Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-10-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:7935, 13/00276
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-10-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:7935, 13/00276
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 15 oktober 2013
- Datum publicatie
- 31 oktober 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2013:7935
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2014:1311
- Zaaknummer
- 13/00276
Inhoudsindicatie
Loonheffingen.
Autokostenfictie. Ritten naar Oostenrijk. Zakelijk?
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 13/00276
uitspraakdatum: 15 oktober 2013
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van rechtbank Oost-Nederland van 24 januari 2013, nummer AWB 12/1339, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/[P] (hierna: de Inspecteur).
1 Ontstaan en loop van het geding
De Inspecteur heeft aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd en bij beschikking heffingsrente berekend.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag en de beschikking. Bij in één geschrifte vervatte uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur het bezwaar afgewezen.
Belanghebbende is tegen voormelde uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem. De rechtbank Oost-Nederland (hierna: de Rechtbank) heeft, als opvolger van de rechtbank Arnhem, het beroep ongegrond verklaard.
Het beroepschrift tegen de uitspraak van de Rechtbank is op 5 maart 2013 ter griffie ingekomen.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2013 te Arnhem. Namens belanghebbende is daar verschenen haar directeur [A] en haar gemachtigde [B]. Namens de Inspecteur is verschenen [C], bijgestaan door [D]. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
De Rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres en de Inspecteur als verweerder:
‘2.1 Eiseres drijft een onderneming voor handelsbemiddeling. Directeur en enig aandeelhouder is [A].
Bij eiseres is door verweerder een boekenonderzoek ingesteld naar het privé-gebruik in de jaren 2005 tot en met 2010 van de door eiseres aan [A] ter beschikking gestelde auto. Van dit onderzoek is met dagtekening 31 maart 2011 een rapport opgemaakt. In dit rapport staat ten aanzien van de jaren 2005 tot en met 2007 vermeld dat de bijgehouden rittenregistraties niet voldoen aan de formele vereisten en/of niet sluitend zijn, maar dat ze toch worden geaccepteerd. Voorts staat in het rapport, voor zover thans van belang, het volgende vermeld:
“Jaar 2008
Bevindingen
- Meerdere ritten zijn niet in de rittenregistratie verwerkt of zijn onjuist aangegeven;
- De ritten op 15 februari 2008 en 23 februari 2008 zijn privé-ritten. (Ski-vakantie met gezin). De gereden ritten op bovenstaande data zijn als zakelijk in de rittenregistratie vermeld.
Uitwerking
- [A] verklaart dat meerdere ritten niet zijn vermeld in de rittenregistratie. Deze ritten zijn tankbeurten bij belastingplichtige in de "buurt" gelegen tankstations. Deze ritten zijn niet genoteerd vanwege de geringe afstand. Ook zijn door vergissingen (foute datum ingevuld, dag te vroeg of te laat) ritten onjuist genoteerd.
- [A] verklaart dat hij zakelijk naar Oostenrijk reist voor één klant, te weten [E] van [Q] (halve tot anderhalve dag) en dit dan combineert met een privé-vakantie. Zijn gezin rijdt met de auto mee. (…)
4 Correctieverplichtingen loonheffingen
Wettelijk kader
De hoofdregel met betrekking tot een correctie luidt op grond van artikel 28a Wet loonbelasting 1964 dat er sprake is van een correctieverplichting. Inhoudingsplichtige dient voor [A] (losse) correctieberichten in te sturen over de (afgesloten) tijdvakken. Indien inhoudingsplichtige op basis van artikel 28a lid 2 van de Wet op de loonbelasting 1964 niet voldoet aan deze correctieverplichting wordt op grond van artikel 47 en artikel 53 van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen een informatieverplichting opgelegd. Ingeval niet voldaan wordt aan de correctieverplichtingen na het ontvangen van de informatieverplichting zullen aan inhoudingsplichtige op grond van artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen naheffingsaanslagen loonheffingen worden opgelegd. (…)
De bijtelling betreft de zakelijke auto Audi A6 met kenteken [AA-BB-00]. Als grondslag van de te berekenen bijtelling dient inhoudingsplichtige uit te gaan van een fiscale waarde van € 104.504. (…)
6 Overzicht correcties
Aan inhoudingsplichtige worden correctieverplichtingen opgelegd voor de jaren 2008, 2009 en 2010. De correctieberichten over het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2010 dienen te worden ingezonden vóór 1 mei 2011. (…)
7 Boete
(…) Nu sprake is van op te leggen correctieverplichtingen tot het indienen van correctieberichten door belastingplichtige wordt op grond van par 24a lid 3 t/m 6 BBBB in dit geval geen boete opgelegd.
8 Slotopmerkingen
De gevolgen van het boekenonderzoek zijn op 14 januari 2011 besproken met [A] en diens adviseur, [B]. Tevens verwijzen wij naar de op 28 februari 2011 van de adviseur ontvangen brief. De opmerkingen in deze brief zijn, voor zover van toepassing, door ons in het rapport verwerkt en aan het dossier toegevoegd.”
Bij brief van 11 april 2011 heeft eiseres gereageerd op het rapport van het boekenonderzoek. Daarbij heeft eiseres verweerder verzocht direct naheffingsaanslagen op te leggen.
Bij brief van 18 april 2011 heeft verweerder eiseres medegedeeld dat zij toch correctieberichten moet indienen, op de grond dat de correctieberichten nodig zijn om in het geautomatiseerde systeem – dat ook door andere instanties dan de Belastingdienst wordt geraadpleegd – op werknemersniveau de juiste gegevens in de polisadministratie te kunnen invoeren. Daarbij heeft verweerder voorts medegedeeld, dat na het indienen van de correctieberichten een naheffingsaanslag zal worden opgelegd, waartegen bezwaar kan worden gemaakt.
Eiseres heeft bij brief van 21 april 2011 aan verweerder geschreven:
“(…) Nu uit de literatuur blijkt dat het zeer de vraag is of na een correctiebericht er een mogelijkheid is tot het maken van bezwaar en er zelfs gesproken wordt van een "vacuum van rechteloosheid", is het de vraag of er correctieberichten ingediend moeten worden of dat de naheffingsaanslagen afgewacht moeten worden, ten einde een rechtsingang te behouden.”
Bij e-mailbericht van 28 april 2011 heeft verweerder aan de gemachtigde van eiseres medegedeeld dat na ontvangst van de correctieberichten een naheffingsaanslag zal worden opgelegd, waartegen bezwaar kan worden gemaakt.
Bij brief van 12 juli 2011 heeft verweerder de gemachtigde van eiseres medegedeeld dat is geconstateerd dat niet is voldaan aan de opgelegde correctieverplichtingen. Daarbij is erop gewezen dat bij het niet voldoen aan deze verplichtingen naheffingsaanslagen met boeten kunnen worden opgelegd met omkering van de bewijslast.
Bij brief van 24 augustus 2011 heeft verweerder naar aanleiding van een telefoongesprek de gemachtigde van eiseres medegedeeld dat aan de correctieverplichtingen voor 1 september 2011 moet zijn voldaan en dat daarna naheffingsaanslagen worden opgelegd, waartegen bezwaar en beroep openstaan.
Eiseres heeft op 31 augustus 2011 de correctieberichten ingediend. Met dagtekening 12 oktober 2011 heeft verweerder, onder meer, de thans bestreden naheffingsaanslag loonheffingen 2008 opgelegd.
Daartegen is tijdig bezwaar ingediend. Op 21 november 2011 is eiseres gehoord.
Het bezwaarschrift is gegrond verklaard voor zover het betreft de hoogte van de naheffingsaanslag, aangezien in het ingediende correctiebericht ten onrechte het bedrag van de bijtelling was gebruteerd. Voor het overige is het bezwaar afgewezen.’
Uit de stukken blijkt dat – anders dan de Rechtbank heeft vastgesteld – de Inspecteur het bezwaar niet gegrond heeft verklaard. In de uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur vermeld dat de naheffingsaanslag te hoog was, omdat ten onrechte rekening was gehouden met brutering. De Inspecteur heeft de naheffingsaanslag evenwel niet verminderd, maar vermeld dat hij de naheffingsaanslag zou verminderen nadat belanghebbende correctieberichten ter zake zou hebben ingezonden. Ter zitting van het Hof is gebleken dat belanghebbende na de uitspraak van de Rechtbank correctieberichten heeft ingezonden en dat de Inspecteur naar aanleiding daarvan de naheffingsaanslag heeft verminderd tot € 13.585 en de heffingsrente dienovereenkomstig heeft verminderd.
De vastgestelde feiten zijn voor het overige in hoger beroep niet bestreden. Daarom zal het Hof daarvan uitgaan.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
Tussen partijen is in geschil of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en of de heffingsrente terecht in rekening is gebracht.
Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Hetgeen daaraan ter zitting is toegevoegd, is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en gegrondverklaring van het beroep tegen de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslag. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.