Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-04-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:2679, 13/00961

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-04-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:2679, 13/00961

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
1 april 2014
Datum publicatie
11 april 2014
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2014:2679
Formele relaties
Zaaknummer
13/00961

Inhoudsindicatie

Loonbelasting. Autokostenfictieregeling voor directeur-grootaandeelhouder. Bewijs.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 13/00961

uitspraakdatum: 1 april 2014

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] BV te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 2 augustus 2013, nummer AWB 12/5969, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Almere (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is over het jaar 2006 een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd van € 10.353. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 1.908. Bij beschikking is een verzuimboete opgelegd van € 517.

1.2

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 18 oktober 2012 de naheffingsaanslag, de boetebeschikking en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 2 augustus 2013 het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslag verminderd tot € 10.132, de verzuimboete tot € 506 en de beschikking heffingsrente tot € 1.867.

1.4

Belanghebbende heeft bij faxbericht van 13 september 2013 tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 februari 2014 te Arnhem. Daarbij is namens de Inspecteur verschenen [A]. Belanghebbende is – met kennisgeving aan het Hof – niet verschenen.

1.7

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende heeft in 2006 aan haar directeur/enig aandeelhouder [B] (hierna: [B]) een Mercedes Benz ML 320 CDI ter beschikking gesteld met kenteken [00-YY-YY] (hierna: de auto).

2.2

Over het jaar 2006 heeft belanghebbende loonheffingen ingehouden en op aangifte afgedragen. Daarbij is geen rekening gehouden met een voordeel voortvloeiend uit het privégebruik van de aan [B] ter beschikking gestelde auto.

2.3

Met de auto zijn in 2006 de volgende snelheidsovertredingen begaan:

Dag

Tijdstip

Locatie

Woensdag 18 januari 2006

13:09

[L]

Woensdag 19 april 2006

10:47

[M]

Woensdag 19 april 2006

13:11

[M]

Donderdag 8 juni 2006

09:48

[N]

Donderdag 14 september 2006

13:25

[O]

Woensdag 13 december 2006

23:23

[P]

Dinsdag 19 december 2006

10:58

[L]

2.4

Op 9 september 2009 heeft de Belastingdienst bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld. Het onderzoek richtte zich in eerste instantie op de aanvaardbaarheid van de aangiften loonheffingen over de loontijdvakken februari, maart en april van het jaar 2009, maar is uitgebreid met onder meer een onderzoek naar de door belanghebbende ter beschikking gestelde auto’s in de loontijdvakken 1 januari 2006 tot en met 1 oktober 2010.

2.5

Van het boekenonderzoek is met dagtekening 31 oktober 2011 een rapport opgemaakt. Daarin is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:

“(…)

Privégebruik auto

Door de inhoudingsplichtige wordt een auto met de volgende kenteken aan de heer [B] ter beschikking gesteld:

Kenteken

Berijder

BSN/sofinr.

Periode

Fisc. waarde

Opmerkingen

[00-YY-YY]

[B]

(…)

01-01-2006 tot

€ 90.500

Geen bijtelling

25-09-2007

(…)

In het jaar 2009 is een kilometeradministratie bijgehouden. Voor de andere jaren is geen kilometeradministratie bijgehouden.

(…)

Ook is middels de brief van 18 oktober 2010 verzocht om de kilometeradministratie over de hiervoor genoemde perioden [Hof: loontijdvakken 2006 – 2008 en januari 2010 – september 2010] te verstrekken. Deze kilometeradministraties zijn tijdens het onderzoek niet ontvangen.

(…)

De conclusie die getrokken dient te worden is dat de inhoudingsplichtige aan de heer [B] een auto ter beschikking heeft gesteld over de loontijdvakken januari 2006 tot en met september 2010 en dat niet gebleken is dat minder dan 500 kilometer privé met deze auto gereden is.

(…)”

2.6

Naar aanleiding van de bevindingen, zoals vastgelegd in het controlerapport, heeft de Inspecteur met dagtekening 2 november 2011 de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd. Tevens heeft de Inspecteur op de voet van artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) in samenhang met paragraaf 24a, lid 3, onderdeel d, van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst een verzuimboete opgelegd van 5% van het nageheven bedrag.

2.7

In de bezwaarfase heeft belanghebbende alsnog een kilometeradministratie overgelegd, alsmede een uitdraai van de digitale (zakelijke) agenda van [B]. Daarin is vermeld dat [B] in 2006 (afgerond) 27.924 kilometer heeft gereden, waarvan (afgerond) 426 kilometer voor privédoeleinden.

2.8

In de beroepsfase heeft de Inspecteur zich op het standpunt gesteld dat bij het opleggen van de naheffingsaanslag is uitgegaan van een te hoge cataloguswaarde. Om die reden heeft hij - bij verminderingsbeschikking van 11 februari 2013 - de naheffingsaanslag verminderd tot € 10.132, de verzuimboete tot € 506 en de beschikking heffingsrente tot € 1.867.

2.9

De Rechtbank heeft geoordeeld dat de naheffingsaanslag niet is opgelegd in strijd met enig beginsel van behoorlijk bestuur. Verder is de Rechtbank van oordeel dat belanghebbende met de overlegde kilometeradministratie en zakelijke agenda van [B] niet overtuigend heeft aangetoond dat de auto in het jaar 2006 voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de naheffingsaanslag, boetebeschikking en beschikking heffingsrente verminderd overeenkomstig de in 2.8 genoemde bedragen.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

Tussen partijen is in geschil of de Inspecteur terecht een naheffingsaanslag heeft opgelegd ter zake van het voordeel voortvloeiend uit het privégebruik van de door belanghebbende aan [B] ter beschikking gestelde auto.

3.2

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat een deugdelijke kilometeradministratie is overgelegd aangezien de Inspecteur slechts geringe gebreken heeft geconstateerd. Ook is - aldus belanghebbende - ten onrechte een aantal zakelijke ritten als privérit aangemerkt. Verder verzoekt zij het Hof een principieel oordeel te geven over de kwalificatie van de kilometers gereden tussen het woonadres van de toenmalige vriendin (inmiddels echtgenote) van [B] en het bedrijfsadres van belanghebbende.

3.3

De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat de door belanghebbende overlegde kilometeradministratie niet kan dienen als bewijs dat met de auto in 2006 voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden is gereden. Verder wijst hij erop dat de overige grieven van belanghebbende geen betrekking hebben op het jaar 2006.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan heeft de Inspecteur ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.5

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraak van de Inspecteur en tot vernietiging van de naheffingsaanslag, de boetebeschikking en de beschikking heffingsrente.

3.6

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing