Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-03-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:2580, 13/00732

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-03-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:2580, 13/00732

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
25 maart 2014
Datum publicatie
11 april 2014
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2014:2580
Formele relaties
Zaaknummer
13/00732

Inhoudsindicatie

Motorrijtuigenbelasting. Overtreding handelaarskentekenregeling.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 13/00732

uitspraakdatum: 25 maart 2014

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] BV te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 4 juli 2013, nummer AWB 12/6056,

in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratie/autoheffingen/kantoor Apeldoorn (hierna: de Inspecteur).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is over het tijdvak 15 december 2010 tot en met 14 december 2011 een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting opgelegd van € 412. Tegelijk is bij beschikking een verzuimboete opgelegd van eveneens € 412.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 4 juli 2013 ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 februari 2014 te Arnhem. Daarbij is verschenen en gehoord [A] namens de Inspecteur. mr. [B] heeft in zijn aan het Hof gerichte brief van 4 februari 2014, namens belanghebbende, medegedeeld dat hij niet ter zitting zal verschijnen.

1.7

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Op 14 december 2011 is door de Inspecteur vastgesteld dat een personenauto van het merk Volkswagen, type Golf (hierna: de Golf) alsmede een voertuig van het merk Mercedes Benz, type Sprinter (hierna tezamen genoemd: de motorrijtuigen) gelijktijdig van de openbare weg gebruik hebben gemaakt, terwijl beide motorrijtuigen daarbij hetzelfde handelaarskenteken voerden.

2.2

Voormelde constatering is door de Inspecteur vastgelegd in een geautomatiseerd systeem waarvan hij een uitdraai, genaamd “Surf fiscale surveillance”, in de procedure heeft overgelegd. Voor zover van belang luidt deze als volgt:

“Verklaring bestuurder

We zijn naar de RDW ter keuring van deze voertuigen geweest. Ik ben vergeten het kentekenbewijs mee te nemen. Bij wijze van vriendendienst en vanuit het oogpunt van gemak, heb ik de handelaarskentekenplaten uitgeleend aan de eigenaar van de golf. Ik wist niet dat dit niet mocht.

Bevinding medewerker

We hebben twee voertuigen aangetroffen welke achter elkaar reden op de snelweg A12 ter hoogte van Duiven. Beide voertuigen waren voorzien van groene handelaarskentekenplaten met hetzelfde kenteken, namelijk [00-00-YY]. De gegevens van het eerste voertuig, alsmede van de bestuurder zijn hierboven in deze surfmelding al vermeld. De gegevens van het tweede voertuig en bestuurder zijn als volgt. Merk en type voertuig, Volkswagen Golf kleur groen, brandstof benzine, bouwjaar 1984 chassisnummer [000000000]. De gegevens van de bestuurder zijn: [C] (…) Beide bestuurders en voertuigen waren naar de kentekenkeuring bij de RDW te Arnhem geweest. Voertuig twee, de VW Golf, stond niet in de bedrijfsvoorraad bij de handelaarskentekenhouder, maar is eigendom van de bestuurder, dhr. [C]. Dhr. [C] is een bekende van houder van het handelaarskenteken. In de VW Golf zijn vier wielen aangetroffen. Deze lagen al in de auto ten tijde van de koop. (…)”

2.3

Op grond van de in onderdelen 2.1 en 2.2 vermelde constatering heeft de Inspecteur de onderwerpelijke naheffingsaanslag en verzuimboete opgelegd. Het tegen de naheffingsaanslag en verzuimboete ingediende bezwaarschrift is door de Inspecteur afgewezen. Het tegen deze afwijzing ingestelde beroep bij de Rechtbank is ongegrond verklaard.

2.4

Tot het dossier behoort een door belanghebbende overgelegde fotokopie van een krantenbericht waarin melding wordt gemaakt van een hofuitspraak met betrekking tot een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting. In dit krantenbericht is opgenomen dat het hof heeft geoordeeld dat die naheffingsaanslag een punitief karakter heeft.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of en in hoeverre de onderwerpelijke naheffingsaanslag en verzuimboete terecht zijn opgelegd.

3.2

Belanghebbende stelt dat de naheffingsaanslag en de verzuimboete niet aan haar opgelegd mogen worden omdat zij de voorwaarden van de handelaarskentekenregeling niet zou hebben overtreden. Belanghebbende stelt in dat verband dat de motorrijtuigen tot de bedrijfsvoorraad van belanghebbende behoorden. Ook bestrijdt belanghebbende de hoogte van de naheffingsaanslag en de boete.

3.3

De Inspecteur is van mening dat aan belanghebbende, als houder van het handelaarskenteken [00-00-YY], de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd omdat niet aan alle voorwaarden van de handelaarskentekenregeling is voldaan. De Inspecteur stelt in dat verband dat de Golf niet tot de bedrijfsvoorraad van belanghebbende behoorde en dat het niet is toegestaan om de handelaarskentekenplaten aan derden uit te lenen. Ook stelt hij dat de bij kenteken [00-00-YY] behorende handelaarskentekenplaten niet tegelijkertijd op meerdere voertuigen bevestigd mogen worden omdat op grond van artikel 2, derde lid, van de Regeling handelaarskentekens en - kentekenbewijzen bij een motorrijtuig voorzien van een handelaarskentekenplaat het bijbehorende (unieke) kentekenbewijs aanwezig dient te zijn. Ook de boete acht hij terecht en tot het juiste bedrag opgelegd.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan heeft de Inspecteur ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.5

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en die van de Inspecteur, alsmede tot vernietiging van de naheffingsaanslag en de boetebeschikking.

3.6

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing