot en met heden is gebleken dat een aantal van de verdachten binnen het onderzoek [# 3] zich onder meer bezig houden met de (grootschalige) handel in sigaretten. Het betreft hier vermoedelijk de handel in illegale sigaretten waarover geen belastingen en accijnzen worden afgedragen. Dat er sprake is van de handel in illegale sigaretten blijkt onder andere uit de prijzen die voor de sigaretten worden betaald.

(…)

Rol binnen de sigarettenhandel

[F] de [X] is vennoot van de VOF de Onderneming , gevestigd aan de [A-straat] te [Z] . Deze VOF richt zich op de visserij en is (indirect) eigenaar van twee viskotters te weten de [# 2] en de [# 1] . Beide viskotters varen onder [land] vlag. [F] de [X] is [functie 2] van de [# 2] en zijn broer, [belanghebbende], is medevennoot binnen de VOF en [functie 2] van de [# 1] . Uit de opgenomen gesprekken blijkt dat [F] de [X] voor de bevoorrading van het vissersschip de [# 2] onder meer gebruik maakt van een gespecialiseerd bedrijf te weten: [C] te [plaats 1] . Bij dit bedrijf worden onder andere grote hoeveelheden sigaretten besteld die vaak contant worden betaald. De hoeveelheden zijn dermate groot, honderd sloffen per keer, dat [functie 2] [F] de [X] tenminste een keer is gewaarschuwd door een leidinggevende binnen het bedrijf dat hij moet oppassen voor de opsporingsdiensten.

Uit het onderzoek blijkt dat [F] de [X] sigaretten levert aan twee medeverdachten binnen het onderzoek ( [G] en [H] ). Er zijn onder meer 5-10 leveringen vastgesteld waarbij per keer meerdere dozen met sloffen sigaretten door [F] de [X] zijn geleverd. Ook is vastgesteld dat [F] de [X] in het kader van de handel in sigaretten contact onderhoudt met een persoon afkomstig uit [plaats 3] .

(…)”

6. Bij brief van 6 maart 2013 heeft de Officier van Justitie mr. A.J. van Dooren het proces-verbaal van bevindingen van de DNR ter beschikking gesteld aan de FIOD en heeft toestemming gegeven voor het gebruik van de relevante gegevens uit het proces-verbaal nu mogelijk strafbare feiten worden gepleegd die niet passen binnen de doelstelling van het onderzoek ‘ [# 3] ’.

7. Naar aanleiding van het onder 5 genoemde proces-verbaal is de FIOD op 28 maart 2013 een onderzoek gestart onder de naam ‘ [# 4] ’, dossiernummer [# 5] , naar de vermoedelijke smokkel van, en handel in, onveraccijnsde sigaretten, rooktabak en alcoholhoudende dranken. Tot de stukken van het geding behoort een overzichtsproces-verbaal van dit onderzoek dat is opgemaakt op 3 juli 2014. In dit proces-verbaal is - voor zover van belang - het volgende opgenomen:

“(…)

2.2

Fiscaal nadeel

Uit het gevoerde onderzoek komt naar voren dat gedurende de onderzoeksperiode de geproviandeerde accijnsgoederen van de schepen [# 2] en [# 1] stelselmatig worden overgedragen aan de verdachte [I] , waarna deze belastingvrije accijnsgoederen in het vrije verkeer in Nederland worden afgezet. Gesteld wordt dat deze handelspraktijken ook voorafgaand aan de onderzoeksperiode gaande waren. Uit het onderzoek van de administratie van de proviandeurs [D] B.V. te [plaats 2] en [C] te [plaats 1] komt naar voren dat de viskotters [# 2] en [# 1] over de periode 1 januari 2009 tot en met 31 december 2013 de volgende aantallen onbelaste sigaretten en tabak hebben ingeslagen.

(…)”

8. Tot de stukken van het geding behoren processen-verbaal van verhoor van [I] opgemaakt op 19 februari 2014 en 21 mei 2014, van [J] opgemaakt op 6 maart 2014 en van [K] , werkzaam bij [C] , opgemaakt op 7 maart 2014.

9. Tot de stukken van het geding behoren voorts processen-verbaal van ambtshandelingen van 24 juni 2014. Deze processen-verbaal betreffen onderzoeken door de FIOD op 6 en 7 maart 2014 bij [C] en [D] . De FIOD heeft onderzoek gedaan teneinde alle grootboekmutaties en overige administratieve gegevens betreffende onder meer de bestellingen op naam van het schip van [belanghebbende] aldaar te vorderen en (digitaal) te kopiëren. De FIOD heeft uit deze administratieve gegevens overzichten vervaardigd waarmee per supplier, per jaar, is te zien welke goederen door hen zijn geleverd op naam van het schip van [belanghebbende] in de periode 2009-2013. Dit overzicht is opgenomen in het onder 7 genoemde overzichtsproces-verbaal.

10. [ Belanghebbende] is door het Openbaar Ministerie strafrechtelijk vervolgd. Aan [belanghebbende] is onder meer - samengevat - ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 7 mei 2013 tezamen en in vereniging met (een) ander of anderen, goederen, te weten sigaretten en rooktabak, het douanegebied van de Gemeenschap heeft binnengebracht in strijd met de artikelen 38 en 39 van het Communautair douanewetboek, en die goederen in strijd met de artikelen 40 en 41 van dat wetboek niet bij [de inspecteur] heeft aangebracht en geen summiere aangifte heeft gedaan bij het douanekantoor van binnenkomst, terwijl hij en zijn medeverdachte dit hebben begaan met het oogmerk de rechten bij invoer van die goederen die zijn verschuldigd te ontduiken of de ontduiking te bevorderen. [Belanghebbende] is bij arrest van 21 mei 2019, parketnummer 23-002171-16, door het gerechtshof Amsterdam (hierna: het Hof) hiervoor veroordeeld.

11. Bij brief van 8 december 2016 heeft [belanghebbende] gereageerd op een kennisgeving voornemen opleggen naheffingsaanslag accijns van 24 november 2016. Hierop heeft [de inspecteur] bij brief van 22 december 2016 gereageerd. Op 29 december 2018 is de in het procesverloop vermelde naheffingsaanslag opgelegd. Na daartegen gemaakt bezwaar, heeft [belanghebbende] het onderhavige beroep ingediend.

12. Bij brief, ontvangen door de rechtbank op 5 november 2020, heeft [de inspecteur] de rechtbank bericht. In deze brief is - voor zover van belang - het volgende vermeld:

“(…)

Met de brief d.d. 3 juli 2018 heeft de Douane de op deze zaak betrekking hebbende stukken ingestuurd. Mij is gebleken dat de Douane destijds niet over alle relevante stukken heeft beschikt. Hierbij stuur ik u (in tweevoud) thans het volgende stuk:

Bijlage 7 Proces-verbaal O-pv, dossiernummer [# 5] , onderzoeksnaam [# 4]

Ik zal mijn verweerschrift begin volgende week aan u toesturen. Voor de volledigheid merk ik het volgende op. In deze zaak is destijds het gehele FIOD proces-verbaal bij de Douane zoekgeraakt. Deze week is mij gebleken dat het dossier destijds abusievelijk in de verkeerde Douaneregio is beland. En daar is gearchiveerd. Ik hoop dit dossier nog deze week te mogen ontvangen. Voor de volledigheid merk ik op dat dit complete (fiscale) dossier ruim 5 jaar geleden, in het kader van de strafrechtelijke procedures tegen [A] , aan hem verstrekt is.

(…)”

13. Bij brief van 3 december 2020 heeft [de inspecteur] de rechtbank bericht. In deze brief is - voor zover van belang - het volgende vermeld:

“(…)

Doordat ik pas begin november 2020 de beschikking heb gekregen over het proces-verbaal van de FIOD in deze zaak alsmede doordat ik vanwege de aanhoudende beperkingen in het werken op kantoor i.v.m. de zogenaamde coronacrisis, is de toezending van deze stukken ernstig vertraagd, ik bied de rechtbank hiervoor mijn excuses aan.

(…)”

14. Op 11 januari 2022 heeft de rechtbank [belanghebbende] een brief gestuurd. In deze brief is - voor zover van belang - het volgende vermeld:

“(…)

Bij brieven van 5 juni 2018, motivering beroepschriften, heeft u gesteld dat verweerder niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken in de zin van artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft overgelegd.

Bij brieven van 30 juli 2018 (HAA 18 /2042) en 1 december 2020 (HAA 18 /2043) heeft verweerder op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.

Bij brieven van 2 december 2020 (HAA 18 /2042) en 18 december 2020 (HAA 18 /2043) heeft verweerder vervolgens een verweerschrift plus op de zaak betrekking hebbende zaken overgelegd.

Op 11 november 2021 heeft de rechtbank u telefonisch verzocht aan te geven of naar uw oordeel nog op de zaak betrekking hebbende stukken ontbreken. Tot op heden heeft de rechtbank niets van u vernomen.

Met het oog op de voortgang van de behandeling van de zaken op 10 maart 2022 verzoekt de rechtbank u binnen twee weken na dagtekening van deze brief aan te geven of u het standpunt handhaaft dat niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken zijn overgelegd. Indien u dit standpunt handhaaft, verzoekt de rechtbank u gemotiveerd aan te geven welke bij het voorbereiden of het nemen van het besluit zich in het dossier bevonden en zijn geraadpleegd en dus bij de besluitvorming een rol hebben gespeeld, maar door verweerder niet zijn overgelegd.

Vervolgens zal de rechtbank verweerder in de gelegenheid stellen hierop te reageren. Daarbij is opgemerkt dat verweerder desgewenst (nogmaals) toepassing kan geven aan artikel 8:42 van de Awb.

(…)”

15. Bij brief van 25 januari 2022 heeft [belanghebbende] gereageerd op de onder 15 [Hof leest: 14] opgenomen brief. In deze brief is - voor zover van belang - het volgende vermeld:

“(…)

In de motivering van de beroepschriften hebben wij ons inderdaad op het standpunt gesteld dat geen volledige inzage in het dossier is gegeven. Ondanks het feit dat wij inmiddels diverse stukken hebben mogen ontvangen, is het dossier onzes inziens op dit moment nog steeds niet volledig.

Zoals uiteengezet in onze brieven van 5 juni 2018 staat vast dat er een FIOD-onderzoek heeft plaatsgehad. Daarmee staat eveneens vast dat er daaromtrent overleg is geweest tussen de Belastingdienst en het Openbaar Ministerie. Het lijkt uitgesloten dat het een en ander niet is vastgelegd. Hetgeen van belang kan zijn geweest voor de besluitvorming in deze zaak. Daarbij doelen wij meer specifiek op de pré-weegdocumenten en stukken die zien op het Tripartiete overleg. Daarnaast zijn wij van mening dat ook de correspondentie tussen de Belastingdienst en het Openbaar Ministerie als op de zaak betrekking hebbende stukken kwalificeren. Het is inmiddels vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dat dergelijke stukken kwalificeren als op de zaak betrekking hebbende stukken.

Omdat genoemde stukken op dit moment nog ontbreken zien wij ons genoodzaakt ons standpunt dat niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken zijn overgelegd te handhaven.

(…)”

16. Op 2 februari 2022 heeft de rechtbank [de inspecteur] een brief gestuurd. In deze brief is - voor zover van belang - het volgende vermeld:

“(…)

Bij brief van 25 januari 2022 heeft eiseres gereageerd op de brief van de rechtbank van 11 januari 2022. In deze brief stelt eiseres dat zij het standpunt handhaaft dat u niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken in de zin van artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht heeft overgelegd.

Voorts heeft de rechtbank ambtshalve vastgesteld dat u in beide beroepen met voornoemde zaaknummers niet de gemotiveerde bezwaarschriften van 28 februari 2017 heeft overgelegd.

Verder ontbreekt in het beroep met het zaaknummer HAA l8/2043 het voornemen van 24 november 2016.

De rechtbank verzoekt u binnen twee weken na dagtekening van deze brief te reageren op de brief van eiseres en voorts de hiervoor genoemde op de zaak betrekking hebbende stukken te overleggen.

(…)”

17. Bij brief van 11 februari 2022 heeft [de inspecteur] gereageerd op de onder 16 opgenomen brief. In deze brief is - voor zover van belang - het volgende vermeld:

“(…)

De op de zaak betrekking hebbende stukken in de onderhavige zaken zijn alle stukken die betrekking hebben op de betreffende naheffingsaanslagen. De door belanghebbenden geduide stukken hebben betrekking op het overleg over de strafrechtelijke aspecten van het handelen van belanghebbenden, waaronder de vraag of strafrechtelijke vervolging gewenst en/of mogelijk is.

Deze stukken uit het strafrechtelijk voortraject zijn uit hun aard geen stukken die betrekking hebben op het fiscale traject en behoren mijns inziens, anders dan belanghebbenden menen, niet tot de op de onderhavige fiscale zaken betrekking hebbende stukken.

(…)”

2.2.

Nu partijen de hiervoor vermelde feiten niet hebben bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan.

2.3.

Het in punt 9 van de uitspraak bedoelde overzicht van hoeveelheden tabakswaren per leverancier per jaar in het overzichtsprocesverbaal van het onderzoek ‘ [# 4] ’ (hierna: het overzichts-pv), bevat – onder verwijzing naar ambtshandeling 23 – de volgende gegevens:

Jaar

Leverancier [D]

Leverancier [C]

Rooktabak (kg)

Sigaretten (stuks)

Rooktabak (kg)

Sigaretten (stuks)

2009

0

0

12,75

7.400

2010

0

0

22

43.200

2011

45

15.000

25,5

41.800

2012

165

259.600

139,5

510.600

2013

349

227.000

0

87.000

2.4.

De inspecteur heeft onder meer in de uitspraak op bezwaar geschreven bij het opleggen van de naheffingsaanslag rekening te hebben gehouden met eigen gebruik op volle zee door de bemanning van de [# 1] , uitgaande van 5 bemanningsleden en 46 weken op zee.

2.5.

In het overzichts-pv is verder onder meer het volgende vermeld:

“Op 11 december 2012 hebben medewerkers van de Douane op het adres [B-straat] te [plaats 3] een accijnscontrole uitgevoerd. [B-straat] te [plaats 3] is het bedrijfsadres van de eerder genoemde [I] . De controle werd uitgevoerd na verkregen informatie van de regiopolitie Flevoland. Door de politie was een voertuig gecontroleerd, waarvan was waargenomen dat deze een [H] doos uit het pand [B-straat] te [plaats 3] voerde en in zijn auto plaatste. Bij de controle van het voertuig met kenteken [kenteken] ontstond het vermoeden bij de controlerend opsporingsambtenaar dat deze doos gevuld was met mogelijk illegale tabak.

Tijdens de accijnscontrole van de Douane was [I] aanwezig. Tijdens de controle werden diverse accijnsgoederen, welke niet in de heffing in Nederland waren betrokken, aangetroffen, te weten:

- 600 stuks sigaretten Pall Mall filter

- 200 stuks sigaretten L/M filter

- 150 stuks sigaretten Bastos

- 15 liter gedistilleerd merk Sonnema Berenburg ad 35%

- 9 liter gedistilleerd merk Hooghoud citroenbrandewijn ad 20%

- 26 kilogram rooktabak merk Van Nelle zwaar

- 5 kilogram rooktabak merk Drum halfzwaar

- 4,5 kilogram rooktabak merk Brandaris zwaar

- 6,5 kilogram rooktabak merk Van Nelle export zwaar.

Opvallend was dat een aantal van de aangetroffen accijnsgoederen in dozen waren verpakt met onder meer het opschrift [# 1] , [C] .”

2.6.

Tijdens een verhoor op 7 maart 2014 heeft [K] ten overstaan van opsporingsambtenaren van de FIOD onder meer het volgende verklaard:

Vraag verbalisanten

Wie bestelde accijnsgoederen namens de viskotters [# 2] en [# 1] ?

Antwoord gehoorde

Voornamelijk [F] en [belanghebbende]. Dat zijn broers. (…) Ze bestelden ieder voor hun viskotter.

(…)

Vraag verbalisanten

Is de heer [I] , voor zo ver u bekend, gelieerd aan enige viskotter of viskotters?

Antwoord gehoorde

Nee. Ik ken alleen [F] en [belanghebbende].”

2.7.

Tijdens een verhoor op 21 mei 2014 heeft [I] ten overstaan van opsporingsambtenaren van de FIOD onder meer het volgende verklaard:

Vraag verbalisanten

Uit het gevoerde onderzoek komt naar voren dat u regelmatig contact heeft gehad met [belanghebbende en zijn broer], beiden afkomstig uit [Z] . Waar kent u de gebroeders (…) van?

Antwoord gehoorde

Die heb ik via André (…) leren kennen. André voer volgens mij toen bij [F]

kwam daarna op [plaats 3] voor zalm bij mij. Zo heb ik [F] leren kennen. Als u mij vraagt hoe wij toen tot de sigarettendeal zijn gekomen zeg ik u: geen commentaar. Dat moet eind 2011, begin 2012 zijn geweest dat ik [F] heb leren kennen

(…)

Vraag verbalisanten

Wij vermoeden dat [E] samen met [belanghebbende en zijn broer] behulpzaam zijn in het provianderen van de sigaretten en tabak voor u. de accijnsgoederen worden op naam van de [# 2] en [# 1] bestelt bij de proviandeurs en [E] zorgt er voor dat de accijnsgoederen via [belanghebbende en zijn broer] in uw bezit komen. wat is hierop uw reactie?

Antwoord gehoorde

Dat klopt. maar niet alle door de [# 2] en [# 1] bestelde accijnsgoederen waren voor mij bestemd.

(…)

Vraag verbalisanten

Wat is de rol van [belanghebbende] in de handel van sigaretten en tabak?

Antwoord gehoorde

Zonder [belanghebbende] kon ik de accijnsgoederen niet krijgen. [E] leverde alleen aan een [functie 2] .

(…)

Vraag verbalisanten

Wat krijgt [belanghebbende] voor zijn rol in de handel van sigaretten, tabak en alcohol die aan u worden geleverd?

Antwoord gehoorde

[Belanghebbende] kreeg zijn deel van de winst. dat was de helft van de winst die ik maakte op de verkoop van die accijnsgoedere. De inkoop betaalde de [functie 2] zelf en achteraf verrekenden wij dat.

Vraag verbalisanten

Hoe lang is de handel in onbelaste accijnsgoederen gaande?

Antwoord gehoorde

Eind 2011 heb ik [E] en [belanghebbende en zijn broer] leren kenne. (…)

(…)

Opmerking verbalisanten

(…)

Op 26 april 2013 om 11:24 uur. Sms bericht van de telefoon van [E] naar de telefoon van [I]

4ds zw 1ds pm light 1ds gauloise blauw 1 ds kent en 4 jenever. 2821 was ook te weinig shag daarom ds kent die rooie gauloises waren er niet moet ik die bestellen. hij is vergeten voorraad te bestellen en de [# 1] moet ook hebben dit weekend dus sms je morgen wat erbij moet.

Vraag verbalisanten

Waarom krijgt [E] geld van u en spreekt hij van aantallen -sigaretten tabak en alcohol?

Antwoord gehoorde

Die 2821 was de rekening die betaald moest worden voor die bestelling

Vraag verbalisanten

Wat bedoelt [E] met "de [# 1] ”?

Antwoord gehoorde

Misschien de [# 1] dat is de boot van [belanghebbende].

Vraag verbalisanten

Waarom bespreekt [E] met u onder meer de bestelling voor de [# 1] ?

Antwoord gehoorde

Omdat ik die bij hem heb besteld

Vraag verbalisanten

Wie doet de bestellingen voor de [# 1] ?

Antwoord gehoorde

[Belanghebbende] en ik. Als [belanghebbende] vraagt of Kor nog wat moois voor hem heeft dan wil hij weten of er nog een bestelling is. Dat gaat dan om een bestelling van mij

(…)

Vraag verbalisanten

Waarom bepaalt u wat [E] aan boord van de [# 1] moet plaatsen?

Antwoord gehoorde

Ik had dat nodig. dat zijn trouwens sloffen hè geen dozen

(…)

Opmerking verbalisanten

Op 7 mei 2013 hebben medewerkers van het observatieteam van de FIOD het binnenlopen van het vissersvaartuig [# 1] waargenomen. Dit naar aanleiding van een opgenomen en uitgeluisterd telefoongesprek van 7 mei 2013 om 10:23 uur waarin [belanghebbende] zegt dat hij nog acht uur moet varen naar [plaats 4] .

Op 7 mei 2013 om 16 38 uur werd vanaf het telefoonnummer (…) in gebruik bij [belanghebbende] een sms-bericht gestuurd naar het telefoonnummer (…) in gebruik bij [I] . Het bericht was als volgt:

2030u. Wr.

(…)

Vraag verbalisanten

Wat werd er bedoeld met dit sms-bericht?

Antwoord gehoorde

Half negen [plaats 5]

Vraag verbalisanten

Waarom werd dit bericht naar u gestuurd?

Antwoord gehoorde

Misschien had hij wat voor mij En dan bedoel ik sigaretten

Opmerking verbalisanten

Door het observatieteam van de FIOD werd waargenomen dat op 7 mei 2013 omstreeks 19:53 uur de [# 1] werd aangemeerd in de haven van [plaats 4] Omstreeks 20:16 uur zag het observatieteam een Chevrolet Avalanche met kenteken (…) bij de [# 1] parkeren Van dit voertuig is bekend dat deze in gebruik is bij [I] De man die uit het voertuig stapt werd herkend als vermoedelijk [I]

Omstreeks 20:20 uur werd gezien dat door diverse mensen waaronder [belanghebbende] een zestal dozen en 4 cans met vloeistof van boord werden gehaald en door [I] in de Chevrolet werden geladen Op een van de dozen was de opdruk “Winston” te lezen.

Om 21 02 uur werd waargenomen dat [I] vanaf de [# 1] vertrekt in de Chevrolet

Vraag verbalisanten

Wat kunt u verklaren over de waarneming door het observatieteam van de FIOD waarbij werd gezien dat u en [belanghebbende] dozen en jerrycans van de [# 1] afhaalden en in uw Chevrolet Avalanche plaatsten?

Antwoord gehoorde

Valt weinig over te zeggen. het is wat het is

Vraag verbalisanten

Wat zat er in de dozen en de jerrycans?

Antwoord gehoorde

De bestelde sigaretten tabak en alcohol

Vraag verbalisanten

Waarom werden de dozen en jerrycans in uw auto geplaatst?

Antwoord gehoorde

Omdat het van mij was

Opmerking verbalisanten

Wij tonen u tevens de volgende foto’s door ons genummerd D-013 tot en met D-016. De afdrukken zijn als bijlage bij dit proces-verbaal van verhoor gevoegd

Vraag verbalisanten

Wie ziet u op de foto’s?

Antwoord gehoorde

Ik zie mijzelf en [belanghebbende]

Vraag verbalisanten

Wij vermoeden dat de dozen en cans die van boord geladen werden door u en [belanghebbende] sigaretten, tabak en alcohol bevatten. Is er belasting betaald over de sigaretten, tabak en alcohol die van boord wordt gehaald?

Antwoord gehoorde

Nee.

(…)

Vraag verbalisanten

Wij vermoeden dat de sigaretten tabak en alcohol die door u voor de [# 1] bestelt worden bij [E] uiteindelijk weer bestemd zijn voor u en dat u deze verder verkoopt op de Nederlandse markt zonder dat de verschuldigde belastingen zijn betaalt wat is hierop uw reactie?

Antwoord gehoorde

Niet alles wat voor de [# 1] wordt besteld is voor mij bestemd Wat wel voor mij bestemd is verkoop ik in de zwarte handel.

Vraag verbalisanten

Wij vermoeden dat [belanghebbende] en [F] de [X] behulpzaam zijn in het provianderen van de sigaretten én tabak voor u. de accijnsgoederen worden op naam van de [# 1] dan wel [# 6] besteld bij de proviandeurs en zij zorgen er voor dat de accijnsgoederen in uw bezit komen klopt dit?

Antwoord gehoorde

Niet alles”

2.8.

In de motivering van het bezwaar die [L] bij brief van 28 februari 2017 aan de inspecteur heeft verzonden, is onder meer vermeld:

“11. Op incidentele basis zijn er door belanghebbende enkele niet opgerookte sloffen sigaretten aan wal gebracht, welke sloffen sigaretten feitelijk voor eigen gebruik aan boord waren bestemd.

12. De door belanghebbende op incidentele basis aan wal gebrachte sigaretten zijn met [I] geruild voor zalm of verkocht zonder noemenswaardige winstopslag.”

3 Geschil in hoger beroep

4 Beoordeling van het geschil

5 Schadevergoeding

6 Kosten

7 Beslissing