Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-10-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:8028, 11/00441 en 442

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-10-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:8028, 11/00441 en 442

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
22 oktober 2013
Datum publicatie
31 oktober 2013
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2013:8028
Formele relaties
Zaaknummer
11/00441 en 442

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting.

Vereiste aangifte. Omkering en verzwaring bewijslast.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummers 11/00441 en 11/00442

uitspraakdatum: 22 oktober 2013

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 28 april 2011, nummers AWB 08/3742 en 08/3761, in het geding tussen belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst[te P] (hierna: de Inspecteur).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is over het jaar 2002 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 111.043. Daarbij is voorts bij beschikking € 8.516 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.2

Aan belanghebbende is over het jaar 2002 een navorderingsaanslag in de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (hierna: WAZ) opgelegd, berekend naar een premie-inkomen van € 38.118. Daarbij is € 339 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.3

Bij uitspraken op bezwaar is de navorderingsaanslag IB/PVV 2002 verminderd tot een navorderingsaanslag, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 100.422 en de beschikking heffingsrente tot € 7.417. De navorderingsaanslag WAZ 2002 en de daarbij behorende beschikking heffingsrente zijn gehandhaafd door de Inspecteur.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.5

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, voorts de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaken betrekking hebben alsmede alle stukken die, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.7

Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 5 september 2013 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord: belanghebbende en zijn gemachtigde [.]. Namens de Inspecteur zijn verschenen en gehoord: [.].

1.8

Zowel belanghebbende als de Inspecteur heeft ter zitting een pleitnota overgelegd.

1.9

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende dreef in het onderhavige jaar (2002) een onderneming in de vorm van een eenmanszaak. De activiteiten van de onderneming bestonden uit werkzaamheden in de bouw.

2.2

In zijn aangifte IB/PVV 2002 heeft belanghebbende een belastbaar inkomen uit werk en woning verantwoord van € 23.843. De primitieve aanslag IB/PVV 2002 is overeenkomstig de aangifte vastgesteld door de Inspecteur.

2.3

Naar aanleiding van de voorlopige bevindingen van een bij belanghebbende ingesteld onderzoek, heeft de Inspecteur het standpunt ingenomen dat belanghebbende – onder meer – niet alle winst uit onderneming in zijn aangifte heeft verantwoord en dat hij ten onrechte privé-uitgaven (tot een totaalbedrag van € 49.995) ten laste van zijn winst uit onderneming heeft gebracht. In verband hiermee heeft de Inspecteur aan belanghebbende de onderwerpelijke, naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 111.043 berekende navorderingsaanslag IB/PVV 2002 opgelegd alsmede de navorderingsaanslag WAZ 2002, die is berekend naar een premie-inkomen van € 38.118 (het wettelijke maximum).

2.4

In bezwaar is de navorderingsaanslag IB/PVV 2002 door de Inspecteur verminderd tot een navorderingsaanslag, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 100.422. De navorderingsaanslag WAZ is in bezwaar gehandhaafd door de Inspecteur.

2.5

De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard.

2.6

In hoger beroep heeft de Inspecteur zich alsnog akkoord verklaard met aftrek van een bedrag van € 434 aan kosten. Belanghebbende erkent een bedrag van € 39.162 niet als winst te hebben verantwoord.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of de navorderingsaanslag IB/PVV 2002, zoals verminderd in bezwaar, en de navorderingsaanslag WAZ 2002 tot te hoge bedragen zijn vastgesteld. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de Inspecteur ontkennend.

3.2

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.3

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, die van de Inspecteur en kennelijk tot vermindering van de navorderingsaanslag IB/PVV 2002 tot een navorderingsaanslag, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 63.005 en kennelijk nader tot handhaving van de navorderingsaanslag WAZ 2002.

3.4

De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de op de IB/PVV 2002 betrekking hebbende uitspraak op bezwaar en tot vermindering van de navorderingsaanslag IB/PVV 2002 tot een navorderingsaanslag, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 99.988. Voor wat betreft de navorderingsaanslag WAZ 2002 concludeert de Inspecteur tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing