Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-05-2013, CA1472, BK 11/00374 Rioolheffing
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-05-2013, CA1472, BK 11/00374 Rioolheffing
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 28 mei 2013
- Datum publicatie
- 30 mei 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2013:CA1472
- Zaaknummer
- BK 11/00374 Rioolheffing
Inhoudsindicatie
In hoger beroep is in geschil de vraag of de aanslagen rioolheffing terecht zijn opgelegd. Meer in het bijzonder is in geschil of in het pand twee afzonderlijke objecten voor de rioolheffing onderscheiden dienen te worden. Voorts is in geschil of het gelijkheidsbeginsel of het vertrouwensbeginsel is geschonden.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
Nummer 11/00374
uitspraakdatum: 28 mei 2013
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
X te Z (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 15 december 2011, nummer AWB 11/1384, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Grootegast (hierna: de Heffingsambtenaar)
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 Aan belanghebbende zijn voor het jaar 2011 bij één geschrift twee aanslagen rioolheffing opgelegd van elk € 243,55 betreffende de percelen a-straat 5 en 5A te Z.
1.2 Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Heffingsambtenaar bij uitspraken op bezwaar de aanslagen gehandhaafd.
1.3 Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Groningen (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 15 december 2011 ongegrond verklaard.
1.4 Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5 Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
1.6 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 april 2013 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord A en B namens de Heffingsambtenaar. Belanghebbendes gemachtigde, C, is op de in de uitnodigingsbrief vermelde datum, locatie en tijd verschenen bij het Hof, doch heeft de zitting niet bijgewoond doordat deze later aanving dan in de uitnodigingsbrief aangekondigd. De griffier van het Hof heeft nadien met belanghebbendes gemachtigde telefonisch contact opgenomen, waarbij de gemachtigde heeft aangegeven geen prijs te stellen op een tweede mondelinge behandeling.
1.7 Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2. De vaststaande feiten
2.1 Belanghebbende voert samen met haar zuster, D, een vennootschap onder firma genaamd E (hierna: de VOF).
2.2 Belanghebbende is eigenaresse van het woon- en winkelpand aan de a-straat 5 en 5a te Z (hierna tezamen: het pand). Het pand bestaat uit een winkel met een bovenwoning. In de bovenwoning, a-straat 5, wonen C en D. Het pand is niet gesplitst in appartementsrechten.
2.3 In de winkel, a-straat 5A, voert de VOF haar werkzaamheden uit. De winkel beschikt over een verkoopruimte, een magazijn en een kantine waarin een keukenblok aanwezig is. Aan deze kantine grenst een hal, waar de voordeur naar de naar de op de eerste verdieping gelegen bovenwoning is, alsmede de trap naar boven en een toilet.
2.4 Het pand beschikt over gezamenlijk te gebruiken nutsvoorzieningen; er is één meterkast en één verwarmingsketel.
2.5 De winkel beschikt niet over een eigen toiletvoorziening.
2.6 Bij het pand behoort een binnenplaats waar vuilcontainers staan ten behoeve van het gezamenlijke afval van de gebruikers van het pand.
2.7 Het pand beschikt over twee ingangen: een toegang tot de verkoopruimte van de winkel aan de straatzijde, en een zijingang van waaruit de bovenwoning alsmede de winkel kan worden bereikt.
2.8 In de voor het jaar 2011 geldende Verordening rioolheffing van de gemeente Grootegast (hierna: de Verordening) is onder meer het volgende bepaald:
(…)
Artikel 1 begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
a. perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;
b. gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;
c. water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater.
Artikel 2 Aard van de belasting
(…)
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
1. Onder de naam ‘rioolheffing’ wordt een belasting geheven van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering.
2. Met betrekking tot het recht als bedoeld in het eerst lid, wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing rioolheffing afvalwater
De rioolheffing afvalwater wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.
Artikel 6 Maatstaf van heffing rioolheffing hemel- en grondwater
De rioolheffing hemel- en grondwater wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.
(…)
Artikel 8 Belastingtarieven
1. Het tarief van het eigenarendeel van de rioolheffing afvalwater bedraagt € 243,55.
2. Het tarief van het eigenarendeel van de rioolheffing hemel- en grondwater bedraagt € 31,05.
(…)”
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1 In hoger beroep is in geschil de vraag of de aanslagen rioolheffing terecht zijn opgelegd. Meer in het bijzonder is in geschil of in het pand twee afzonderlijke objecten voor de rioolheffing onderscheiden dienen te worden. Voorts is in geschil of het gelijkheidsbeginsel of het vertrouwensbeginsel is geschonden.
3.2 Belanghebbende stelt dat voor het pand enkel één aanslag rioolheffing kan worden opgelegd en stelt dat dit bij vergelijkbare panden eveneens gebeurt. Belanghebbende concludeert, zo begrijpt het Hof, tot vernietiging van de aanslag met betrekking tot de a-straat 5A (de winkel).
3.3 De Heffingsambtenaar is de tegengestelde mening toegedaan en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
3.4 Beide partijen hebben voor hun standpunt voorts aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan heeft de Heffingsambtenaar ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
4. Beoordeling van het geschil
4.1 Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende het gehele belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom van het pand, en dat dit pand een onroerende zaak betreft die direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering. Het geschil beperkt zich tot de vraag of de winkel moet worden aangemerkt als een zelfstandig gedeelte in de zin van artikel 4 van de Verordening.
4.2 Naar het oordeel van het Hof, is de winkel geen gedeelte dat blijkens zijn indeling bestemd is om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt als bedoeld in artikel 4 van de Verordening. Hierbij neemt het Hof het volgende in aanmerking. Voor het zelfstandig gebruik van de winkel is onder meer vereist dat de winkel over een eigen toilet beschikt zodat de gebruikers van de winkel niet afhankelijk zijn van een elders in het pand aanwezige toiletvoorziening (vgl. Hoge Raad van 29 februari 2008, nr. 41 671, LJN BC5343). Aan dit vereiste voldoet de winkel niet. Voorts zijn de winkel en de bovenwoning gezamenlijk op de nutsvoorzieningen aangesloten, zodat ook in dat opzicht de winkel geen afzonderlijk geheel is.
4.3 Gelet op hetgeen onder 4.2 is overwogen, kan de winkel niet afzonderlijk in de rioolheffing worden betrokken. Nu de Rechtbank dit heeft miskend, is het hoger beroep gegrond en zal de aanslag met betrekking tot de winkel (a-straat 5A) moeten worden vernietigd. De overige grieven van belanghebbende behoeven, gezien dit oordeel van het Hof, geen bespreking meer.
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.
5. Proceskosten
Het Hof stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 472 (1 punt voor het beroepschrift ? wegingsfactor 1 ? € 472) voor de kosten in eerste aanleg en € 944 (2 punten voor het hogerberoepschrift en het verschijnen ten behoeve van het bijwonen van de zitting ? wegingsfactor 1 ? € 472) voor de kosten in hoger beroep, ofwel in totaal op € 1.416.
6. Beslissing
Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
– verklaart het tegen de uitspraak van de Heffingsambtenaar ingestelde beroep gegrond,
– vernietigt de uitspraak van de Heffingsambtenaar,
– vernietigt de aanslag rioolheffing voor het jaar 2011 voor a-straat 5A,
– veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.416,
– gelast dat de gemeente Grootegast aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 41 in verband met het beroep bij de Rechtbank en € 112 in verband met het hoger beroep bij het Hof.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Polak, voorzitter, mr. G.J. van Leijenhorst en mr. P. van der Wal, in tegenwoordigheid van mr. K. de Jong-Braaksma als griffier.
De beslissing is op 28 mei 2013 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(K. de Jong-Braaksma) (E. Polak)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 29 mei 2013
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.