Home

Gerechtshof Amsterdam, 23-01-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:231, 23/1205

Gerechtshof Amsterdam, 23-01-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:231, 23/1205

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
23 januari 2025
Datum publicatie
30 januari 2025
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2025:231
Zaaknummer
23/1205
Relevante informatie
Art. 22 Bvdb 2001, Art. 23 Bvdb 2001, Art. 24 Bvdb 2001

Inhoudsindicatie

Box 3; bepaling werkelijk rendement box 3. Box 3; voorkoming dubbele belasting voor tweede woning onder verdrag met autonome regeling, i.c. Spanje. Vermindering mag per box worden bepaald (en dus niet voor de drie boxen tezamen). Met toepassing voorkomingstechniek uit het BvdB 2001 in samenhang met Wet rechtsherstel box 3 voldoet Nederland aan verdragsverplichtingen. Het Hof licht de voorkomingsbreuk toe en vermindert de aanslag. Het hoger beroep van belanghebbende is gegrond.

Uitspraak

kenmerk 23/1205

23 januari 2025

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , woonachtig te [Z] , belanghebbende,

tegen de uitspraak van 14 september 2023 in de zaak met kenmerk HAA 20/6286 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 16 mei 2020 aan belanghebbende voor het jaar 2019 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 82.703, een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 5.085 en een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting van € 608.

1.2.

Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar van 15 oktober 2020 is het bezwaar ongegrond verklaard (het ‘bestreden besluit’).

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. In haar uitspraak van 14 september 2023 heeft de rechtbank als volgt beslist (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’):

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vermindert de aanslag IB/PVV 2019 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1) van € 82.703 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (box 3) van € 4.355 en een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting van € 519;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48 aan eiser te vergoeden.”

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof

ingekomen op 18 oktober 2023. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het Hof heeft op 2 januari 2025 een nader stuk van belanghebbende ontvangen.

1.6.

De inspecteur heeft op 8 januari 2025 een nader stuk ingediend.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 januari 2025. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:

Feiten

1. Eiser heeft in 2019 een fiscaal partner, te weten [A] (partner).

2. Eiser heeft in 2019 loon uit tegenwoordige dienstbetrekking ontvangen van [werkgever] van € 89.376, waarop € 35.665 loonheffing is ingehouden.

3 Op peildatum 1 januari 2019 is het totaal aan box 3 bezittingen van eiser en zijn partner volgens de aangifte:

- Bank- en spaartegoeden in Nederland € 146.310

- Bank- en spaartegoeden in het buitenland € 2.384

- Aandelen, obligaties e.d. € 66.464

- (Rechten op) onroerende zaken (in het buitenland) € 80.000

4. De onder 3. genoemde onroerende zaak betreft een woning, gelegen in Spanje (de woning).

5. Met dagtekening 16 mei 2020 heeft verweerder aan eiser de aanslag IB/PVV 2019 conform de aangifte opgelegd. De totale rendementsgrondslag uit een grondslag sparen en beleggen van eiser en zijn partner bedraagt € 234.438. Het aandeel van eiser in de grondslag sparen en beleggen is conform zijn aangifte vastgesteld op € 155.000. Het hierover berekende forfaitair rendement bedraagt € 5.085. De hierover verschuldigde inkomstenbelasting bedraagt € 1.525 (30% van € 5.085).

6. Ter zake van de woning is bij de aanslagregeling aan eiser een aftrek elders belast verleend van € 608, waarna de verschuldigde IB/PVV over het aan eiser toebedeelde belastbare inkomen uit sparen en beleggen € 917 (€ 1.525 -/- € 608) bedraagt.”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof voegt hieraan toe dat belanghebbende en zijn partner gedurende het gehele jaar 2019 inwoners van Nederland zijn geweest.

3 Geschil in hoger beroep

Ook in hoger beroep is in geschil of de aanslag te hoog is vastgesteld. Meer specifiek is in geschil de hoogte van de in 2019 door belanghebbende verschuldigde belasting over de grondslag sparen en beleggen en de daarbij in aanmerking te nemen vermindering ter voorkoming van dubbele belasting.

4 Beoordeling van het geschil

6 Beslissing