Gerechtshof Amsterdam, 06-02-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:407, 24/3392
Gerechtshof Amsterdam, 06-02-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:407, 24/3392
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 6 februari 2025
- Datum publicatie
- 14 februari 2025
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2024:6877, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 24/3392
- Relevante informatie
- Art. 10ea Uitv besl LB, Art. 10e Uitv besl LB, Art. 31a Wet LB, Art. 4 AWR
Inhoudsindicatie
30%-regeling. Artikel 10ea van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965. Ingekomen werknemer. Belanghebbende niet geslaagd in zijn bewijslast. Duurzame band van persoonlijke aard tussen belanghebbende en Nederland. Dat belanghebbende naast zijn band met Nederland mogelijk nog een band met Oekraïne had doet daar niet aan af.
Uitspraak
kenmerk 24/3392
6 februari 2025
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,
tegen de uitspraak van 17 juni 2024 in de zaak met kenmerk HAA 23/5668 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
de inspecteur
en
[belanghebbende] , wonende te Amstelveen, belanghebbende.
(gemachtigde: mr. B.R.R. James)
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft gezamenlijk met zijn werkgever [werkgever] B.V. (hierna: [werkgever]) een verzoek gedaan tot toepassing van artikel 10ea van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (hierna: UB LB).
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing door de inspecteur van het hiervoor genoemde verzoek. De inspecteur heeft zijn beslissing om het verzoek af te wijzen in zijn uitspraak op bezwaar gehandhaafd.
De rechtbank heeft als volgt beslist (in de uitspraak van de rechtbank worden belanghebbende en [werkgever] aangeduid als ‘eiser’ respectievelijk ‘eiseres’ of gezamenlijk ‘eisers’. De inspecteur wordt in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘verweerder’):
“De rechtbank:
- -
-
verklaart het beroep gegrond;
- -
-
vernietigt de uitspraak op bezwaar en de afwijzende beschikking van 12 januari 2023;
- -
-
wijst het verzoek om toepassing van de 30%-regeling met ingang van 10 oktober 2022 toe;
- -
-
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- -
-
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.750; en
- -
-
draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50 aan eisers te vergoeden.”
De inspecteur heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 februari 2025, tegelijkertijd met het onderzoek ter zitting van de zaak met kenmerk 25/224 (tussen de inspecteur en [werkgever]). Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:
“1. Eiser is geboren op 1 september 1986 en heeft de Oekraïense nationaliteit. Eiser is samen met zijn vrouw en twee kinderen in maart 2022 naar Nederland gevlucht vanwege de oorlog in Oekraïne. Op grond van de Europese Richtlijn Tijdelijke Bescherming (2001/55EG) heeft eiser een tijdelijk verblijfsrecht gekregen. Deze verblijfstitel gaf recht tot verblijf in Nederland tot 4 maart 2023. Nadien heeft eiser een opvolgende tijdelijke verblijfstitel gekregen vanwege de aanhoudende oorlog in Oekraïne. Eiser heeft in Nederland een tijdelijke woning toegewezen gekregen en staat vanaf 18 maart 2022 onafgebroken ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP). De inschrijving in het BRP en de asielaanvraag zijn een verplichting om een beroep te kunnen doen op de Europese Richtlijn Tijdelijke Bescherming. Na inschrijving in de BRP is aan eiser een Burgerservice nummer (BSN) uitgereikt.
2. Eiser is gedurende de periode van april 2022 tot en met augustus 2022 voer.
3. Eiser en zijn gezin huren een appartement in Oekraïne. Het huurcontract staat op naam van de echtgenote van eiser en zij voldoet alle kosten, zoals gas water en licht, en belastingen met betrekking tot de woning. Eiser heeft een Oekraïense bankrekening en een Oekraïens tv-abonnement dat op zijn naam staat. De kinderen van eiser gaan in Nederland naar school en volgen daarnaast digitaal het Oekraïense onderwijsprogramma.
4. Op 1 september 2022 heeft eiser een arbeidsovereenkomst voor de duur van 12 maanden gesloten met eiseres. Op 11 oktober 2022 is eiser gestart met zijn werkzaamheden voor eiseres.
5. Op 19 oktober 2022 hebben eisers een gezamenlijk verzoek gedaan om toepassing van de 30%-regeling.
6. Eiser heeft voor het jaar 2022 aangifte gedaan door middel van het M-biljet, zijnde het aangifteformulier voor een migratie-aangifte.”
Het Hof gaat uit van de hiervoor vermelde feiten met uitzondering van de tweede volzin van onderdeel 1. Het Hof vult de feiten aan als onderstaand.
Belanghebbende en zijn vrouw zijn begin maart 2022 met drie kinderen naar Nederland gevlucht vanwege de oorlog in Oekraïne, hun jongste kind is op 3 augustus 2021 in Oekraïne geboren. Uit de stukken van het geding volgt dat belanghebbende werkzaam was als opvarende op een schip onder Liberiaanse vlag (zie onderdeel 20 van de rechtbankuitspraak) in de periode van 15 april tot 8 augustus 2022.
3 Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is in geschil of het verzoek tot toepassing van de bewijsregel van artikel 10ea van het UB LB terecht is afgewezen.