Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-09-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:6630, BK 12/00360
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-09-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:6630, BK 12/00360
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 10 september 2013
- Datum publicatie
- 13 september 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2013:6630
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBLEE:2012:BY3362, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- BK 12/00360
Inhoudsindicatie
In geschil is:
1e. of de vergoedingen van de door B betaalde contributies van de O1 vrije vergoedingen in de zin van artikel 11, lid 1, aanhef en onderdeel a, en Hoofdstuk IIA van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: de Wet) zijn;
2e . of de Inspecteur terecht een vergrijpboete als bedoeld in artikel 67f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) aan belanghebbende heeft opgelegd.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
nummer 12/00360
uitspraakdatum: 10 september 2013
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Noord, kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden (hierna: de Rechtbank) van 1 november 2012, nummer AWB 12/838, in het geding tussen Inspecteur en
[X] b.v. te [Z] (hierna: belanghebbende)
1 Ontstaan en loop van het geding
De Inspecteur heeft aan belanghebbende voor het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december 2008 (hierna: het naheffingstijdvak) een naheffingsaanslag loonheffing opgelegd ten bedrage van € 4.157 (hierna: de naheffingsaanslag). Daarbij heeft de Inspecteur een vergrijpboete van € 242 opgelegd (hierna: de boetebeschikking) en € 539 heffingsrente in rekening gebracht (hierna: de beschikking heffingsrente).
Belanghebbende heeft tegen de naheffingsaanslag, de boetebeschikking en de beschikking heffingsrente bezwaar gemaakt. Bij uitspraak van 5 maart 2012 heeft de Inspecteur het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 1 november 2012 gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 2.426, verstaan dat de Inspecteur de heffingsrente dienovereenkomstig vermindert, de boetebeschikking vernietigd, de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 874 veroordeeld en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 310 vergoedt.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juli 2013 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende, mr. J.P. Steenhuis, bijgestaan door [B], alsmede [C] en [D] namens de Inspecteur.
Tegelijkertijd zijn ter zitting met instemming van partijen de hoger beroepen van de Inspecteur en belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 1 november 2012, nr. AWB 12/837, behandeld. Deze uitspraak betreft het beroep van [E] b.v. inzake de naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen, premie werknemersverzekeringen en premie Zorgverzekeringswet voor het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december 2009 alsmede de daarbij gegeven boetebeschikking en beschikking heffingsrente.
Partijen hebben een pleitnota overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Enig aandeelhouder van belanghebbende was in het naheffingstijdvak de Stichting [F]. De aandelen van belanghebbende waren gecertificeerd. Houder van de certificaten van de aandelen van belanghebbende was [B] (hierna: [B1]).
Belanghebbende was in het naheffingstijdvak de moedermaatschappij van de [G] (hierna: het concern). Tot het concern behoorden, naast belanghebbende, 8 100%-deelnemingen, waaronder [H] b.v (hierna: [H1] b.v.), [I] b.v. (hierna: [I1] b.v.), [J] b.v. (hierna: [J1] b.v.) en [E] b.v. (hierna: [E1] b.v.). [H1] b.v. exploiteerde het [K] in [Z], [I1] b.v. exploiteerde het [L] te [Z], [J1] b.v. exploiteerde het hotel [M] op [N] en [E1] b.v. stelde werknemers ter beschikking aan onder andere [H1] b.v., [I1] b.v en [J1] b.v..
In het naheffingstijdvak was [B1] directeur en enig werknemer van belanghebbende. De overige werknemers van het concern waren in dienst bij [E1] b.v..
[B1] was in het naheffingstijdvak lid van de [O] (hierna: [O1]). De contributie van de [O1] bedroeg in 2006 € 541, in 2007 € 595 en in 2008 eveneens € 595. [B1] heeft deze contributies betaald. Belanghebbende heeft [B1] de contributiebetalingen vergoed. Over deze vergoedingen heeft belanghebbende geen loonheffing ingehouden en afgedragen.
De statutaire doelstelling van de [O1] is het bevorderen van de economische bedrijvigheid en ontwikkeling van Noord-Nederland. De [O1] tracht dit doel volgens de statuten te bereiken door:
- het creëren van de randvoorwaarden ter bevordering van de contacten tussen de leden onderling;
- kennisoverdracht en educatie;
- op andere wijzen welke het doel kunnen bevorderen.
[B1] was op persoonlijke titel lid van de [O1]. De [O1] is een besloten club en heeft een ballotagecommissie. De ballotage is gericht op het in stand houden van een goede balans tussen de diverse economische branches en de posities die de leden bekleden binnen de organisaties waarin zij actief zijn. Als een lid niet meer voldoet aan de hierna onder 2.7 vermelde toelatingseisen, wordt hij geacht zich uit te schrijven.
Als leden kunnen worden toegelaten:
- eigenaren en statutaire directeuren van ondernemingen van relevante omvang, of diens plaatsvervangers wanneer de eigenaar of de directeur lid is;
- zij die op directieniveau in een regionale vestiging van een onderneming werkzaam zijn;
- beroepsbeoefenaren van vrije beroepen en/of zelfstandige ondernemers die zich qua dienstverlening op de commerciële markt begeven, actief zijn in hun branche en op directieniveau functioneren, een goede reputatie genieten en ten minste drie jaren bedrijfsmatig bestaan;
- zij die in overheidsdienst of bij een onderwijsinstelling eindverantwoordelijk bestuurder zijn;
- zij die naar het oordeel van het bestuur een belangrijke bijdrage aan het bereiken van het doel van de vereniging kunnen leveren, per bedrijf maximaal twee clubleden;
- bij grote instellingen met meerdere entiteiten kan hiervan afgeweken worden.
De [O1] ontplooit diverse activiteiten. Zo heeft zij zich beziggehouden met de plannen voor een zweeftrein in Noord-Nederland en voor een tram in de stad [Z]. Verder heeft de [O1] een uitwisseling met ondernemers uit [P] (Duitsland) georganiseerd.
De belastingdienst heeft bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld. Onderzocht is onder meer de aanvaardbaarheid van de aangiften loonheffingen voor de jaren 2004 tot en met 2008. Van het boekenonderzoek is een rapport opgemaakt dat is gedagtekend 1 november 2011 (hierna: het controlerapport).
In het controlerapport is onder het kopje “[O2]” opgemerkt:
“Het lidmaatschap voor een zogenoemde serviceclub of sociëteit (zoals de [O2]) heeft – niet tegenstaande een eventuele zakelijke beweegreden – een zozeer overwegend privé-karakter dat dit niet belastingvrij kan worden vergoed. In artikel 2 van de statuten van de [O2] staat het volgende: ‘De vereniging heeft ten doel het bevorderen van de economische bedrijvigheid en de ontwikkeling in Noord Nederland’. Hieruit concluderen wij dat er geen sprake is van een directe belangenbehartiging. Er is sprake van een algemene belangenbehartiging in de meest ruime zin, zoals geformuleerd in artikel 2 van de statuten, waaraan enige exclusiviteit niet vreemd hoeft te zijn. Niet ontkend wordt dat er een zakelijk element aanwezig zou kunnen zijn, maar deze is van ondergeschikt belang. De toegezonden agenda’s van de [O2] bevestigen dit beeld (bijv. clublunch, palingparty etc.) Overigens wijzen wij erop dat de factuur niet gericht is aan het hotel, maar aan [K] in privé.
[Belanghebbende] vergoedt aan [K] de door hem betaalde lidmaatschapsbedragen. Het betreft een voordeel, voortvloeiende uit de dienstbetrekking. Het betreffen geen kosten met betrekking tot verwerving, inning en behoud van de inkomsten. Er worden netto bedragen vergoed. Het tabeltarief is van toepassing.
Correctie:
(…)
2006: (…) € 541
2007: (…) € 595
2008: (…) € 595”
Belanghebbende heeft aan [B1] in het naheffingstijdvak een auto ter beschikking gesteld. In het controlerapport is onder het kopje “Auto van de zaak” opgemerkt:
“Correcties [X] BV
[K] rijdt in een auto van de zaak. Voor de Peugeot met kenteken (…) werd rekening gehouden met een te lage bijtelling. In 2006 werd rekening gehouden met een bedrag van € 675 per maand. Per jaar: € 8.100.
De cataloguswaarde is € 43.320. Zoals aangegeven in de bespreking van 22 juni 2011 zal het enkelvoudig tarief worden toegepast. Inhoudingsplichtige dient de hieronder berekende loonheffing op [K] te verhalen.
Correctie 2006:
(…) € 733
Correctie 2007:
(…) € 733
Ingaande 8 februari 2008 rijdt [K] in een Mitsubishi, kenteken (…). Er had voor het jaar rekening moeten worden gehouden met de volgende bedragen:
(…)
Te weinig aangegeven: (…) € 1.847
Correctie 2008
(…) € 960
(…)”
Op grond van deze bevindingen heeft de Inspecteur € 2.426 nageheven. Belanghebbende is met deze naheffing akkoord gegaan.
De aangiften van belanghebbende voor de loonheffingen werden verzorgd door mevrouw [Q] (hierna:[Q1]) die in dienst was bij [E1] b.v.. [Q1] was daarnaast al geruime tijd in dienst bij [R] Registeraccountants. [Q1] heeft een HBO-opleiding gevolgd. Verder heeft zij cursussen over het voeren van een loonadministratie gevolgd. [R] Registeraccountants controleerde de door [Q1] gevoerde loonadministratie. De controle beperkte zich tot een twee maal per jaar nemen van een steekproef. Naleving van specifieke wet- en regelgeving behoorden volgens de controleopdracht tot de verantwoordelijkheden van het bestuur en het toezichthoudend orgaan van het concern.
In controlerapport wordt onder het kopje “Vergrijpboete” onder meer het volgende opgemerkt:
“ (…)
Ingaande het jaar 2006 maakt de auto van de zaak onderdeel uit van de loonbelasting (en ZVW). In de door de Belastingdienst verstrekte handboeken Loonheffingen staat op duidelijke wijze vermeld op welke wijze de auto van de zaak in de loonheffing betrokken moet worden en hoe de cataloguswaarde dient te worden vastgesteld. Van het bedrijf mag verwacht worden dat de verwerking van de auto van de zaak in de loonadministratie op juiste wijze gebeurt.
Inhoudingsplichtige heeft zich door deze handelswijze willens en wetens (bewust) blootgesteld aan de (reële) kans dat deze onbelaste verstrekking bovenmatig is. Er is sprake van ernstige verwijtbaarheid, gelijk te stellen aan grove schuld.
€ 2006 2007 2008 totaal
Boete 73 73 96 242”
Op grond van deze bevindingen heeft de Inspecteur een vergrijpboete van € 242 opgelegd.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is:
1e. of de vergoedingen van de door [B1] betaalde contributies van de [O1] vrije vergoedingen in de zin van artikel 11, lid 1, aanhef en onderdeel a, en Hoofdstuk IIA van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: de Wet) zijn;
2e . of de Inspecteur terecht een vergrijpboete als bedoeld in artikel 67f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) aan belanghebbende heeft opgelegd.
De Inspecteur beantwoordt de eerste vraag ontkennend en de tweede bevestigend. Belanghebbende beantwoordt de eerste vraag bevestigend en de tweede vraag ontkennend.
Partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot bevestiging van de uitspraak op bezwaar.
Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.