Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-02-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:1503, 13/00847
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-02-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:1503, 13/00847
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 25 februari 2014
- Datum publicatie
- 7 maart 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:1503
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2014:3007, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 13/00847
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Toepassing terbeschikkingstellingsregeling. Is woning aan vennootschap ter beschikking gesteld?
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 13/00847
uitspraakdatum: 25 februari 2014
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 18 juni 2013, nummer AWB 11/5436, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2008 een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 299.871. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 6.028.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de voorlopige aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 18 juni 2013 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 januari 2014 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. [A], als de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door mr. [B], alsmede mr. [C] namens de Inspecteur, bijgestaan door [D].
De Inspecteur heeft een pleitnota overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is tandarts. De tandartspraktijk wordt gedreven door [E] bv. De aandelen in deze bv zijn in handen van [F] bv (hierna, al dan niet tezamen met [E] bv aangeduid als: de bv). Van deze bv is belanghebbende directeur en enig aandeelhouder. [E] bv en [F] bv vormen voor de heffing van vennootschapsbelasting een fiscale eenheid.
Belanghebbende is eigenaar van een villa met vrijstaande stenen schuur, tuinhuis en boomgaard, bouwjaar 1904, aan de [a-straat] 4 te [L] (hierna: de woning). Belanghebbende heeft de woning gefinancierd met een geldlening van Nationale Nederlanden. Aan de woning is in 1999 een zelfstandig te gebruiken praktijkruimte gebouwd. De praktijkruimte met de ondergrond ervan is eigendom van de bv.
Belanghebbende heeft de woning begin 2004 te koop aangeboden. In juli 2005 heeft belanghebbende met zijn gezin de woning verlaten en zijn zij verhuisd naar [Z]. De woning heeft sindsdien leeg gestaan.
Vóór het indienen van de aangifte IB/PVV 2005 heeft de voormalige gemachtigde van belanghebbende, [G] (hierna: [G]), de in 2005 ontstane situatie met belanghebbende doorgenomen. Daarbij heeft belanghebbende aangegeven welke plannen hij had met de leegstaande woning. De plannen bestonden onder meer uit het verhuren van de woning aan particulieren of het ombouwen van de woning tot een laboratorium voor de tandartspraktijk. [G] heeft in een mailbericht van 22 juli 2011 aan de Inspecteur verklaard, dat vanaf het moment van verhuizing naar [Z] de kantoorruimte van de woning is verhuurd aan [E] bv.
[G] en de volgende gemachtigde van belanghebbende, [H], hebben in de aangiften IB/PVV van belanghebbende en de aangiften vennootschapsbelasting van de bv over de jaren 2005 tot en met 2008 opgenomen dat belanghebbende de woning ter beschikking heeft gesteld aan de bv. Het resultaat uit overige werkzaamheden hebben de toenmalige gemachtigden bepaald op het saldo van de door de bv vergoede huur en, onder meer, de rente- en afschrijvingskosten. In de toelichting op de aangiften IB/PVV staat onder “inkomsten uit werkzaamheden” vermeld, dat [a-straat] 4 behoort tot het vermogen dat aan [E] bv ter beschikking is gesteld. Onder “inkomsten uit werkzaamheden” staat tevens de lening van Nationale Nederlanden vermeld waarmee de woning is gefinancierd.
De huur bedroeg € 12.000 (2005), € 28.800 (2006 en 2007) en € 32.057 (2008). De huursom is gebaseerd op een, in opdracht van belanghebbende uitgevoerde taxatie van een makelaar op 26 april 2005. De bv heeft de huur voldaan middels verrekening in de rekening-courantverhouding met belanghebbende. De bv heeft de huurkosten in mindering op haar winst gebracht.
Op 17 oktober 2008 heeft belanghebbende de woning verkocht.
In de aangifte IB/PVV 2008 heeft [H] € 133.006 als resultaat uit ter beschikking gesteld vermogen aangegeven. Tot dit resultaat heeft [H] de winst gerekend die is behaald bij de verkoop van de woning in 2008. De Inspecteur heeft naar aanleiding van deze aangifte de onderhavige nadere voorlopige aanslag vastgesteld, waarbij hij het resultaat uit overige werkzaamheden heeft bepaald overeenkomstig de ingediende aangifte.
Hiertegen heeft belanghebbende bezwaar gemaakt.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
Tussen partijen is in geschil of belanghebbende de woning aan de bv ter beschikking heeft gesteld in de zin van artikel 3.92 van de Wet IB 2001. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de Inspecteur beantwoordt deze bevestigend.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de Inspecteur, tot vermindering van de voorlopige aanslag IB/PVV tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 177.669 en dienovereenkomstige vermindering van de beschikking heffingsrente
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.