Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-10-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:7340, BK 11/00230
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-10-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:7340, BK 11/00230
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 1 oktober 2013
- Datum publicatie
- 4 oktober 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2013:7340
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2014:322
- Zaaknummer
- BK 11/00230
Inhoudsindicatie
In hoger beroep is in geschil het antwoord op de volgende vragen:
- Dient de navorderingsaanslag vernietigd te worden omdat de Inspecteur te laat uitspraak op bezwaar heeft gedaan?
- Heeft belanghebbende recht op aftrek van kosten van de werkruimte in de eigen woning ten bedrage van € 1.800?
- Heeft belanghebbende recht op aftrek van € 3.000 voor uit privé overgenomen zaken?
- Heeft belanghebbende recht op zelfstandigenaftrek en meewerkaftrek?
- Handelt de Belastingdienst in strijd met beginselen van behoorlijk bestuur door de inkomstenbelasting niet op gelijke wijze als de omzetbelasting te heffen?
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
nummer 11/00230
uitspraakdatum: 1 oktober 2013
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 8 juli 2011, nummer AWB 10/949, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst Noord (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2004 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 24.036. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 635. Tevens is bij beschikking een vergrijpboete opgelegd van € 635.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de navorderingsaanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd. De boetebeschikking is bij uitspraak op bezwaar vernietigd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Leeuwarden (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 8 juli 2011 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Partijen hebben vervolgens gerepliceerd en gedupliceerd.
Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 december 2012 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord de echtgenoot en gemachtigde van belanghebbende [A] en - namens de Inspecteur - drs. [B] en mr. [C] alsmede [D]. Het Hof heeft het onderzoek ter zitting aangehouden teneinde de gemachtigde van belanghebbende zijn bewijsaanbod gestand te laten doen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
Na de zitting heeft de gemachtigde van belanghebbende bij brief van 13 december 2012 het Hof nadere stukken toegezonden. De Inspecteur heeft bij brief van 18 januari 2013, bij het Hof ingekomen op 21 januari 2013, op de stukken van belanghebbende gereageerd, alsmede nadere stukken ingediend. Belanghebbende heeft hierop gereageerd bij brief van 24 maart 2013. Nadat partijen vervolgens hebben afgezien van een nadere zitting, heeft het Hof het onderzoek gesloten.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende heeft in 2005 een groothandel in danssportbenodigdheden en leidt tevens een organisatie- en adviesbureau in onder meer beveiligingswerkzaamheden (hierna tezamen: de onderneming), gevestigd op haar huisadres. Belanghebbendes echtgenoot voert eveneens werkzaamheden uit voor de onderneming. Daarnaast werkt belanghebbende in dienstbetrekking bij [E] (hierna: [E1]).
Belanghebbende heeft in haar aangifte IB/PVV 2004 een loon uit tegenwoordige dienstbetrekking aangegeven van € 15.876, betreffende [E2]. Tot de stukken van het geding behoren loonspecificaties van [E1] uit 2004 in de periodes 2004-01 tot en met 2004-48. De loonspecificaties van de periodes 2004-49 tot en met 2004-53 ontbreken. Volgens de periodieke loonspecificaties tot en met periode 2004-48 zoals overgelegd door belanghebbende bedraagt het (cumulatief) fiscaal loon € 15.876. In de loonspecificaties staat een uurloon van € 10,47 vermeld.
Tot de stukken van het geding behoort een FIBASE renseigneringsbericht waaruit volgt dat belanghebbende bij [E1] in 2004 een loon van € 17.755 heeft genoten.
Belanghebbende heeft in haar aangifte IB/PVV 2004 vermeld dat zij met ‘[F]/[G]’ geen inkomen heeft genoten.
De Inspecteur heeft op 8 september 2006, in afwijking van de aangifte, een definitieve aanslag IB/PVV 2004 opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.755. Dit is door de Inspecteur berekend aan de hand van door [E] betreffende belanghebbende opgegeven loongegevens.
De Inspecteur heeft vervolgens op 22 februari 2008 een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV voor de jaren 2004 tot en met 2006. Hiervan is op 25 september 2008 een controlerapport opgemaakt waarin, voor zover relevant, het is volgende vermeld:
“(…) Administratie
De heer [A] (echtgenoot van de belastingplichtige) verzorgt de administratie.
De gebeurt met een computer door het boeken van kontante inkomsten en uitgaven.
Bij het bezoek van 22 februari bleek dat de administratie dusdanig was ingericht dat deze niet te volgen was. Om het onderzoek zo spoedig mogelijk te laten verlopen heeft de belastingplichtige (m.n. de heer [A]) de administratie opnieuw opgezet. Van de verschillende activiteiten is geen aparte administratie gevoerd.
Winstberekening
In de aangiften inkomstenbelasting 2004, 2005 en 2006 geeft de belastingplichtige de volgende winst aan:
2004 : nihil
2005 : € 3.075 -/-
2006 : nihil
Gedateerd 19 mei 2008 heb ik de belastingplichtige een overzicht gezonden van de omzet en de kosten, zoals deze in de kasstaten en de dagafschriften van de giro zijn vermeld. Het resultaat van de omzet en de kosten sluit niet aan bij de aangegeven winst.
Bij brief van 18 juni 2008 reageert de belastingplichtige
- 2004 : -“ Mogelijk heb ik e.e.a. op onjuiste wijze verantwoord.
- Op de winst is in mindering gebracht de meewerkaftrek van mijn echtgenote die voldoet aan de 1225 uur. De meewerkaftrek van 3% bedraagt € 149
In 2004 is de privé-computer overgegaan van naar het bedrijf voor een bedrag van € 3.000,
welk bedrag ook in mindering is gebracht op de winst.
Het restant wat dan nog overblijft is verminderd tot € 0 in verband met de zelfstandigenaftrek.
(…)
2004
Werkruimte in de privé-woning.
Tot de ondernemingskosten rekent de belastingplichtige € 1.800 wegens gebruik van de werkruimte in de privé-woning.
(…)
De belastingplichtige beschikt niet over een werkruimte elders.
70% van de arbeidsinkomsten (€ 20.529) en de winst (€ 6.360 na correcties) dient te worden verdiend in of vanuit de werkruimte. De winst bedraagt € 6.360 en de vereiste is i.c. € 18.822.
De belastingplichtige heeft derhalve geen recht op kosten van de werkruimte.
Autokosten.
De belastingplichtige maakt voor de zakelijke ritten gebruik van de auto welke tot het privévermogen behoort. Hij voert een kilometeradministratie en berekent de kosten aan de hand van de forfaitaire aftrek.
Daarnaast claimt hij nog andere autokosten. (w.o. benzinekosten en aanschaf navigatie)
Aangezien de belastingplichtige ervoor heeft gekozen de auto aan te merken als privévermogen zijn alle aftrekbare kosten verdisconteerd in de forfaitaire aftrek.
Telefoonkosten.
De belastingplichtige voert een stelpost op voor zakelijk gebruik van de privé-telefoon. (€ 1.200)
Stelposten worden niet geaccepteerd als zakelijke kosten.
Overige kosten
Bedrijfskleding
Kosten van normale kleding zijn niet aftrekbaar. (…)
Recapitulatie:
Uitgaande van de door de belastingplichtige gevoerde administratie en de fiscale correcties zoals die zijn vermeld, kan de volgende winstberekening worden gemaakt:
(hierbij dient te worden opgemerkt dat de bedragen inclusief omzetbelasting zijn)
Inkomstenbelasting
:
omzet € 37.372,00
kantoor € 538,28
inkoop € 3.193,34
auto € 5.331.33
porti € 494,93
telefoon € 678,03
diversen € 1.938,73
derden € 17.036,80
€ 29.211,44
resultaat bruto/netto € 8.160,56
(…)
Inkomstenbelasting/Premie volksverzekeringen
Inkomen uit werk en woning (box I)
2004 2005 2006
Aangegeven/Vastgesteld inkomen uit € 15.876 (…) (…)
werk en woning (box I)
Correctie ondernemerswinst € 8.160
Gecorrigeerd belastbaar inkomen uit _____________
werk en woning € 24.036
Navorderingsaanslag inkomstenbelasting
Over het jaar 2004 zal ik een navorderingsaanslag inkomstenbelasting opleggen. Deze is gebaseerd op artikel 16 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
(…)”
Naar aanleiding van dit rapport heeft belanghebbende de Inspecteur bij brief van 7 november 2008 als volgt bericht:
“(…)
Berekening aangifte
Ik maak uitdrukkelijk bezwaar tegen de verrichte berekeningen en verrekeningen van de belastingdienst zover bovenstaand bestreden. De recapitulatie over 2004 zouden mijns inziens als volgt eruit moeten zien en ik verzoek U ook de aangifte als zodanig te accepteren;
Omzet € 33.504,51
Kantoor € 2.338,28
Inkoop € 3.193,34
Auto € 5.331,33
Portikosten € 494,93
Telefoon € 1.313,62
Diversen € 3.254,78
Derden € 6.845,08
----------------
€ 10.733,15
Computer e.d. € 3.000,00
----------------
€ 7.733,15
Meewerkaftrek
Gezien het urencriteria komt de echtgenoot van betrokkene in aanmerking voor de meewerkaftrek van 3% over de winst zijnde een bedrag van 322 euro.
Zelfstandigenaftrek
Betrokkene komt op grond van het urencriteria ruimschoots aan de uren benodigd voor de zelfstandigenaftrek.
Hoewel wel aangegeven heeft de belastingdienst in haar berekeningen hier kennelijk geen rekening mee gehouden.
De zelfstandigenaftrek in 2004 bedroeg een bedrag van € 6585,-
Met betrekking tot de winst stond een bedrag open van € 7733,15
In mindering de meewerkaftrek ad € 322,00
In mindering de zelfstandigenaftrek ad € 6585,00
-----------
Totaal € 826,15
Mijns inziens zou bij de aangifte IB belasting 2004, op grond van bovenstaande, een winst van € 826,15 alsnog belast dienen te worden.
(…)”
De Inspecteur heeft vervolgens met dagtekening 16 september 2009 een navorderingsaanslag IB/PVV 2004 opgelegd waarbij het aangegeven belastbare inkomen uit werk en woning ten bedrage van € 15.876 met € 8.160,56 is verhoogd tot € 24.036.
Tot de stukken van het geding behoort een brief van belanghebbende van 17 oktober 2009 met daarin opgenomen een verantwoording van uren ten behoeve van de zelfstandigenaftrek, waarin – samengevat – de volgende uren zijn opgenomen:
Gefactureerde Uren 2004 [F] 483 uur
Werkzaamheden [G] 237 uur
Werkzaamheden algemeen 208 uur
[F] overig 329 uur
[H] adviesbureau 107 uur
Totaal 1264 uur
Bij brief van 13 december 2012 geeft belanghebbende ten behoeve van de zelfstandigenaftrek – samengevat – het volgende urenoverzicht:
(Gefactureerde) Uren 2004 [F] 493 uur + 131 uur reistijd
Werkzaamheden [G] 242 uur
Werkzaamheden algemeen 208 uur
[F] overig 329 uur
[H] adviesbureau 107 uur
Totaal 1510 uur
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In hoger beroep is in geschil het antwoord op de volgende vragen:
- -
-
Dient de navorderingsaanslag vernietigd te worden omdat de Inspecteur te laat uitspraak op bezwaar heeft gedaan?
- -
-
Heeft belanghebbende recht op aftrek van kosten van de werkruimte in de eigen woning ten bedrage van € 1.800?
- -
-
Heeft belanghebbende recht op aftrek van € 3.000 voor uit privé overgenomen zaken?
- -
-
Heeft belanghebbende recht op zelfstandigenaftrek en meewerkaftrek?
- -
-
Handelt de Belastingdienst in strijd met beginselen van behoorlijk bestuur door de inkomstenbelasting niet op gelijke wijze als de omzetbelasting te heffen?
Partijen hebben ter zitting aangegeven dat in hoger beroep geen geschil meer bestaat over de autokosten en telefoonkosten. Evenmin bestaat nog een geschil over de bedrijfskleding. Indien de onder 3.1 genoemde vragen geheel of gedeeltelijk bevestigend moeten worden beantwoord, is voorts in geschil of de Inspecteur zich terecht beroept op interne compensatie. Voorts is in geschil of de Inspecteur terecht heffingsrente heeft berekend.
Belanghebbende beantwoordt de onder 3.1 genoemde vragen bevestigend, de Inspecteur beantwoordt deze ontkennend. Belanghebbende bestrijdt dat de Inspecteur recht op interne compensatie toekomt en bestrijdt eveneens dat zij heffingsrente verschuldigd is.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken en door hen is verklaard ter zitting.
Belanghebbende concludeert, naar het Hof begrijpt, tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak van de Inspecteur en vermindering van het belastbare inkomen uit werk en woning en vernietiging van de beschikking heffingsrente.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.