Hoge Raad, 14-02-2014, ECLI:NL:HR:2014:322, 13/05425
Hoge Raad, 14-02-2014, ECLI:NL:HR:2014:322, 13/05425
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 14 februari 2014
- Datum publicatie
- 14 februari 2014
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2014:322
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2013:7340
- Zaaknummer
- 13/05425
Inhoudsindicatie
HR verklaart het beroep in cassatie n-o met toepassing van art. 80a RO.
Uitspraak
14 februari 2014
Nr. 13/05425
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 oktober 2013, nr. 11/00230, betreffende de aan belanghebbende over het jaar 2004 opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij in rekening gebrachte heffingsrente.
1 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.
2 Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren R.J. Koopman en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2014.