Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-12-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:9131, 12/00244 en 12/00250
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-12-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:9131, 12/00244 en 12/00250
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 3 december 2013
- Datum publicatie
- 20 december 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2013:9131
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2014:2801
- Zaaknummer
- 12/00244 en 12/00250
Inhoudsindicatie
Wet WOZ.
Waardering ziekenhuis. Waardering in goede justitie.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummers 12/00244 en 12/00250
uitspraakdatum: 3 december 2013
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 22 maart 2012, nummers AWB 11/598 en 11/600, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen (hierna: de heffingsambtenaar).
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak aan [a-straat 1] (hierna: het ziekenhuis) te [Q], per waardepeildatum 1 januari 2008 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2009, vastgesteld op € 77.444.000. Daarnaast is de waarde van het ziekenhuis per waardepeildatum 1 januari 2009 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2010, vastgesteld op € 78.571.000. Tegelijk met deze beschikkingen zijn voorts aanslagen onroerende-zaakbelastingen (OZB) vastgesteld.
Op de bezwaarschriften van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraken op bezwaar de beschikkingen en de aanslagen gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 22 maart 2012 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaak betrekking hebben alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 mei 2013 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord [...], als gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door [...] en[...] (taxateur), alsmede namens de heffingsambtenaar [...], bijgestaan door [...] (taxateur).
Partijen hebben een pleitnota overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is eigenares van het ziekenhuis. Dit betreft een algemeen ziekenhuis met een capaciteit van ongeveer 650 bedden waarvan in de eind tachtiger jaren een bouwtekening is gemaakt en dat in 1992 is gebouwd. Het ziekenhuis bestaat uit drie bouwlagen met elk ongeveer 20.000 m² bruto vloeroppervlakte (hierna ook: de oudbouw). In de jaren 1997, 2000 en 2003 is het ziekenhuis verbouwd en met een bruto vloeroppervlakte van 1.859 m² uitgebreid. Het kaveloppervlakte bedraagt 98.586 m², waartoe een stuk van 32.847 m² behoort dat een bosbestemming heeft (hierna: de bosgrond).
De heffingsambtenaar heeft de waarde van het ziekenhuis voor de jaren 2009 (per waardepeildatum 1 januari 2008) en 2010 (per waardepeildatum 1 januari 2009), in het kader van de Wet WOZ bij beschikking vastgesteld op € 77.444.000 (voor het jaar 2009) en € 78.571.000 (voor het jaar 2010).
Ter onderbouwing van de vastgestelde waarden heeft de heffingsambtenaar in de bezwaarfase taxatieverslagen opgemaakt. Deze taxatieverslagen, opgemaakt door WOZ-taxateur [A], zijn vervat in een matrix. Hieruit blijkt dat de vastgestelde waarden van het ziekenhuis op grond van de gecorrigeerde vervangingswaarde (hierna: gvw) zijn bepaald, waarbij op grond van de taxatiewijzer ziekenhuizen die gold voor een eerdere waardepeildatum dan 1 januari 2009, rekening is gehouden met een functionele afschrijving wegens belemmeringen in het gebruik (25% met betrekking tot de oudbouw en 10% met betrekking tot de nieuwbouw) ter grootte van € 17.685.763 (per 1 januari 2008) en € 18.002.103 (per 1 januari 2009). In deze matrices is de gvw (na afronding) gelijk aan de beschikte waarden. In voormelde berekeningen zijn ten onrechte niet begrepen een stuk grond van 8.586 m² en een “dakopbouw”.
De heffingsambtenaar heeft de tegen de in 2.2 vermelde WOZ-beschikkingen gerichte bezwaren bij uitspraken op bezwaar ongegrond verklaard. Belanghebbende heeft hiertegen bij de Rechtbank beroep ingesteld.
In de procedure bij de Rechtbank is door de heffingsambtenaar een tweetal taxatierapporten, voor elk onderwerpelijk jaar afzonderlijk en opgemaakt door taxateur [A], overgelegd. Tot elk van deze taxatierapporten behoort een matrix die op dezelfde wijze als het taxatieverslag is opgemaakt, echter nu concludeert taxateur [A] tot hogere waarden, namelijk € 96.292.000 per 1 januari 2008 en € 97.734.000 per 1 januari 2009. De taxateur heeft bij zijn waardebepaling onder andere gebruik gemaakt van de “taxatiewijzer algemeen waardepeildatum 1 januari 2009”, de “taxatiewijzer ziekenhuizen waardepeildatum 1 januari 2009” en het “Rapport monitoring gebouwkwaliteit algemene ziekenhuizen” van het College bouw zorginstellingen, van maart 2007. Hij heeft geen rekening gehouden met een correctie voor functionele veroudering wegens belemmering van het gebruik. Daarentegen heeft hij wel een correctie voor functionele veroudering wegens excessieve kosten aangebracht van 4%.
Belanghebbende heeft in de procedure bij de Rechtbank voor beide jaren eveneens taxatierapporten overgelegd. Deze zijn opgemaakt door[B]. Hij komt op grond van de gvw tot de volgende waarden: € 60.869.000 per 1 januari 2008 en € 62.443.000 per 1 januari 2009. Hierbij is rekening gehouden met een correctie voor functionele veroudering wegens economische veroudering van de oudbouw (25%), belemmering van het gebruik (17% voor de oudbouw en 10% voor de nieuwbouw) en excessieve kosten (4% voor de oudbouw).
De Rechtbank heeft belanghebbendes beroep ongegrond verklaard. In onderdeel 4.16 van haar uitspraak komt de Rechtbank tot het oordeel dat de heffingsambtenaar de waarden niet te hoog heeft vastgesteld. Zij berekent de waarden namelijk op € 80.036.936 (per 1 januari 2008) en € 81.234.280 (per 1 januari 2009).
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft in hoger beroep de waarden nader bepaald op € 102.735.489 (per 1 januari 2008) en € 104.293.233 (per 1 januari 2009). Beide waardestandpunten zijn als volgt opgebouwd:
Per 1 januari 2008 |
Per 1 januari 2009 |
|
Waarde grond |
€ 11.830.320 |
€ 11.830.320 |
Bij: Vervangingswaarde na technische afschrijving oudbouw ziekenhuis |
€ 69.934.212 |
€ 71.194.749 |
Bij: Vervangingswaarde na technische afschrijving nieuwbouw ziekenhuis |
€ 7.672.063 |
€ 7.775.097 |
Subtotaal |
€ 89.436.595 |
€ 90.800.166 |
Af: afschrijving wegens excessieve kosten (4%) |
€ 3.104.250 |
€ 3.158.793 |
Subtotaal |
€ 86.332.345 |
€ 87.641.373 |
Bij: 19% BTW |
€ 16.403.145 |
€ 16.651.861 |
GVW |
€ 102.735.489 |
€ 104.293.233 |
In zijn pleitnota in hoger beroep is door de heffingsambtenaar aangegeven dat daarbij de waarde van de bosgrond ten onrechte is gewaardeerd op € 120 p/m². Hij bepleit voor de bosgrond (32.847 m²) een nadere waarde van € 75 p/m². De heffingsambtenaar heeft zijn waardestandpunten derhalve bijgesteld tot € 102.735.489 - € 1.478.115 = € 101.257.374 (per 1 januari 2008) en € 104.293.233 - € 1.478.115 = € 102.815.118 (per 1 januari 2009).
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil zijn de in het kader van de Wet WOZ bij beschikking vastgestelde waarden van het ziekenhuis. In het bijzonder is in geschil of de waarde van de bosgrond te hoog en of het bedrag in verband met functionele afschrijving te laag is vastgesteld. Voorts is in geschil of bij de berekening van de technische afschrijving uitgegaan dient te worden van restwaarden van nihil.
Belanghebbende is van mening dat de waarden te hoog zijn vastgesteld. Zij bestrijdt niet meer dat de zogenoemde “dakopbouw”, die de heffingsambtenaar ten onrechte niet in de beschikte waarden heeft begrepen, alsnog op een bedrag van € 5.500.000 dient te worden gewaardeerd.
De heffingsambtenaar is de mening toegedaan dat de bij beschikking vastgestelde waarden niet te hoog zijn vastgesteld.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert primair tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraken van de heffingsambtenaar en tot verlaging van de WOZ-waarden van het ziekenhuis (inclusief de waarde van de “dakopbouw”) tot op € 57.247.000 (per 1 januari 2008) en € 56.671.000 (per 1 januari 2009).
De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.