Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-03-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:2028, 13/00564 en 13/00565

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-03-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:2028, 13/00564 en 13/00565

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
11 maart 2014
Datum publicatie
14 maart 2014
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2014:2028
Formele relaties
Zaaknummer
13/00564 en 13/00565
Relevante informatie
Wet op belastingen van rechtsverkeer [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-08-2024], Wet op belastingen van rechtsverkeer [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-08-2024] art. 14

Inhoudsindicatie

Partijen houdt in hoger beroep nog verdeeld het antwoord op de volgende vragen:

- vormt de heffing van overdrachtsbelasting een inbreuk op het recht van eigendom zoals geformuleerd in artikel 17 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het Handvest) zodat over de onderhavige verkrijging geen overdrachtsbelasting mag worden geheven?

- komt de beperking van de terugwerkende kracht tot verkrijgingen op of na 15 juni 2011 in strijd met het gelijkheidsbeginsel en discriminatieverbod in de zin van artikel 14 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR)?

- komt de beperking van de terugwerkende kracht tot verkrijgingen op of na 15 juni 2011 in strijd met de beginselen van rechtszekerheid, doeltreffendheid c.q. doelmatigheid en evenredigheid, zorgvuldigheid en vertrouwen, alle als beginselen van behoorlijke wetgeving?

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Leeuwarden

Nummer 13/00564 en 13/00565

uitspraakdatum: 11 maart 2014

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] en [Y], beiden wonende te [Z] (hierna gezamenlijk: belanghebbenden)

tegen de uitspraken van de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank) van 4 april 2013, nummers AWB 12/712 en 12/713, in de gedingen tussen belanghebbenden en

de inspecteur van de Belastingdienst/ kantoor Leeuwarden (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Namens belanghebbenden - echtgenoten - is op 11 juli 2011 op aangifte € 10.260 aan overdrachtsbelasting voldaan, ieder voor een gelijk deel.

1.2

Bij uitspraken van 10 februari 2012 heeft de Inspecteur het bezwaar van belanghebbenden tegen de voldoening op aangifte ongegrond verklaard.

1.3

Belanghebbenden hebben tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft de beroepen bij uitspraken van 4 april 2013 ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbenden hebben tegen de uitspraken van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft verweerschriften ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaken betrekking hebben alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 december 2013 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord namens belanghebbenden hun gemachtigde mr. [A] alsmede, namens de Inspecteur, [B], mr. [C] en drs. [D]. Partijen hebben ermee ingestemd dat de zaken van belanghebbenden gevoegd worden behandeld.

1.7

Partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en een exemplaar daarvan overgelegd aan elkaar en aan het Hof.

1.8

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Bij notariële akte van 6 juni 2011 is aan belanghebbenden voor een koopsom van € 175.000, ieder voor de onverdeelde helft, geleverd onder andere het appartementsrecht met betrekking tot de woning aan het [a-plein] 95 te [Z] (hierna: de verkrijging).

2.2

Namens belanghebbenden is op 11 juli 2011 op aangifte een bedrag van € 10.260 aan overdrachtsbelasting voldaan. Deze belasting is berekend naar de koopsom van € 175.000 verminderd met het aandeel in het reservefonds van de Vereniging van Eigenaren ten bedrage van € 3.981,28.

2.3

Het tarief ten tijde van de verkrijging bedroeg ingevolge artikel 14 van de Wet op de belastingen van rechtsverkeer 1970 (hierna: de Wet BRV) zes percent.

2.4

Tijdens de persconferentie van minister-president Rutte na afloop van de ministerraad op 17 juni 2011 is het volgende verklaard (Radio- en TV-tekst 17 juni 2011, gepubliceerd op www.rijksoverheid.nl ):

"VAN BEEK (BNR)

(...) de woonvisie die nog komt. Is toegezegd aan de Kamer, gaat de overdrachtsbelasting daar deel van uitmaken? RUTTE

We komen met een woonvisie en echt, daar hebben we nog helemaal niet eens over gesproken, dus ik ga echt niets over die woonvisie zeggen. VAN BEEK

Maar als je nu een startend stelletje bent en... RUTTE

Dan moet je gewoon een huis kopen, als je een huis wilt kopen. BERGHUIS (RTL)

Dan heb je niet straks in september van goh, had ik maar een paar maanden gewacht, want nou... RUTTE

Als jij graag een huis wilt kopen dan moet je dat gewoon doen. Dan kijk ik recht in de camera, dat is ook heel goed nieuws voor heel Nederland. We hebben echt die woningmarkt nodig. (...) BERGHUIS

Dus geen cadeautjes voor starters? RUTTE

Cadeautjes doen we al helemaal nooit. BERGHUIS

Lagere overdrachtsbelasting. RUTTE

U kent ons, cadeautjes is niets voor het kabinet.".

2.5

Bij persbericht van 1 juli 2011 is bekend gemaakt dat het kabinet ter bevordering van het eigenwoningbezit en om het vertrouwen in de woningmarkt te versterken, heeft besloten dat het tarief van de overdrachtsbelasting voor woningen voor een periode die ingaat op 15 juni 2011 wordt verlaagd van zes naar twee percent (hierna: het verlaagde tarief). De wettelijke grondslag hiervoor is nadien opgenomen in de Wet van 22 december 2011 houdende wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2012), Stb. 2011, 639. Ingevolge artikel XVI, onderdeel C, van die wet is aan artikel 14 van de Wet BRV een tweede lid toegevoegd, waarin het verlaagde tarief is vermeld. Op grond van artikel XXXVIII, lid 1, aanhef in verbinding met lid 2 van die wet is deze wijziging op 1 januari 2012 in werking getreden en werkt zij terug tot en met 15 juni 2011.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

Partijen houdt in hoger beroep nog verdeeld het antwoord op de volgende vragen:

- vormt de heffing van overdrachtsbelasting een inbreuk op het recht van eigendom zoals geformuleerd in artikel 17 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het Handvest) zodat over de onderhavige verkrijging geen overdrachtsbelasting mag worden geheven?

- komt de beperking van de terugwerkende kracht tot verkrijgingen op of na 15 juni 2011 in strijd met het gelijkheidsbeginsel en discriminatieverbod in de zin van artikel 14 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR)?

- komt de beperking van de terugwerkende kracht tot verkrijgingen op of na 15 juni 2011 in strijd met de beginselen van rechtszekerheid, doeltreffendheid c.q. doelmatigheid en evenredigheid, zorgvuldigheid en vertrouwen, alle als beginselen van behoorlijke wetgeving?

3.2

Belanghebbenden beantwoorden de onder 3.1 gestelde vragen bevestigend en concluderen tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en tot toepassing van het verlaagde tarief ter zake van de verkrijging.

3.3

De Inspecteur beantwoordt de onder 3.1 gestelde vragen ontkennend en concludeert tot bevestiging van de uitspraken van de Rechtbank.

3.4

Partijen hebben geen geschil over de cijfermatige uitwerking van elkaars standpunten.

3.5

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing