Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-06-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:4281, 12-00675 e.v.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-06-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:4281, 12-00675 e.v.
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 18 juni 2013
- Datum publicatie
- 12 juli 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2013:4281
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBARN:2012:2221, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 12-00675 e.v.
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting.
Omzetafromingen. Verkapte uitdelingen? Bewijs. Formele grieven. Navordering. Kwade trouw?
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummers 12/00675, 12/00676, 12/00677 en 12/00678
uitspraakdatum: 18 juni 2013
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te[Z] (hierna: belanghebbende),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 16 oktober 2012, nummers AWB 12/952, 12/953, 12/954 en 12/955, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/[P] (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het jaar 2004 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 68.159 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 110.200. Voorts is bij beschikking € 2.767 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Aan belanghebbende is over het jaar 2005 een navorderingsaanslag in de IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 67.001 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 45.050. Voorts is bij beschikking € 2.257 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Aan belanghebbende is over het jaar 2006 een navorderingsaanslag in de IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 79.736 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 127.366. Voorts is bij beschikking € 2.576 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Aan belanghebbende is over het jaar 2007 een navorderingsaanslag in de IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 37.088, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 65.773 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 3.777. Voorts is bij beschikking € 1.995 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Op de bezwaarschriften van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de navorderingsaanslagen en de beschikkingen heffingsrente gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen de uitspraken op bezwaar in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen bij uitspraak van 16 oktober 2012 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 maart 2013 te Arnhem. [Aldaar zijn verschenen de gemachtigde van belanghebbende en de Inspecteur.]
De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en afschriften daarvan aan het Hof en de wederpartij overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Feiten
Belanghebbende was in de onderhavige jaren bestuurder en samen met zijn ex-echtgenote ieder voor de helft aandeelhouder van [X] Holding BV. Deze besloten vennootschap was bestuurder en aandeelhouder van Supermarkten [X] BV, waarmee zij een fiscale eenheid vormde als bedoeld in artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.
Belanghebbende heeft op 18 januari 2006 aangifte IB/PVV 2004 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 68.159 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 66.000. De aanslag IB/PVV 2004, gedagtekend 8 december 2006, is conform de ingediende aangifte opgelegd.
Belanghebbende heeft op 30 oktober 2006 aangifte IB/PVV 2005 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 67.001. De aanslag IB/PVV 2005, gedagtekend 28 september 2007, is conform de ingediende aangifte opgelegd.
Belanghebbende heeft op 6 juni 2008 aangifte IB/PVV 2006 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 79.736 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 72.000. De aanslag IB/PVV 2006, gedagtekend 10 december 2010, is conform de ingediende aangifte opgelegd.
Belanghebbende heeft op 24 april 2009 aangifte IB/PVV 2007 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 37.088 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 3.777. De aanslag IB/PVV 2007, gedagtekend 9 oktober 2009, is conform de ingediende aangifte opgelegd.
Op 30 mei 2008 is aan [X]Holding BV een boekenonderzoek aangekondigd, waarvan met dagtekening 15 juni 2011 een rapport is opgemaakt. Daarin is onder meer het volgende vermeld:
“3.1.1 Omzetafromingen
Gedurende het boekenonderzoek is onder andere aandacht besteed aan de volledigheid van de omzet. Hierbij zijn uiteindelijk de backup kassabestanden van de franchisegever [.] geanalyseerd. Uit deze analyse bleek dat er met grote regelmaat negatieve aanslagen plaatsvonden op de kassa’s. Deze negatieve aanslagen vonden vrijwel altijd plaats op zaterdagmorgen. Het tijdstip van deze negatieve aanslagen was meestal rond openingstijd, meestal de eerste bon op een kassa. In totaal gaat het hierbij om negatieve aanslagen van € 1.700 oplopend naar € 2.500 per week. De negatieve aanslagen werden verdeeld over enkele kassa’s. Deze negatieve aanslagen zijn geregistreerd op de non-scan artikelgroepen (geen barcode), met name KWHOUDBAAR NS en AGF NS.
Strafrechtelijke vervolging
Gezien de aard en omvang van de onregelmatigheden in de kassa moest contact worden opgenomen met de boetefraude coördinator. Uiteindelijk heeft dit geleid tot contacten met de FIOD. De FIOD heeft een strafrechtelijk onderzoek ingesteld en meerdere invallen verricht waarbij diverse zaken in beslag zijn genomen.
De heer [X] heeft tijdens zijn verhoor bekend belastingfraude te hebben gepleegd door de omzet af te romen. Tevens heeft hij bekend deze bedragen voor privé-doeleinden te hebben gebruikt.
Verwerpen kasadministratie
Op basis van de bevindingen bij het strafrechtelijk onderzoek kan de kasadministratie niet dienen als een deugdelijke grondslag voor de winstberekening. Ik verwerp dan ook deze administratie.
Correcties
De aangegeven omzet over de jaren 2004 tot en met 2008 wordt gecorrigeerd op grond van geconstateerde omzetafroming.
(...).
Er is sprake van de volgende omzetafromingen per jaar.
Jaar |
Omzetafroming |
2004 |
€ 88.400 |
2005 |
€ 90.100 |
2006 |
€ 110.733 |
2007 |
€ 131.547 |
2008 |
€ 84.237 |
Totaal |
€ 505.017 |
Voor de periode tot en met medio 2005 waren alleen de dagomzetten per winkelassortimentsgroepen beschikbaar. Dit is een saldo van positieve en negatieve bedragen, de werkelijke onttrekkingen zijn dus zeer waarschijnlijk aanmerkelijk hoger geweest. Om een redelijke schatting te maken van de werkelijke onttrekkingen in geheel 2004 en het eerste halfjaar van 2005 zijn de onttrekkingen gesteld op het wekelijks terugkerende totaal bedrag van € 1.700.
Voor de periode vanaf medio 2005 is gebruik gemaakt van de data op transactieniveau.”
Op 11 februari 2009 is besloten een strafrechtelijk onderzoek in te stellen tegen belanghebbende, zijn ex-echtgenote, zijn zoon en de besloten vennootschappen. Tot de stukken van het geding behoort een proces-verbaal van de FIOD-ECD van 26 augustus 2010. Daarin is onder meer het volgende vermeld:
“(Hof: blz. 18) (Gevraagd wordt vanaf wanneer gehoorde negatieve kas heeft geboekt binnen zijn supermarkt)
“Vanaf het moment dat u mij de gegevens hebt getoond. Ik heb deze bedragen geboekt vanaf eind 2005 tot en met eind 2008. Ik wilde dit niet langer dus ben ik er mee gestopt.”
(Hof: blz. 40) Mededeling verbalisanten:
Er blijken met grote regelmaat ronde bedragen negatief aangeslagen te worden op de kassa’s. Uit nadere analyse komt daarbij het volgende naar voren:
- -
-
negatieve aanslagen vinden vrijwel altijd plaats op zaterdagmorgen.
- -
-
het tijdstip is meestal rond openingstijd, meestal de eerste bon op een kassa.
- -
-
de bedragen verschillen per kassa van -/- € 50 tot -/- € 1.700.
- -
-
in totaal gaat het iedere week om -/- € 1.700 eind 2005 (eerste week waarin bestanden beschikbaar zijn) oplopend naar -/- € 2.000 halverwege 2006 en -/- € 2.500 aan het einde van het jaar 2006 en het jaar 2007.
- -
-
meestal slechts 1 transactie op een bon (alleen de negatieve). Dus geen correctie binnen de bon.
- -
-
de negatieve aanslagen worden verdeeld over enkele kassa’s.
- -
-
de negatieve aanslagen worden verdeeld over verschillende cassièrecodes
- -
-
de negatieve bedragen worden aangeslagen onder negatieve EAN (non scan) codes.
- -
-
Deze negatieve bedragen zitten niet meer in de omzet volgens de kassabestanden, omdat deze hiervan zijn afgetrokken.
- -
-
Op de gekopieerde Xis-weeklijsten is voor een aantal hoofdgroepen altijd sprake van negatieve omzet. Het betreft altijd de categorie non-scanartikelen.
- -
-
bepaalde non-scan productgroepen vertonen wekelijks negatieve saldo’s
Gelet op bovenstaande bevindingen bestaat bij ons het vermoeden dat wekelijks de kassa
wordt afgeroomd voor bedragen tussen de € 1.700 en € 2.500 in de periode 2005-2008.
(Gevraagd wordt om een reactie)
“Ja, dat klopt wat ik eerder verklaard heb. Het klopt wat u mij voorhoudt.”
(Gevraagd wordt wie bovenstaande handelingen hebben verricht en over welke periode)
“Ik heb bovenstaande handelingen verricht. Alleen ik heb deze handelingen verricht, niemand anders.”
(…)
(Wie verzorgt de dagelijkse boekhouding bij u op kantoor.)
“Ik verzorg de dagelijkse boekhouding op kantoor. Ik doe het kasboek, personeelsbeheer. Ik verwerk de kassabestanden en ik maak het kasboek. Deze gegevens gaan weer naar de[adviseur]. Tegenwoordig doe ik dit in Profit, deze gegevens worden door mij handmatig overgezet. Eerder gebeurde dit in Excel.”
(…)
(Hof: blz. 42)(Waarom zijn deze negatieve kassa-aanslagen gemaakt.)
“Zodat de directie, voor privé gebruik extra geld ter beschikking had.”
(…)
(Nadat hem was gevraagd wat er met het aan de onderneming onttrokken geld was gebeurd.)
“De directie heeft daar heel goed van geleefd. Daar bedoel ik mee mijzelf en mevrouw [Y]
(…)
(Hof: blz. 49)(Gevraagd wordt wie de aangiften Inkomstenbelasting over de jaren 2005-2008 heeft ingevuld, wie ze heeft ondertekend, wie ze heeft ingezonden aan de Belastingdienst)
[adviseur] op basis van door mij aangeleverde gegevens.”
(Gevraagd wordt of gehoorde van mening is of betreffende aangiften Inkomstenbelasting van [X], op basis van hetgeen hiervoor besproken, juist of onjuist zijn gedaan)
“Onjuist.”
(Waarom denkt u dat.)
“Omdat ik inkomsten vanuit de BV niet heb opgegeven.”
(Nadat was gevraagd in hoeverre de belastingadviseur op de hoogte was van de negatieve omzetboekingen in de kassa op zaterdagmorgen. Wist hij hiervan bij het doen van deze aangiften.)
“Nee. Dat weet ik zeker.””
In aansluiting op de bevindingen van het boekenonderzoek zijn op 31 december 2010 (IB/PVV 2004 en 2005), 26 februari 2011 (IB/PVV 2006) en 8 januari 2011 (IB/PVV 2007) de onderhavige navorderingsaanslagen IB/PVV opgelegd. Daarbij zijn de in het rapport van het boekenonderzoek onder 3.1.4 genoemde bedragen aan omzetafroming voor 50% aan belanghebbende toegerekend en aangemerkt als belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang.
3 Geschil
Voor alle jaren is tussen partijen in geschil of de Inspecteur artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft nageleefd.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de Inspecteur bevestigend.
2004
Tussen partijen is verder in geschil of:
- -
-
de navorderingsaanslag tijdig is opgelegd;
- -
-
de bewijslast dient te worden omgekeerd en verzwaard;
- -
-
zo ja, of er sprake is van een redelijke schatting;
- -
-
zo nee, of de Inspecteur in zijn bewijslast is geslaagd.
Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend en de Inspecteur bevestigend.
2005
Tussen partijen is verder in geschil of:
- -
-
de navorderingsaanslag tijdig is opgelegd;
- -
-
de bewijslast dient te worden omgekeerd en verzwaard;
- -
-
zo ja, of er sprake is van een redelijke schatting;
- -
-
zo nee, of de Inspecteur in zijn bewijslast is geslaagd.
Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend en de Inspecteur bevestigend.
2006
Tussen partijen is verder enkel in geschil of de Inspecteur terecht een navorderingsaanslag heeft opgelegd, omdat belanghebbende te kwader trouw is als bedoeld in artikel 16 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR). Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de Inspecteur bevestigend. Tussen partijen is niet meer in geschil dat er geen sprake is van een nieuw feit in de zin van artikel 16 van de AWR.
2007
Tussen partijen is verder enkel in geschil of de Inspecteur terecht een navorderingsaanslag heeft opgelegd, omdat belanghebbende te kwader trouw is als bedoeld in artikel 16 van de AWR. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de Inspecteur bevestigend. Tussen partijen is niet meer in geschil dat er geen sprake is van een nieuw feit in de zin van artikel 16 van de AWR.