Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-04-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:2899, 13/00557 en 13/00558
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-04-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:2899, 13/00557 en 13/00558
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 8 april 2014
- Datum publicatie
- 18 april 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:2899
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2014:3657
- Zaaknummer
- 13/00557 en 13/00558
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Winst uit onderneming. Vermogensetikettering onroerende zaak. Splitsbaar object ?
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummers 13/00557 en 13/00558
uitspraakdatum: 8 april 2014
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland van 26 maart 2013, nummers AWB 12/1770 en 12/17
in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Nijmegen (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2007 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 208.001.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar het vastgestelde belastbare inkomen uit werk en woning verminderd tot € 204.836.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2008 een aanslag in de IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 185.893. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 166.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslag en – naar het Hof begrijpt – de beschikking heffingsrente gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen. De rechtbank Oost-Nederland (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 26 maart 2013 het beroep met betrekking tot de aanslag IB/PVV 2007 niet-ontvankelijk verklaard, en het beroep met betrekking tot de aanslag IB/PVV 2008 ongegrond.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaken betrekking hebben alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 januari 2014 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. [A] als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [B] namens de Inspecteur. De zaken zijn – met instemming van partijen – ter zitting gelijktijdig behandeld met de zaken met nummers 13/00559 en 13/00560 van [C].
De gemachtigde van belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is vennoot in de V.O.F. “[D]”, een onderneming die leesportefeuilles exploiteert. Medevennoot is de partner van belanghebbende, [C] (hierna: de partner). De winstverdeling binnen de vennootschap is 50%-50%.
De door de V.O.F. gedreven onderneming werd in ieder geval tot medio 2007 volledig uitgeoefend in een woon-bedrijfspand aan de [a-straat] 17 te [Z]. Belanghebbende rekende het gehele pand tot zijn ondernemingsvermogen. De boekwaarde van het pand op de balans van de V.O.F. per 31 december 2006 bedroeg € 810.208.
Op 11 maart 2006 hebben belanghebbende en zijn partner, in privé, een onroerende zaak gekocht gelegen aan de [b-straat] 742 te [Z]. De koopsom hiervan bedroeg € 965.000. De onroerende zaak bestaat onder meer uit een woning met ondergrond en een daarnaast, op ongeveer 20 meter afstand van de woning, vrij gelegen paardenstal. Belanghebbende en zijn partner hebben de onroerende zaak gekocht met de bedoeling daar te gaan wonen. In de aangifte IB/PVV 2006 is de onroerende zaak door belanghebbende voor het geheel aangemerkt als privé-vermogen.
In het voorjaar van 2007 is het voornemen ontstaan om de V.O.F. mede te gaan uitoefenen in de nog te verbouwen paardenstal. Medio 2007 zijn verbouwingswerkzaamheden aan de paardenstal gestart waarbij deze grotendeels is gesloopt op enkele stralen spanten na, waarna een bedrijfsruimte is gerealiseerd (hierna: de bedrijfsruimte). De bedrijfsruimte heeft een eigen ingang, eigen elektra en een eigen meterkast. Er zijn geen sanitaire voorzieningen in de bedrijfsruimte aanwezig. Voorts ontbreekt daarin een wateraansluiting. Het terrein waarop de bedrijfsruimte en de woning zijn gelegen is vanaf de openbare weg toegankelijk via een (gemeenschappelijke) centrale poort. De totale verbouwingskosten bedragen € 88.068. Medio 2008 is de bedrijfsruimte in gebruik genomen.
De bedrijfsruimte heeft een oppervlakte van ongeveer 125m², waarvan 85m² zakelijk wordt gebruikt. De totale inhoud bedraagt circa 300m³. De woning heeft een inhoud van circa 1.095m³. Het totale perceel heeft een oppervlakte van ongeveer 8.280m². Daarop zijn tevens een tennisbaan en een zwembad gelegen.
Vanaf medio 2008 wordt vanuit de nieuwe bedrijfsruimte een deel van de ondernemingsactiviteiten van de V.O.F. verricht. De overige werkzaamheden vinden nog voornamelijk plaats vanuit de [a-straat] 17. Bij de onderneming zijn in totaal 30 mensen in dienst, daarvan werkt één werknemer in de bedrijfsruimte aan de [b-straat] 742, de overigen zijn werkzaam op de locatie [a-straat] 17 en ambulant.
Belanghebbende heeft (zijn aandeel in) de woning en de bedrijfsruimte aan de [b-straat] 742 in de aangiften IB/PVV 2007 en 2008 geheel tot zijn ondernemingsvermogen gerekend, en de daarmee verband houdende kosten als ondernemingskosten aangemerkt.
In zijn rapport van 15 juni 2009 heeft [E] van [F] B.V. te [L], de waarde van de ondergrond van het bedrijfsgedeelte per 3 mei 2007 getaxeerd op 550m² à € 150, derhalve op € 82.500.
Blijkens een rapport van 7 juli 2010 heeft [G] RT als taxateur namens de Inspecteur, de waarde van de paardenstal in de oude staat, inclusief ondergrond, per 3 mei 2007, gewaardeerd op € 35.000. In zijn brief van 12 oktober 2010 heeft de taxateur vermeld dat hij daarbij rekening heeft gehouden met circa 200m² ondergrond, en dat hij de waarde van de ondergrond heeft bepaald op een bedrag van € 10.000.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de Rechtbank terecht het beroep inzake de aanslag IB/PVV 2007 niet-ontvankelijk heeft verklaard. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de Inspecteur bevestigend.
In geschil is voorts het antwoord op de vraag of de gehele onroerende zaak gelegen aan de [b-straat] 742 te [Z], woning en bedrijfsruimte, met ingang van 3 mei 2007, tot het ondernemingsvermogen van belanghebbende mag worden gerekend. Indien alleen het bedrijfsgedeelte tot het ondernemingsvermogen behoort, is nog in geschil voor welke waarde dit deel op balans dient te worden geactiveerd.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend. Primair is naar zijn mening sprake van een niet splitsbare onroerende zaak, welke in zijn geheel tot het keuzevermogen behoort. Subsidiair is belanghebbende van mening dat indien wel sprake is van een splitsbare onroerende zaak, de woning tot het keuzevermogen behoort. Meer subsidiair is belanghebbende van mening dat de voor het eerst te activeren waarde van de bedrijfsruimte dient te worden bepaald op € 185.568, zijnde de stichtingskosten van de bedrijfsruimte vermeerderd met het aan de ondergrond daarvan toe te rekenen deel van de koopsom.
De Inspecteur beantwoordt deze vraag ontkennend. Naar zijn mening is sprake van een splitsbare onroerende zaak, en zou belanghebbende de grenzen der redelijkheid overschrijden door de woning als ondernemingsvermogen aan te merken.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraken van de Inspecteur, tot vaststelling van de aanslag IB/PVV 2007 berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 206.690, en tot vaststelling van de aanslag IB/PVV 2008 berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 183.093.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.