Home

Rechtbank Leeuwarden, 01-11-2012, BY3362, AWB 12/838

Rechtbank Leeuwarden, 01-11-2012, BY3362, AWB 12/838

Gegevens

Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Datum uitspraak
1 november 2012
Datum publicatie
16 november 2012
ECLI
ECLI:NL:RBLEE:2012:BY3362
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 12/838

Inhoudsindicatie

Loonbelasting. Kosten lidmaatschap Commerciële Club kunnen belastingvrij worden vergoed. Boete privé-gebruik auto vernietigd. Grove schuld eiseres niet aannemelijk.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector bestuursrecht, belastingkamer

procedurenummer: AWB 12/838

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 november 2012 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

in het geding tussen

[eiseres],

gevestigd te [vestigingsplaats],

eiseres,

gemachtigde [gemachtigde],

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Groningen,

verweerder,

gemachtigde [gemachtigde].

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres voor de periode 1 januari 2006 tot en met 31 december 2008 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [aanslagnummer]) loonbelasting/premie volksverzekeringen (LH/PVV) opgelegd ten bedrage van € 4.157. Hierbij heeft verweerder bij beschikking tot een bedrag van € 539 heffingsrente in rekening gebracht. Verder heeft verweerder bij beschikking een boete aan eiseres opgelegd ten bedrage van € 242.

Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 5 maart 2012 de naheffingsaanslag, de beschikking heffingsrente en de boetebeschikking gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen bij brief van 10 april 2012, ontvangen bij de rechtbank op 11 april 2012, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 augustus 2012 te Leeuwarden. Eiseres is daar vertegenwoordig door [naam] en haar bovengenoemde gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn bovengenoemde gemachtigde, bijgestaan door [naam].

Motivering

Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

1.1 Eiseres is een beheermaatschappij. De aandelen van eiseres werden gehouden door Stichting Administratiekantoor [X]. De certificaten van deze aandelen waren in het bezit van [X]. Eiseres nam direct dan wel indirect voor 100% deel in acht dochtervennootschappen. Eiseres dochtervennootschap [Y] B.V. exploiteerde het [A] Hotel in [P]. Eiseres' dochtervennootschap [Z] B.V. exploiteerde het [B] Hostel in het centrum van [P] en haar dochtervennootschap [Q] exploiteerde het hotel [C] te Ameland.

1.2 [X] was in de jaren 2006 tot en met 2008 enig werknemer van eiseres. Hij was in die hoedanigheid algemeen directeur van de zogenoemde [S]-groep, bestaande uit eiseres en haar dochtervennootschappen. De overige werknemers van de [S]-groep waren in dienst bij eiseres' dochtervennootschap [R] B.V.

1.3 [X] was lid van de Commerciële Club [P] (de [CC]). [X] betaalde jaarlijks lidmaatschapsgeld voor de club. Het lidmaatschapsgeld voor het jaar 2006 bedroeg € 541 en voor elk van de jaren 2007 en 2008 € 595. Eiseres heeft dit door [X] betaalde lidmaatschapsgeld aan hem vergoed. Hierover heeft eiseres geen LH/PVV ingehouden en afgedragen.

1.4 De statutaire doelstelling van de [CC] is het bevorderen van de economische bedrijvigheid en ontwikkeling van Noord-Nederland. De [CC] tracht dit doel volgens de statuten te bereiken door:

- het creëren van de randvoorwaarden ter bevordering van de contacten tussen de leden onderling;

- kennisoverdracht en educatie;

- op andere wijzen welke het doel kunnen bevorderen.

1.5 Het lidmaatschap van de [CC] is op persoonlijke titel. De [CC] is een gesloten club en heeft een ballotagecommissie. De ballotage is gericht op het in stand houden van een goede balans tussen de diverse economische branches en de positie die een lid bekleedt binnen de organisatie waar een lid actief is. Als een lid niet meer voldoet aan de hierna vermelde toelatingseisen, wordt hij of zij geacht zich uit te schrijven.

1.6 Als leden kunnen worden toegelaten:

- eigenaren en statutaire directeuren van ondernemingen van relevante omvang, of diens plaatsvervangers wanneer de eigenaar of de directeur lid is;

- zij die op directieniveau in een regionale vestiging van een onderneming werkzaam zijn;

- beroepsbeoefenaren van vrije beroepen en/of zelfstandige ondernemers die zich qua dienstverlening op de commerciële markt begeven, actief zijn in hun branche en op directieniveau functioneren, een goede reputatie genieten en tenminste drie jaren bedrijfsmatig bestaan;

- zij die in overheidsdienst of bij een onderwijsinstelling eindverantwoordelijk bestuurder zijn;

- zij die naar het oordeel van het bestuur een belangrijke bijdrage aan het bereiken van het doel van de vereniging kunnen leveren, per bedrijf maximaal twee clubleden;

- bij grote instellingen met meerdere entiteiten kan hiervan afgeweken worden.

1.7 De [CC] heeft zich onder meer beziggehouden met de eventuele komst van de zweeftrein in Noord-Nederland. De [CC] heeft ook een uitwisseling met ondernemers uit Oldenburg georganiseerd. [X] is tijdens die uitwisseling gevraagd of hij daar een hotel zou willen bouwen. De [CC] heeft een afdeling "cityclub", die zich onder meer bezighoudt met de eventuele komst van een tram in de stad [P]. Een lid van de [CC], zijnde eigenaar van een scheepswerf, wilde met [X] prijsafspraken maken om werknemers onder te brengen in het [A] Hotel. Verder hebben leden van de [CC] het [A] Hotel aan hun connecties aanbevolen, zodat het [A] Hotel hierdoor extra gasten welkom heeft kunnen heten.

1.8 Volgens de door verweerder op 18 juni 2012 geraadpleegde agenda van de [CC] bestonden de activiteiten van de [CC] uit:

- palingparty op woensdag 20 juni;

- zomerborrel op woensdag 8 augustus;

- bezoek aan Oldenburg op dinsdag 4 september;

- nieuwe ledenbijeenkomst op maandag 10 september;

- lezing op maandag 10 september.

1.9 Het programma van een door de [CC] georganiseerde avond ziet er in grote lijnen als volgt uit: aanvang 18.00 uur en achtereenvolgens borrel, buffet, spreker en naborrelen.

1.10 Verweerder heeft bij eiseres een boekenonderzoek gehouden, waarbij onder meer de aanvaardbaarheid van de aangiften loonheffingen over de jaren 2004 tot en met 2008 is onderzocht. Van het onderzoek is op 1 november 2011 een rapport (het controlerapport) opgemaakt.

1.11 In het controlerapport heeft verweerder geconcludeerd dat eiseres het lidmaatschapsgeld ten onrechte belastingvrij heeft vergoed aan [X]. Volgens verweerder kan niet ontkend worden dat er een zakelijk element aanwezig zou kunnen zijn, maar dit is van ondergeschikt belang. Verweerder heeft aldus geconcludeerd dat ter zake een bedrag van € 1.731 aan LH/PVV voor de jaren 2006, 2007 en 2008 moet worden nageheven van eiseres.

1.12 Eiseres diende zelf haar aangiften loonheffingen in. Deze aangiften werden verzorgd door mevrouw [M], die werkzaam was voor de [S]-groep. [M] was daarnaast reeds lange tijd in dienst bij [F] Registeraccountants. [M] heeft een HBO-opleiding genoten en allerlei cursussen gevolgd ten aanzien van het verwerken van de (loon)administratie. [M] werd ten aanzien van haar werkzaamheden voor eiseres gecontroleerd door [F] Registeraccountants. Dit betreft een beperkte controleopdracht. Door [F] Registeraccountants werd ter zake twee maal per jaar een steekproef gehouden. Naleving van specifieke wet- en regelgeving behoren volgens de controleopdracht tot de verantwoordelijkheden van het bestuur en het toezichthoudend orgaan van het concern.

1.13 Eiseres heeft aan [X] in de jaren 2006 tot en met 2008 een auto ter beschikking gesteld. Tot 8 februari 2008 betrof dit een Peugeot en vanaf 8 februari 2008 betrof dit een Mitsubishi. Eiseres heeft bij de berekening van het voordeel inzake het privé-gebruik van de auto's door [X] de aankoopwaarde van de auto als uitgangspunt genomen in plaats van de cataloguswaarde. Verweerder heeft dit tijdens de controle ontdekt en heeft ter zake geconcludeerd tot een naheffing aan LH/PVV van € 2.426. Eiseres is met deze naheffing akkoord gegaan.

1.14 In het controlerapport heeft verweerder aangekondigd dat hij aan eiseres voor de onder punt 1.13 vermelde correctie een boete zal opleggen van 10%. Hierbij heeft verweerder meegedeeld dat in de door de Belastingdienst verstrekte handboeken Loonheffingen duidelijk staat vermeld op welke wijze de auto van de zaak in de loonheffing betrokken moet worden en hoe de cataloguswaarde dient te worden vastgesteld. Van eiseres mag verwacht worden dat de verwerking van de auto van de zaak in de loonadministratie op juiste wijze gebeurd. Eiseres heeft zich volgens verweerder door deze handelwijze willens en wetens (bewust) blootgesteld aan de (reële) kans dat deze onbelaste verstrekking bovenmatig is. Er is sprake van ernstige verwijtbaarheid, gelijk te stellen aan grove schuld. Verweerder heeft de boete gematigd tot 10%, nu de gemaakte fout met de catalogusprijs niet meer voor kan komen.

1.15 Overeenkomstig de conclusies in het controlerapport heeft verweerder aan eiseres de bij het procesverloop vermelde naheffingsaanslag LB/PVV en boetebeschikking opgelegd. Op het bezwaar van eiseres heeft verweerder deze naheffingsaanslag en boetebeschikking gehandhaafd.

Geschil

2.1 In geschil is het antwoord op de volgende vragen:

a. Heeft verweerder terecht een bedrag van € 1.731 nageheven wegens de door eiseres aan [X] vergoede kosten van het lidmaatschap van de [CC]?

b. Heeft verweerder terecht een boete opgelegd ten aanzien van de nageheven LB/PVV wegens het tot een te laag bedrag berekende voordeel inzake het privé-gebruik van de auto?

2.2 Eiseres beantwoordt deze vragen ontkennend. Zij heeft - kort weergegeven - de volgende standpunten aangevoerd:

a. Het lidmaatschap van de [CC] is in overwegende mate van zakelijke aard. Dit brengt mee dat eiseres het lidmaatschapsgeld belastingvrij aan [X] kon vergoeden.

b. Eiseres is altijd op een zorgvuldige manier omgegaan met de loonadministratie. zij schakelde voor de uit te voeren werkzaamheden capabele mensen in. Desondanks is abusievelijk een onjuiste grondslag voor het berekenen van de bijtelling gehanteerd. Volgens eiseres kan onmogelijk worden gesproken over grove schuld.

2.3 Verweerder houdt vast aan zijn standpunt dat de onder 2.1 vermelde vragen bevestigend moeten worden beantwoord.

Beoordeling van het geschil

Vergoeding lidmaatschapsgeld [CC]

3.1 Ingevolge artikel 15, aanhef en onderdeel a, van de Wet op de loonbelasting 1964, zoals dit artikel voor de jaren 2006 tot en met 2008 gold, zijn vrije vergoedingen: vergoedingen voorzover zij geacht kunnen worden te strekken tot bestrijding van kosten, lasten en afschrijvingen ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking.

3.2 Vaststaat dat [X] in dienstbetrekking was bij eiseres en dat hij daar de functie van algemeen directeur van de [S]-groep uitoefende. Uit de vaststaande feiten (zie punt 1.1) volgt dat de [S]-groep een hotelconcern betreft. De rechtbank gaat er aldus vanuit dat de door [X] in dienstbetrekking verrichtte werkzaamheden voor eiseres - kort gezegd - kunnen worden omschreven als het runnen van een hotelconcern. Uit de vaststaande feiten volgt dat de [CC] statutair tot doel heeft het bevorderen van de economische bedrijvigheid en ontwikkeling van Noord-Nederland. Nastreving van dit doel acht de rechtbank van wezenlijk belang voor een succesvolle exploitatie van eiseres' hotelconcern. Gelet op de onder punt 1.7 vermelde feiten, acht de rechtbank aannemelijk dat de [CC] ook feitelijk trachtte zijn statutaire doelstelling te bereiken. Tevens acht de rechtbank aannemelijk dat het lidmaatschap van [X] van de [CC] eiseres zakelijke voordelen heeft opgeleverd. De rechtbank acht dan ook aannemelijk dat het lidmaatschap van de [CC] objectief gesproken kon bijdragen aan een behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking van [X]. Hieraan doet niet af dat [X] op persoonlijke titel lid was van de [CC], aangezien de toelatingseisen (zie punt 1.6) niet zijn gericht op de persoon, maar op de functie die een persoon bekleedt voor een onderneming c.q. organisatie of als zelfstandig beroepsuitoefenaar. Verder wijst de rechtbank verweerder erop dat de ballotage evenmin is gericht op de persoon, maar op de branche waarin de persoon actief is. Gelet op de onder de punten 1.8 en 1.9 vermelde activiteiten en programma, waarbij de rechtbank er vanuit gaat dat deze vergelijkbaar waren met die in de jaren 2006 tot en met 2008, heeft het lidmaatschap van het [CC] naar het oordeel van de rechtbank tevens kunnen leiden tot bevrediging van de persoonlijke behoeften van [X]. Voor zover verweerder heeft betoogd dat de kosten dan alleen belastingvrij kunnen worden vergoed voorzover de kosten van het lidmaatschap meer bedragen dan de kosten die een belastingplichtige zou maken die niet een dienstbetrekking als die van [X] vervult, maar wat inkomen, vermogen en gezin betreft in dezelfde omstandigheden verkeert, oordeelt de rechtbank als volgt. Nog daargelaten of bij de beoordeling van de vraag of sprake is van vrije vergoedingen het vergelijkingscriterium nog een rol speelt, overweegt de rechtbank dat

belastingplichtigen die niet een dienstbetrekking als die van [X] vervullen, gelet op de toelatingseisen, niet lid kunnen worden van de [CC]. Vergelijkbare belastingplichtigen zouden dus geen kosten maken voor het lidmaatschap van de [CC]. Dit leidt tot de conclusie dat eiseres de volledige kosten van het lidmaatschap belastingvrij mocht vergoeden aan [X]. De naheffingsaanslag is in zoverre ten onrechte opgelegd. De rechtbank zal deze verminderen met het door verweerder ter zake nageheven bedrag van € 1.731.

Boete inzake de naheffing privé-gebruik auto

3.3 Indien het aan opzet of grove schuld van de inhoudingsplichtige is te wijten dat belasting welke op aangifte moet worden afgedragen niet, dan wel gedeeltelijk niet, is betaald, vormt dit, ingevolge artikel 67f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), een vergrijp ter zake waarvan de inspecteur hem een boete kan opleggen van ten hoogste 100 percent van het bedrag van de belasting dat niet is betaald voor zover dat bedrag als gevolg van de opzet of grove schuld van de inhoudingsplichtige niet is betaald.

3.4 Ingevolge paragraaf 25 van het Besluit bestuurlijke boeten Belastingdienst 1998 legt de inspecteur ingeval van grove schuld een vergrijpboete op van 25 procent.

3.5 Tussen partijen is - naar het oordeel van de rechtbank terecht - niet in geschil dat eiseres te weinig LH/PVV heeft afgedragen over het voordeel inzake het privé-gebruik van de auto's (zie punt 1.13). De vraag moet dan worden beantwoord of het aan de grove schuld van eiseres is te wijten dat te weinig belasting is betaald. De rechtbank overweegt dat eiseres, zijnde een besloten vennootschap, niet zelf deze veronderstelde mate van schuld kan hebben. Ter zitting heeft verweerder desgevraagd verklaard dat deze schuld aanwezig moet zijn bij het bestuur van de vennootschap. De rechtbank volgt verweerder hierin, in die zin dat de rechtbank zal beoordelen of het aan de grove schuld van [X] als directeur van eiseres is te wijten dat het voordeel inzake het privé-gebruik van de auto's tot een te laag bedrag in de loonheffing is betrokken.

3.6 Vaststaat dat [X] [M] heeft ingeschakeld om de loonaangiften te verzorgen. Gelet op de achtergrond van [M] (HBO-opleiding gevolgd en lange tijd in dienst bij [F] Registeraccountants) is de rechtbank van oordeel dat [X] haar voor voldoende deskundig mocht houden en aan haar zorgvuldige taakvervulling inzake de loonadministratie niet behoefde te twijfelen (vergelijk HR 13 februari 2009, nr. 07/12891, LJN BH2586). Aldus was [X] naar het oordeel van de rechtbank niet gehouden om te controleren of [M] de aan [X] ter beschikking gestelde auto's op de juiste wijze in de loonheffing heeft betrokken. Dit geldt temeer nu [M] ten aanzien van haar werkzaamheden voor eiseres, zij het beperkt, werd gecontroleerd door [F] Registeraccountants. De rechtbank acht dan ook niet aannemelijk dat het aan de grove schuld van [X] is te wijten dat eiseres te weinig LH/PVV heeft afgedragen over het voordeel inzake het privé-gebruik van de auto's. Aldus bestaat er ter zake geen grond voor het opleggen van een vergrijpboete. Hieraan doet niet af dat, zoals verweerder heeft gesteld, de boete tot 10% is gematigd, aangezien ook in dat geval aannemelijk moet worden gemaakt dat sprake is van grove schuld.

Heffingsrente

3.7 Het beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de heffingsrente. Nu de met de beschikking heffingsrente samenhangende naheffingsaanslag zal worden verminderd, verstaat de rechtbank dat verweerder het bedrag van de heffingsrente dienovereenkomstig zal verminderen.

Slotsom

3.8 Al het voorgaande leidt tot de slotsom dat de beroepen gericht tegen de naheffingsaanslag, boete en beschikking heffingsrente gegrond zullen worden verklaard. De rechtbank zal de naheffingsaanslag verminderen tot een bedrag van € 2.426 en de boete vernietigen.

Proceskosten

3.9 De rechtbank vindt aan¬lei¬ding verweerder te veroordelen in de kos¬ten die eiseres in verband met de behande¬ling van het beroep redelij¬kerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand forfaitair vastgesteld op € 874 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1). Voor wat betreft de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar heeft moeten maken, volgt uit het bepaalde in artikel 7:15, derde lid, van de Awb dat verweerder hierin alleen kan worden veroordeeld als eiseres in de bezwaarfase hierom heeft verzocht. Nu de rechtbank niet aannemelijk is geworden dat eiseres dit heeft gedaan, heeft zij dus geen recht op een vergoeding van de kosten die zij in verband met de behandeling van het bezwaar heeft moeten maken.

3.10 Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er geen grond om verweerder te veroordelen in de integrale proceskosten van eiseres. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden gezegd dat verweerder bij de uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag tegen beter weten in heeft gehandhaafd (HR 13 april 2007, nr. 41235, LJN BA2802). Evenmin kan worden gezegd dat verweerder in verdergaande mate onzorgvuldig heeft gehandeld (HR 4 februari 2011, nr. 09/02123, LJN BP2975)

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart de beroepen gegrond;

- vernietigt de uitspraken op bezwaar;

- vermindert de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 2.426;

- verstaat dat verweerder de heffingsrente dienovereenkomstig vermindert;

- vernietigt de boetebeschikking;

- bepaalt dat deze uitspraak in zo verre in de plaats treedt van de vernietigde besluiten;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 874;

- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 310 vergoedt.

Aldus gegeven door mr. A.F. Germs-de Goede, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Hiemstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 november 2012.

M. Hiemstra A.F. Germs-de Goede

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Afschrift verzonden op:

fn 17