Rechtbank Arnhem, 28-04-2011, ECLI:NL:RBARN:2011:1197, AWB-08_3742
Rechtbank Arnhem, 28-04-2011, ECLI:NL:RBARN:2011:1197, AWB-08_3742
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Arnhem
- Datum uitspraak
- 28 april 2011
- Datum publicatie
- 30 mei 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RBARN:2011:1197
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2013:8028, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- AWB-08_3742
Inhoudsindicatie
Op verzoek gepubliceerd, geen samenvatting.
Uitspraak
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
registratienummers: AWB 08/3742, 08/3761, 08/3762, 08/3763, 08/3765 en 08/3766
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 28 april 2011
inzake
[X], wonende te [Z], eiser,
tegen
de inspecteur van de Belastingdienst/Randmeren, kantoor Almere, verweerder.
1 Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2002 de volgende belastingaanslagen en beschikkingen heffingsrente opgelegd:
- -
-
een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) (aanslagnummer [000].H.27), berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 111.043 en een beschikking heffingsrente van € 8.516;
- -
-
een navorderingsaanslag premie WAZ berekend naar een maximum premie-inkomen van € 38.118 en een beschikking heffingsrente van € 339.
Bij uitspraak op bezwaar van 28 juli 2008 zijn de navorderingsaanslag premie WAZ en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.
De navorderingsaanslag IB/PVV is bij uitspraak op bezwaar van 13 augustus 2008 verminderd tot € 100.422 en de beschikking heffingsrente tot € 7.417.
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2003 de volgende belastingaanslag, beschikking heffingsrente en boetebeschikking opgelegd:
- -
-
een navorderingsaanslag IB/PVV (aanslagnummer [000].H.37), berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 562.264;
- -
-
een beschikking heffingsrente van € 54.946;
- -
-
een boetebeschikking van € 140.413.
Bij uitspraak op bezwaar van 28 juli 2008 zijn de navorderingsaanslag IB/PVV, de beschikking heffingsrente en de boetebeschikking gehandhaafd.
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2004 de volgende belastingaanslag, beschikking heffingsrente en boetebeschikking opgelegd:
- -
-
een navorderingsaanslag IB/PVV (aanslagnummer [000].H.47), berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 388.190 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 400.000;
- -
-
een beschikking heffingsrente van € 46.552;
- -
-
een boetebeschikking van € 94.880.
Bij uitspraak op bezwaar van 28 juli 2008 zijn de navorderingsaanslag IB/PVV, de beschikking heffingsrente en de boetebeschikking gehandhaafd.
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2005 de volgende belastingaanslagen en beschikkingen heffingsrente opgelegd:
- -
-
een aanslag IB/PVV (aanslagnummer [000].H.57), berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 94.657 en een beschikking heffingsrente van € 4.379.
- -
-
een aanslag premie ziekenfondswet zelfstandigen (hierna: ZFW) naar het maximale premie-inkomen van € 21.050 en een beschikking heffingsrente van € 190.
Bij uitspraak op bezwaar van 28 juli 2008 zijn de aanslag ZFW en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.
Bij uitspraak op bezwaar van 29 juli 2008 zijn de aanslag IB/PVV en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.
Voor alle jaren
Eiser heeft tegen voornoemde uitspraken op bezwaar bij brief van 11 augustus 2008, ontvangen door de rechtbank op 12 augustus 2008, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het eerste onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 april 2010 te Arnhem. Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door mr.[gemachtigde]. Namens verweerder zijn verschenen [gemachtigde], drs. [A] en [B].
Partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan elkaar. Eiser heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de bij de pleitnota van verweerder behorende bijlagen.
Het onderzoek ter zitting is geschorst, waarvan met dagtekening 15 april 2010 een schorsingsbesluit is opgemaakt. Partijen hebben vervolgens over en weer nadere stukken ingediend.
Eiser heeft verzocht om inzage in het zogenoemde [C]. Verweerder heeft dit met een beroep op artikel 8:29 van de Awb geweigerd. Op 17 juni 2010 heeft de geheimhoudingskamer van de rechtbank beslist dat er geen gewichtige redenen zijn om het [C] niet aan eiser te verstrekken. Naar aanleiding van deze uitspraak heeft verweerder het [C] alsnog overgelegd.
Het tweede onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 februari 2011 te Arnhem. Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door mr.[gemachtigde]. Namens verweerder zijn verschenen [gemachtigde], drs. [A] en [B].
Eiser heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.
2 Feiten
Startersbezoek
Op 25 oktober 2000 is bij eiser een startersbezoek afgelegd, waarvan op 26 oktober 2000 een rapport is opgesteld. Hierin is onder meer vermeld dat de bedrijfsactiviteiten feitelijk zijn gestart op 1 juli 2000 en bestaan uit projectbegeleiding in de bouwnijverheid. De dagelijkse administratie bestaat uit:
- -
-
een grootboek;
- -
-
een bankboek;
- -
-
een giroboek;
- -
-
een debiteurenboek;
- -
-
een crediteurenboek.
Verder is in het rapport vermeld dat eiser is gewezen op de administratieve verplichtingen overeenkomstig de eisen van het bedrijf.
Boekenonderzoek 2001
Op 13 maart 2001 is bij eiser een boekenonderzoek ingesteld. De resultaten van dit boekenonderzoek zijn neergelegd in een rapport met dagtekening 21 mei 2001. Het doel van het onderzoek was de aanvaardbaarheid vast te stellen van de aangiften omzetbelasting over de periode 1 juli 2000 tot en met 30 september 2000. Dit onderzoek heeft zich beperkt tot de volgende elementen van de aangiften omzetbelasting:
- -
-
de juistheid van de in aftrek gebrachte belasting ter zake van de geleverde goederen en verleende diensten;
- -
-
de tijdigheid van de voldoening van de op de aangiften vermelde belasting.
De bedrijfsactiviteiten bestonden uit projectbegeleiding in de bouwnijverheid. Geconstateerd is dat de aangifte aansluit bij de administratie. Verder is in het rapport vermeld dat eiser de dagelijkse administratie bijhoudt en dat deze volledig wordt bijgehouden in Word en Excel.
MOT melding
Op 8 juli 2005 heeft de Belastingdienst/FIOD-ECD (hierna: FIOD) een ‘uitgewerkte MOT-melding’ aan de Belastingdienst Lelystad toegestuurd. In de brief, waarbij deze uitgewerkte melding is gevoegd, is vermeld dat een gelijktijdige controle van de heer [D] en [E] wenselijk lijkt. In de uitwerking van de MOT melding (hierna: MOT melding), gedagtekend 7 juli 2005, is onder meer het volgende vermeld:
‘ (…)
Naar aanleiding van een doorgemelde MOT-melding waarin melding wordt gemaakt dat de heer [D] betrokken is bij de volgende transacties in de periode van 20 september 2004 tot en met 3 december 2004:
- -
-
Contante opnames (…)
- -
-
(…)
- -
-
Het geld afkomstig is van [E] B.V. Dit bedrijf heeft in dezelfde periode respectievelijk € 50.300 en € 107.655 op de rekening van [D] gestort
heb ik onderzoek gedaan naar deze transacties.
(…)
[E] B.V. is beschreven voor de omzetbelasting vanaf 1 juli 2004 en heeft omzetbelastingaangifte in 2004 gedaan. Deze aangiften zijn nihil, er wordt ook geen voorbelasting geclaimd.
Het vermoeden is dat [E] en [D] de geleverde diensten niet verantwoorden naar de Belastingdienst zodat er te weinig belasting wordt betaald.
(…)
[E] B.V. wordt verdacht van het opzettelijk indienen van onjuiste aangiften omzetbelasting over het jaar 2004 en/of het witwassen van gelden (…)
Bijlage 2: Onderzoek in de Belastingdienstsystemen
(…)
2 Fi base: (…) Over de heer [X] staan over de jaren 2000 tot en met 2004 geen inkomensgegevens geregistreerd. (…)’
Proces-verbaal verhoor
Op 22 augustus 2007 is [F], één van de controlemedewerkers die het hierna te noemen boekenonderzoek bij eiser heeft uitgevoerd, door de FIOD als getuige gehoord. In het hiervan opgemaakte proces-verbaal is onder meer het volgende vermeld:
‘ (…)
(Gevraagd wordt aan gehoorde wat de aanleiding was voor de controle bij [E] BV en [G] B.V.)
“ De aanleiding is een Melding Onregelmatige Transactie (MOT) die ik ontvangen had op [2005] van de fraudecoördinator. Het betrof een MOT melding die zowel betrekking had op [E] BV uit [Z] als de heer [D] uit [Q]. De bedoeling was dat ik gelijktijdig met iemand van de Belasting Amsterdam, die de heer [D] zou controleren, een bezoek zou brengen aan de heer [X] van [E] BV. Aangezien Amsterdam lange tijd geen capaciteit had is deze melding blijven liggen.”
(…)
(Gevraagd wordt aangehoorde wanneer de controle heeft plaatsgevonden)
“ Zoals gezegd was het de bedoeling dat ik gelijktijdig op controle ging met een collega van Amsterdam. Maar er waren meer signalen omtrent de heer [X], namelijk:
- -
-
Op 7-7-2006 kreeg ik een ingediende suppletie omzetbelasting over 2005 van [E] BV, (…).
- -
-
Tevens werd door collega’s van de belastingdienst geconstateerd dat [E] BV veel gebruik maakte van het verlaagde tarief Omzetbelasting van 6% en werd op 11-7-2006 schriftelijk informatie opgevraagd bij [E] BV. De terugontvangen informatie riep veel vragen op.
- -
-
In 2004 heeft een collega van de belastingdienst een controle gedaan inzake de omzetbelasting over het vierde kwartaal 2004 bij [G] BV, waarvan [X] directeur enig aandeelhouder is, en toen is afgesproken dat de geclaimde voorbelasting inzake de bouw van een jacht nader beoordeeld zou worden bij de ingebruikname van het betreffende schip.
Daar er herhaaldelijk verzocht werd om de uitbetaling van de suppletieaangifte en er nu meerdere signalen waren inzake [X] besloot ik niet op de belastingdienst Amsterdam te wachten maar om op controle te gaan. (…)’
Boekenonderzoek 2006
Bij eiser is een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van onder meer de aangiften IB/PVV 2002 tot en met 2004. Het boekenonderzoek is aangekondigd op 3 november 2006 en uitgebreid op 14 november 2006. Het onderzoek is gestart op 17 november 2006 en op 13 maart 2008 is hiervan een rapport opgemaakt. In dit rapport is onder meer het volgende vermeld:
' (...)
In dit rapport zijn de standpunten van de Belastingdienst opgenomen.
2 Algemeen
Rechtsvorm onderneming
De onderneming werd tot en met [2004] gedreven in de vorm van een eenmanszaak voor rekening van [X] en is gevestigd op het adres [A-straat 1] te [Z]. (...)
Bedrijfsactiviteiten
De ondernemingsactiviteiten bestaan uit het aannemen van werken van stoffelijke aard, voornamelijk bestaande uit de splitsing en renovatie van panden in [Q] met behulp van verschillende onderaannemers. De panden werden over het algemeen met een Groninger akte gekocht van [H]. Na de renovatie worden de panden als appartementen verkocht aan derden. Er werden in mindere mate verbouwingen gedaan voor andere opdrachtgevers.
Administratie
De heer [X] verzorgde, bijgestaan door zijn echtgenote, de dagelijkse administratie over het tijdvak van dit rapport. De administratie bestaat uit een eenvoudig Excel bestand, de bankafschriften en de inkomende- én uitgaande facturen. Het bestand bestaat slechts uit een overzicht van baten en lasten.
De tellingen van de Excel bestanden kloppen in sommige gevallen niet. In die gevallen is geen gebruik gemaakt van de automatische tellingsmogelijkheid in Excel, maar zelf een eindbedrag ingevuld. In een geval werd bijvoorbeeld een voor een familielid aangekochte keuken doorgefactureerd aan dat familielid. Zo leek het of er fiscaal op een juiste wijze werd gehandeld. Het in de kolom "af te dragen omzetbelasting" vermelde bedrag zit echter niet in de eindtelling waardoor het niet werd afgedragen. Het in de kolom "te vorderen omzetbelasting" vermelde bedrag ter zake van de inkoop van de keuken werd wel in de telling meegenomen en dus geclaimd als voorbelasting.
Er is geen evenwicht tussen debet en credit omdat er niet gewerkt is met journaalposten. Er werden geen grootboeken, jaarrekeningen, verlies- en winstrekeningen of balansen opgemaakt.
Gezien de aktiviteiten van de onderneming is een werken- cq projectadministratie een wezenlijk onderdeel van de vastleggingen. Bij de start van het onderzoek is meermalen gevraagd naar de werkenadministratie. Volgens de verklaring van de heer [I] was er geen werkenadministratie en was die er ook nooit geweest. Later in het onderzoek toen de fiscale consequenties hiervan de belastingplichtige duidelijk werden is er een aantal bescheiden op het belastingkantoor gebracht. Gezien de verklaring van de adviseur is aannemelijk dat deze bescheiden na het bekend worden van de fiscale consequenties zijn opgemaakt. Overigens voldeden de bescheiden niet aan de voorwaarden van een deugdelijke werkenadministratie.
De in het excel bestand opgenomen omzetfacturen sluiten vaak totaal niet aan met de op de bank ontvangen bedragen. De in het excel bestand opgenomen kostenfacturen sluiten vaak niet aan met de via de bank gedane betalingen.
De vergelijking van de in het excel bestand opgenomen facturen met de (enige) zakelijke bankrekening laat zien dat er ook op andere wijze bedragen betaald cq ontvangen moeten zijn, vermoedelijk per kas. Er werd geen kas bijgehouden (zie verder 3.1.1) .
De administratie was gezien bovenstaande niet binnen redelijke termijn controleerbaar.
(...).
De bevindingen tijdens het boekenonderzoek hebben geleid tot een aanmelding voor een strafrechtelijk onderzoek. Op 11 september 2007 is door de Fiod-Ecd, naar aanleiding van deze aanmelding een strafrechtelijk onderzoek gestart met als verdachten onder meer de heer en mevrouw [X] en als vermoedelijk strafbaar feit onder meer het opzettelijk doen van onjuiste belastingaangiften. Daarbij zijn bij doorzoekingen in de woning van de heer en mevrouw [X] bescheiden in beslag genomen. Deze bescheiden zijn evenals de bevindingen uit het strafrechtelijk onderzoek met toestemming van de Officier van Justitie, Mw. mr. A. Drogt gebruikt voor fiscale doeleinden, waaronder het voortzetten en afronden van het fiscale boekenonderzoek. Deze toestemming is verleend op 26 september 2007.
Niet voldoen aan de administratieplicht (artikel 52 Algemene wet inzake rijksbelastingen)
De administratie van de belastingplichtige voldoet niet aan de wettelijke eisen, zie hoofdstuk 2.3.
De administratie is zodanig gevoerd dat niet te allen tijde de rechten en verplichtingen van belastingplichtige duidelijk blijken, zie hoofdstuk 2.3.
(...)
Verzorging jaarstukken en aangiften
Tot en met 2004 zijn er geen jaarstukken opgemaakt.
De aangiften omzetbelasting van de eenmanszaak [E] tot en met 2004 zijn allen door de heer [X] ingediend.
(...).