Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-05-2013, CA0370, 12-00164
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-05-2013, CA0370, 12-00164
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 2 mei 2013
- Datum publicatie
- 17 mei 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2013:CA0370
- Zaaknummer
- 12-00164
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting.
Partijen concluderen na verwijzing eensluidend tot vermindering van de aanslag.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 12/00164
uitspraakdatum: 2 mei 2013
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
X te Z (hierna: belanghebbende)
tegen de
de inspecteur van de Belastingdienst/P (hierna: de Inspecteur).
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 Aan belanghebbende is voor het jaar 2000 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 152.366.
1.2 Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
1.3 Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (hierna: het gerechtshof). Het gerechtshof heeft het beroep bij uitspraak van 15 juli 2010 ongegrond verklaard.
1.4 Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het gerechtshof beroep in cassatie ingesteld.
1.5 De Hoge Raad heeft bij arrest van 16 maart 2012, nr. 10/03754, LJN BV8940 (hierna: het verwijzingsarrest) de uitspraak van het gerechtshof vernietigd en het geding verwezen naar het gerechtshof te Arnhem (thans: gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het verwijzingsarrest.
1.6 Zowel belanghebbende als de Inspecteur heeft een conclusie na verwijzing ingediend.
1.7 Tot de stukken van het geding behoort voorts het van de Hoge Raad ontvangen dossier – waartoe behoort het dossier van het gerechtshof – dat op deze zaak betrekking heeft.
1.8 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 november 2012 te Arnhem. Daarbij is de Inspecteur verschenen en gehoord. De gemachtigde van belanghebbende heeft per fax bericht dat hij wegens ziekte niet zal kunnen verschijnen en hij heeft het Hof verzocht de zaak op de stukken af te doen. Het Hof heeft de zaak met het hofkenmerk 12/00165 gelijktijdig met de onderhavige zaak behandeld.
1.9 Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2. De vaststaande feiten
2.1 In rechtsoverweging 3.2.2 van het verwijzingsarrest is onder andere het volgende overwogen:
“In het onderhavige geval is de uitspraak op bezwaar gedaan door een ambtenaar die klaarblijkelijk door de Inspecteur wel was belast met de taak bezwaarschriften te behandelen, doch geen schriftelijk mandaat had tot het uitoefenen van de bevoegdheden van de Inspecteur, waaronder het doen van uitspraak op bezwaar. Dat deze ambtenaar daartoe wel mondeling was gemandateerd is door het Hof (lees: gerechtshof) niet vastgesteld, zodat het ervoor moet worden gehouden dat dit niet het geval was. De uitspraak is nadien bekrachtigd door de Inspecteur. Mits de inhoud van de uitspraak op bezwaar de rechterlijke toets kan doorstaan, rechtvaardigt dit een en ander om de rechtsgevolgen van de onbevoegd gedane uitspraak na vernietiging daarvan in stand te laten met toepassing van artikel 8:72, lid 3, Awb.”
2.2 Voorts is in 3.3.2 van het verwijzingsarrest door de Hoge Raad overwogen dat het gerechtshof niet begrijpelijk heeft geoordeeld dat de verschuldigde inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2000 ƒ 24.843 bedraagt. Vervolgens is in 3.4 van het verwijzingsarrest als volgt overwogen:
“Verwijzing moet volgen voor een onderzoek welk bedrag aan inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen is verschuldigd over het belastbare inkomen zoals dat voortvloeit uit ’s Hofs (lees: gerechtshof) uitspraak. Indien dat onderzoek leidt tot de conclusie dat de uitspraak op bezwaar de rechterlijke toets kan doorstaan, moet in het licht van hetgeen hiervoor in 3.2.2 is overwogen worden onderzocht of er aanleiding is toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:72, lid 3, Awb.”
2.3 Belanghebbende heeft in zijn conclusie na verwijzing gesteld dat de onderwerpelijke aanslag ƒ 2.015 te hoog is vastgesteld. De aanslag dient naar zijn mening derhalve ƒ 15.971 te bedragen. De Inspecteur acht deze berekening juist.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1 In geschil is of de onderwerpelijke aanslag tot een te hoog bedrag is vastgesteld.
3.2 Belanghebbende en de Inspecteur zijn van mening dat de aanslag tot een bedrag van
ƒ 2.015 te hoog is vastgesteld.
3.3 Beide partijen concluderen tot vernietiging van de uitspraak van het gerechtshof, van de uitspraak op bezwaar en tot verlaging van de aanslag tot een bedrag van ƒ 15.971.
4. Beoordeling van het geschil
Nu partijen eenparig van mening zijn dat de aanslag tot een bedrag van ƒ 2.015 te hoog is
vastgesteld, zal het Hof, nu van een onjuistheid niet is gebleken, hen daarin volgen. De aanslag zal worden verminderd naar een te betalen bedrag aan inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen van ƒ 15.971.
slotsom
Op grond van het vorenstaande is het beroep gegrond.
5. Kosten
De kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep heeft moeten maken, zijn overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) te berekenen op:
voor de bezwaarfase: 2 punten (bezwaarschrift en horen) à € 235 × wegingsfactor 1 = € 470,
voor het beroep bij het gerechtshof: 2,5 punten (beroepschrift 1, verschijnen ter zitting 1, schriftelijke inlichtingen 0,5) à € 472 × wegingsfactor 1 = € 1.180, voor de behandeling bij het Hof: 0,5 punten (conclusie na verwijzing) à € 472 × wegingsfactor 1 = € 236, in totaal derhalve € 1.886. Hierbij merkt het Hof nog op dat het Hof zelfstandig – op grond van een eigen waardering – dient te beoordelen in welke gewichtscategorie een zaak valt (vgl. HR 23 september 2011, nr. 10/04238, LJN BT2293, BNB 2011/265). Deze en de hiervoor onder 1.8 bedoelde zaak zijn niet als samenhangend in de zin van artikel 3 van het Besluit aangemerkt. De beide beroepen zijn namelijk niet nagenoeg gelijktijdig ingesteld en de werkzaamheden van de gemachtigde in beide zaken waren voor noch na cassatie en verwijzing nagenoeg identiek.
6. Beslissing
Het Hof:
– verklaart het beroep gegrond;
– vernietigt de uitspraak op bezwaar;
– vermindert de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2000 tot ƒ 15.971;
– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1 886;
– gelast dat de Staat aan belanghebbende het betaalde griffierecht van € 37 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. Kromhout, voorzitter, mr. M.G.J.M. van Kempen en mr. B.F.A. van Huijgevoort, in tegenwoordigheid van mr. W.J.N.M. Snoijink als griffier.
De beslissing is op 2 mei 2013 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(W.J.N.M. Snoijink ) (A.J. Kromhout)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 7 mei 2013.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij:
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer)
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.