Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-03-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:2578, 13/00955 en 13/00956
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-03-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:2578, 13/00955 en 13/00956
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 25 maart 2014
- Datum publicatie
- 11 april 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:2578
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:2492, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 13/00955 en 13/00956
Inhoudsindicatie
Omzetbelasting. Aftrek omzetbelasting. Aan werknemers ter beschikking gestelde auto’s . BUA-correctie terecht ?
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummers 13/00955 en 13/00956
uitspraakdatum: 25 maart 2014
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
fiscale eenheid [X] BV c.s.,
gevestigd te [Z] (voorheen: fiscale eenheid [A 1] BV c.s.; hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 29 augustus 2013, nummers AWB 12/4774 en 12/4775, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft over het tijdvak 1 december tot en met 31 december 2008 een bedrag van € 828.249 aan omzetbelasting op aangifte voldaan en over het vierde kwartaal 2009 een bedrag van € 2.662.324.
Tegen de voldoening op aangifte van een bedrag van respectievelijk € 228.934 (tijdvak 1 december tot en met 31 december 2008) en € 284.769 (vierde kwartaal 2009) heeft zij bezwaar gemaakt.
De Inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende gegrond verklaard. Over het tijdvak 1 december tot en met 31 december 2008 heeft de Inspecteur een teruggaaf omzetbelasting verleend van € 155.276 en over het vierde kwartaal van 2009 van € 191.419.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep bij uitspraak van 29 augustus 2013 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft vervolgens een conclusie van repliek ingediend. De Inspecteur heeft geen gebruik gemaakt van de hem geboden mogelijkheid een conclusie van dupliek in te dienen.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaak betrekking hebben.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 februari 2014 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord drs. [A 2] en mr. [B] FB, als de gemachtigden van belanghebbende, alsmede mr. [C] en [D] namens de Inspecteur.
De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting twee pleitnota’s overgelegd en voorgedragen. De Inspecteur heeft ter zitting een pleitnota overgelegd en voorgedragen.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende houdt zich bezig met fiscale advisering, bedrijfskundige en juridische dienstverlening alsmede accountancy. Zij is aangemerkt als ondernemer als bedoeld in de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet).
Zij heeft met een leasemaatschappij overeenkomsten van operational lease gesloten op grond waarvan haar in de jaren 2008 en 2009 personenauto’s ter beschikking zijn gesteld (hierna: de auto’s). Belanghebbende heeft de auto’s op haar beurt ter beschikking gesteld aan werknemers die uit hoofde van hun functie, deels buiten reguliere kantoortijden, meer dan incidenteel zakelijke ritten maken. De auto’s zijn gebruikt voor zakelijke ritten, woon-werkverkeer en ten hoogste 15.000 kilometer per jaar aan privéritten.
De uitgaven van belanghebbende ter zake van de auto’s, bestaande uit leasetermijnen, brandstof en onderhoud, bedroegen in 2008 € 1.435.809 en in 2009 € 1.819.686. Belanghebbende heeft de daarop drukkende omzetbelasting van € 272.803 (2008) en € 345.740 (2009) in aftrek gebracht.
Op grond van de arbeidsovereenkomsten die belanghebbende met de onder 2.2 bedoelde werknemers heeft gesloten, zijn die werknemers een bijdrage aan belanghebbende verschuldigd in verband met het privégebruik van de auto (hierna: de eigen bijdrage voor privégebruik). Deze is gebaseerd op een voor alle werknemers geldend personeelshandboek, waarnaar wordt verwezen in alle (nog te sluiten) arbeidsovereenkomsten. De eigen bijdrage voor privégebruik bestaat uit de navolgende componenten:
- -
-
een bedrag gelijk aan 10% van een functiegerelateerd normbedrag, en
- -
-
een bovennormbijdrage indien de leasetermijn hoger is dan het normbedrag.
Voorts dienden de werknemers (een deel van) de premie voor een allriskverzekering van de auto voor eigen rekening te nemen.
De eigen bijdragen voor privégebruik beliepen in 2008 in totaal € 376.521 en in 2009 € 461.376. De hierin begrepen omzetbelasting bedroeg in 2008 € 60.116 en in 2009 € 73.665. In haar aangiften omzetbelasting heeft belanghebbende de eigen bijdragen voor privégebruik niet als belaste omzet aangegeven.
Aan cliënten van belanghebbende wordt bij inschakeling van een werknemer met een auto een uurtarief gerekend dat € 5 hoger is dan het geval zou zijn als diezelfde werknemer geen auto tot zijn beschikking heeft gekregen. Per jaar verrichten de werknemers die de beschikking hebben over een auto van belanghebbende gemiddeld 1.300 uren declarabele werkzaamheden. Voor het jaar 2008 werd op deze wijze voor het gehele wagenpark € 1.160.674 aan cliënten in rekening gebracht en voor het jaar 2009 € 1.420.039.
Belanghebbende heeft ter zake van geen van de terbeschikkinggestelde auto’s een kilometeradministratie bijgehouden. Zij heeft voor de berekening van de correctie privégebruik bij het doen van aangifte gekozen aan te sluiten bij de forfaitaire regeling als bedoeld in artikel 15 van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968, overeenkomstig het Besluit van de staatssecretaris van Financiën van 22 januari 2004, nr. CPP 2003/2802M. De daarbij gehanteerde cataloguswaarde van de auto’s bedroeg in 2008 € 8.003.768 en in 2009 € 9.063.067. Over het tijdvak december 2008 heeft belanghebbende een bedrag aan omzetbelasting op aangifte voldaan, waarin is begrepen een bedrag van € 228.934. Over het tijdvak vierde kwartaal 2009 heeft belanghebbende een bedrag aan omzetbelasting op aangifte voldaan, waarin is begrepen een bedrag van € 281.261. Die bedragen zien op de toepassing van het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968 (hierna: het BUA) op gedurende het gehele boekjaar van respectievelijk 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 en 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009 door belanghebbende gedane uitgaven ter zake van het privégebruik van aan haar werknemers ter beschikking gestelde auto’s.
Gelet op het Besluit van de staatssecretaris van Financiën van 20 december 2011, nr. BLKB 2011/2560M (hierna: het Besluit BUA 2011) heeft de Inspecteur over het tijdvak december 2008 bij uitspraak op bezwaar een teruggaaf van omzetbelasting verleend van € 155.276, zijnde het op aangifte voldane bedrag van € 228.934 minus 19% van 27% van de uitgaven voor autogebruik waarop omzetbelasting drukt (€ 1.435.809). Over het tijdvak vierde kwartaal 2009 heeft hij bij uitspraak op bezwaar – voor zover hier van belang – een teruggaaf van omzetbelasting verleend van € 187.912, zijnde het op aangifte voldane bedrag van € 281.261 minus 19% van 27% van de uitgaven voor autogebruik waarop omzetbelasting drukt (€ 1.819.686).
De Rechtbank heeft geoordeeld dat het BUA te dezen van toepassing is en dat de Inspecteur de BUA-correctie bij de uitspraken op bezwaar op de juiste bedragen heeft berekend.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de eerder genoten aftrek van omzetbelasting met betrekking tot de aan belanghebbendes werknemers ter beschikking gestelde auto’s terecht in overeenstemming met het BUA is gecorrigeerd. Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord, is tussen partijen de hoogte van de BUA-correctie in geschil.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de Eerste en Tweede richtlijn, mede gelet op de arresten van het Hof van Justitie van 5 oktober 1999, Royscot Leasing Ltd, C-305/97, V-N 1999/49.18 en van 20 januari 2005, Hotel Scandic Gåsabäck, C-412/03, V-N 2005/8.22, geen ruimte bieden voor een correctie op grond van het BUA, omdat de werknemers in het onderhavige geval een meer dan symbolische vergoeding aan belanghebbende hebben betaald. De BUA-correctie dient voor beide boekjaren op nihil te worden gesteld. Nu partijen zijn overeengekomen dat de verschuldigde omzetbelasting over de eigen bijdrage voor privégebruik, die niet op aangifte is voldaan, kan worden betrokken in de aangiften over de onderhavige tijdvakken, brengt honorering van het primaire standpunt mee dat een aanvullende teruggaaf omzetbelasting moet worden verleend van € 13.542 (2008) en € 19.684 (2009), te vermeerderen met heffingsrente. Deze bedragen zijn als volgt berekend:
Omzetbelasting: |
2008 |
2009 |
BUA-correctie volgens belanghebbende |
€ 0 |
€ 0 |
Af: BUA-correctie na bezwaar |
€ 73.658 |
€ 93.349 |
- € 73.658 |
- € 93.349 |
|
Omzetbelasting over eigen bijdrage privégebruik |
€ 60.166 |
€ 73.665 |
Aanvullende teruggaaf |
€ 13.542 |
€ 19.684 |
Subsidiair betoogt belanghebbende dat de BUA-correctie op een te hoog bedrag is berekend. Het Besluit BUA 2011 moet volgens belanghebbende aldus worden uitgelegd dat bij de bepaling van de hoogte van de kosten rekening wordt gehouden met de ontvangsten voor de auto’s, waardoor zij over 2008 per saldo geen omzetbelasting wegens een BUA-correctie verschuldigd is en over 2009 € 612. Belanghebbende heeft dit als volgt berekend:
2008 |
2009 |
|
Gedane uitgaven voor autogebruik |
€ 1.435.809 |
€ 1.819.686 |
Af: ontvangen eigen bijdragen privégebruik (2.5) |
€ 316.404 |
€ 387.711 |
Af: doorbelasting aan cliënten via uurtarief (2.6) |
€ 1.160.674 |
€ 1.420.039 |
Autokosten waarop omzetbelasting drukt |
- € 41.269 |
€ 11.936 |
27% op basis van het Besluit 2011 |
x 27% |
x 27% |
Kosten voor privégebruik |
nihil |
€ 3.222 |
19% omzetbelasting |
x 19% |
x 19% |
Omzetbelasting over kosten privégebruik |
nihil |
€ 612 |
Gelet op de hiervoor in 3.2 genoemde afspraak omtrent de nog niet voldane omzetbelasting over de eigen bijdrage voor privégebruik, brengt honorering van het subsidiaire standpunt mee dat een aanvullende teruggaaf omzetbelasting moet worden verleend van € 13.542 voor 2008 en € 19.072 voor 2009 (€ 19.684 minus € 612), te vermeerderen met heffingsrente.
Het meer subsidiaire standpunt (in beroep aangeduid als het subsidiaire standpunt) heeft belanghebbende ter zitting ingetrokken.
De Inspecteur bestrijdt niet dat de eigen bijdrage voor privégebruik een meer dan symbolische vergoeding is. Ook voor dat geval geldt naar zijn mening echter – ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 12 juli 2013, nr. 11/03740, ECLI:NL:HR:2013:22 – dat het BUA van toepassing is. Met betrekking tot het subsidiaire standpunt van belanghebbende betoogt de Inspecteur dat de ontvangsten van cliënten en de bijdragen van de werknemers niet in mindering mogen worden gebracht bij de bepaling van de hoogte van de kosten. Hoewel hij bij de berekening van de aftrekbeperking geen rekening heeft gehouden met de eigen bijdragen voor privégebruik door toepassing van artikel 2 van het BUA, leidt dat niet tot een aanvullende teruggaaf van omzetbelasting, omdat partijen zijn overeengekomen dat de nog niet voldane omzetbelasting over de eigen bijdrage voor privégebruik kan worden betrokken in de aangiften over de onderhavige tijdvakken (zie 3.2). De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.