Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-05-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:3917, 11/00369, 11/00370 en 11/00371

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-05-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:3917, 11/00369, 11/00370 en 11/00371

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
13 mei 2014
Datum publicatie
23 mei 2014
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2014:3917
Formele relaties
Zaaknummer
11/00369, 11/00370 en 11/00371

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Exploitant coffeeshop. Omkering bewijslast? Redelijke schatting?

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummers 11/00369, 11/00370 en 11/00371

uitspraakdatum: 13 mei 2014

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

en het incidentele hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Heerenveen (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 22 november 2011 nummers AWB 10/2418, 10/2419 en 10/2420,

in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is over het jaar 2005 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 202.953, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 31.557. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 10.740.

1.2

Aan belanghebbende is over het jaar 2006 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 296.964, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 42.295. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 12.914.

1.3

Aan belanghebbende is over het jaar 2007 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 353.910, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 65.805. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 14.186.

1.4

Op de bezwaarschriften van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar, de navorderingsaanslagen, de boetebeschikkingen en de beschikkingen heffingsrente gehandhaafd.

1.5

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank Leeuwarden (hierna: de Rechtbank).

1.6

De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar van de Inspecteur vernietigd, de navorderingsaanslag IB/PVV 2005 verminderd tot een aanslag berekend naar belastbaar inkomen uit werk en woning van € 185.178, de navorderingsaanslag IB/PVV 2006 verminderd tot een aanslag berekend naar belastbaar inkomen uit werk en woning van € 279.189, de navorderingsaanslag IB/PVV 2007 verminderd tot een aanslag berekend naar belastbaar inkomen uit werk en woning van € 337.912, de beschikkingen heffingsrente dienovereenkomstig verminderd, en de boetebeschikkingen vernietigd.

1.7

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. De Inspecteur heeft in zijn verweerschrift incidenteel hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft het incidentele hoger beroep van de Inspecteur beantwoord.

1.8

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaak betrekking hebben alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.9

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 december 2013 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en mr. [A], als de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door [B] en [C], alsmede mr. [D] namens de Inspecteur, bijgestaan door [E] en [F].

1.10

Partijen hebben een pleitnota overgelegd.

1.11

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende drijft een onderneming in de vorm van een eenmanszaak, welke onderneming in [L] een coffeeshop exploiteert en in [M] een bar/café, beide onder de naam ‘[G]’.

2.2

Belanghebbende heeft voor onderhavige jaren aangiften IB/PVV ingediend. Bij het opleggen van de (primitieve) aanslagen IB/PVV voor de onderhavige jaren is de Inspecteur niet afgeweken van de aangiften.

2.3

Op 13 maart 2008 heeft de Inspecteur bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld. In het kader van dit onderzoek heeft de Inspecteur belanghebbende bij brieven van 5 maart 2008 verzocht om toezending van de volledige administratie over 2007. Op 26 maart 2008 is verzocht om – onder meer – toezending van Excel-bestanden met betrekking tot de voorraadadministratie softdrugs 2007. Belanghebbende heeft de gevraagde Excel-bestanden met betrekking tot de voorraadadministratie softdrugs 2007 aan de Inspecteur ter beschikking gesteld. Daarbij zijn de inkopen steeds in één keer – op het einde van de maand – ingeboekt. Op 7 mei 2008 heeft de Inspecteur aan belanghebbende medegedeeld het boekenonderzoek uit te breiden en heeft de Inspecteur tevens verzocht om toezending van de Excel-bestanden met betrekking tot de voorraadadministratie softdrugs 2005 en 2006. Dit verzoek heeft de Inspecteur bij brieven van 26 juni 2008, 7 juli 2008 en 28 oktober 2008 herhaald. De Inspecteur heeft tevens verzocht om inzage in de volledige inkoopadministratie.

2.4

Bij brief van 7 juli 2008 informeert de Inspecteur belanghebbende – voor zover hier van belang, en kennelijk gebaseerd op de brief van de Staatssecretaris van Financiën van 18 maart 2008, DGB2008-00857U – als volgt:

Overtreding van de Opiumwet:

De Belastingdienst behandelt een coffeeshop voor wat betreft de naleving van de fiscale voorschriften als een gewone onderneming. Voor het bepalen van de juiste aanslag voor de winstbelasting is het van belang dat de gehele voorraad daarbij betrokken wordt. Het is niet relevant waar die voorraad zich feitelijk bevindt. Dat het onderscheid wel van belang kan zijn voor de toepassing van de gedooglijn doet daar niets aan af.

Dit brengt met zich mee dat de Belastingdienst bijvoorbeeld tijdens een boekenonderzoek zicht krijgt op de totale voorraad en dus ook op situaties waarbij de totale voorraad de 500 gram te boven gaat. In dergelijke gevallen is er sprake van een misdrijf in de zin van de Opiumwet waarop de meldplicht van toepassing is. De Belastingdienst kan zich daaraan niet onttrekken, het gaat nl. om een wettelijke verplichting.”

2.5

Bij brief van 10 juli 2008 heeft de gemachtigde van belanghebbende daarop gereageerd. Hij schrijft aan de Inspecteur onder meer:

“In uw brief gaat u in op de noodzakelijkheid van de te verstrekken gegevens. Dit is onder meer volgens u het zicht krijgen op de totale voorraad en overtreding van de gedoogrichtlijn (het voorhanden hebben van meer dan 500 gram cannabis). (…)

In dit verband verneem ik graag van u of u alsnog bereid bent overeen te komen dat de ten dienste van de belastingheffing verkregen informatie niet aan derden (strafrechtelijke instanties) zal worden verstrekt.”

2.6

In de brief van 28 oktober 2008 van de Inspecteur aan de gemachtigde van belanghebbende, reageert de Inspecteur als volgt op de in 2.5 genoemde brief:

Geheimhouding artikel 67:

De verstrekking van gegevens is niet voor constatering van de overtreding van de gedoogrichtlijn. Wel om (in dit geval) op basis van de belastingheffing inzicht te krijgen in de goederenstroom.”

Bij zijn brief heeft de Inspecteur een kopie van de onder 2.4 bedoelde brief van de Staatssecretaris van Financiën van 18 maart 2008 gevoegd.

2.7

Desgevraagd – tijdens een bespreking van 23 februari 2009 en besprekingen daarna – heeft belanghebbende steeds geweigerd de Inspecteur nadere informatie over de inkopen en inzage in de volledige inkoopadministratie te geven.

2.8

De Inspecteur heeft de uitkomsten van het boekenonderzoek vastgelegd in het rapport van 1 juli 2009. Daarin zijn, onder meer, de navolgende passages opgenomen:

4.3.2 Voorraad overige

In de administratie hebben wij twee inventarisatielijsten aangetroffen per 31-12-2006 van [L] en [M].

Het betreffen per locatie uitgebreide specificaties van alle aantallen drank 6%, drank 19% ([L] niet), snoep, smart, diversen 6%, tabak, diversen 19%, aanstekers, vloei, tips, kleding, pijpjes en emballage Bedragen ontbreken. Een aansluiting tussen aantallen en de balansbedragen is dan ook niet te maken. Op dit punt is de administratieplicht van belang. De vertaalslag van aantallen naar geld moet er geweest zijn. Dit is nodig voor een adequate bedrijfsvoering.

Op dit punt is ook de bewaarplicht van belang. Duidelijk kenbaar is dat er gegevens niet bewaard zijn gebleven.

4.3.3

Volgbaarheid softdrugs

Buiten de shop(hierna: stash):

Belastingplichtige heeft op 23 februari 2009 verklaard dat zij zelf de softdrugs los inkoopt. Met “los” wordt bedoeld in hoeveelheden welke nog niet zijn verwerkt naar zakjes en joints. Deze inkopen vinden regelmatig plaats; soms meerdere inkopen op 1 dag, soms enkele inkopen per week. Dit is volgens belastingplichtige afhankelijk van het aanbod. Alle inkopen worden direct contant betaald. Er zijn geen vaste leveranciers. De leverancier bepaalt volgens belastingplichtige de prijs. Belastingplichtige verklaarde (op 23-02-2009) dat ze afziet van aankoop als de prijs voor haar te hoog is.

Belastingplichtige geeft 2 keer per week aan [B] de inkopen softdrugs door. Hij maakt hier volgens belastingplichtige inkooplijsten van en aan het eind van de maand boekt hij het totaalbedrag softdrugsinkopen in het kasboek.

Desgevraagd weigerde belastingplichtige antwoord te geven op onze vraag wanneer de laatste inkoop softdrugs was geweest. Ook niet over soort, prijs en hoeveelheid.

Belastingplichtige is door ons gewezen op de inlichtingenverplichting.

Belastingplichtige houdt in een excel-bestand bij welke softdrugs er worden ingekocht. Dit wordt bijgehouden in het bestand voorraadadministratie softdrugs(6).(zie ook voorbeeld in bijlage 7)

Per maand wordt per product op alfabetische volgorde aan ons getoond in hoeveelheid en prijs wat er is ingekocht en tegen welke prijs.

Belastingplichtige weigerde desgevraagd (op 23 februari 2009) te verklaren op welke data deze inkopen zijn geweest. Belastingplichtige is door ons gewezen op de inlichtingenverplichting.

Hierover is het volgende op te merken:

-de feitelijke datum van iedere inkoop ontbreekt;

-er is met belastingplichtige tijdens een bedrijfsgesprek op 23 januari 2003 en 3 februari 2003 afgesproken dat zij met ingang van 01 februari 2003 alle inkopen (en verkopen) softdrugs voortaan op de betreffende datum van inkoop zou boeken in het kasboek.

-belastingplichtige heeft verklaard tijdens een bedrijfsbezoek 01 december 2006 dat er op verschillende data wordt ingekocht(met andere woorden: niet alleen op de laatste dag van de maand zoals dit uit de overzichten naar voren komt);

-belastingplichtige heeft verklaard tijdens een bedrijfsbezoek 01 december 2006 dat op het moment van inkoop de softdrugs apart in de kas- en de voorraadadministratie wordt opgenomen.

Hiervan is ons niets gebleken. Integendeel, de inkopen worden eens per maand opgeteld en dat totaalbedrag (inclusief berekende inkoop joints) wordt dan op de laatste dag van de betreffende maand als uitgaaf in het kasboek verwerkt.

-overheveling van de softdrugs vanuit de stash naar de shop blijkt niet uit de overgelegde administratie; terwijl dit wel was afgesproken. Zie brief 21 februari 2003. Zie bijlage 8)

-In de brief van 04 juli 2000 (zie bijlage 9) is tussen belastingplichtige en de belastingdienst afgesproken dat er elke maand een voorraadopname zal plaatsvinden van de voorraden softdrugs buiten de shop.

In de brief van 11 maart 2003 (zie bijlage 10) heeft belastingplichtige de gegevens over de maandinkopen oktober, november en december 2002, alsmede de voorraadopnames per 1/11/2002, 1/12/2002 en 5/1/2003 aan de belastingdienst verzonden. Deze gegevens zijn afkomstig uit het eerder genoemde voorraadschrift. Over de controleperiode ontbreken ons deze voorraadopnames.

In de shop:

-bijvullingen in de shop wordt genoteerd op de betreffende dienstlijst door degene die op dat moment aan het werk is in de shop. Volgens belastingplichtige worden bijvullingen van 1 soort zonder een begeleidend briefje aangeleverd; een bijvulling van meerdere soorten tegelijk staat op een briefje. Volgens belastingplichtige wordt dit soms weggegooid en soms wordt dit gehecht aan de betreffende dienstlijst. Dit is achteraf niet meer na te gaan.

In de voorraadadministratie buiten de shop zijn deze shop-bijvullingen niet terug te vinden. Dit betekent dat er voor de voorraden buiten de shop geen sluitende goederenbeweging is.

In dit kader wijzen wij op de bewaarplicht en de administratieplicht.

Het Hof Amsterdam zegt hierover op 18 mei 2005: “meer in het bijzonder mag van een coffeeshophouder in redelijkheid worden verwacht dat hij door middel van dagstaten zowel in hoeveelheden als in geld bijhoudt welke bedragen terzake van de inkoop van cannabisproducten op welke data zjjn uitgegeven en dat hij een hierop aansluitende kas- en voorraadadministratie voert”; met andere woorden van iedere inkoop soft-drugs moet worden vastgelegd de datum van de inkoop, de soort, de hoeveelheid, de prijs en de betaaldatum;

Conclusie: De voorraad softdrugs is niet te volgen.

(…)

5.1.1

Theoretische omzetberekening zakjes

Wij hebben een theoretische omzetberekening zakjes opgesteld op basis van de ons bekende verkoopprijzen per gram.

Als basis heeft hiervoor gediend de voorraadadministratie (6) van belastingplichtige en de zakjesverkopen in geld volgens de daglijsten. (3). Bij de verkoopprijzen is geen rekening gehouden met verleende kortingen (mats) en eigen gebruik. Verder is voor de verkoopprijzen gebruik gemaakt van de gegevens uit waarnemingen ter plaatse. Om grote schommeling per maand te voorkomen is gekozen voor een vergelijking per jaar.

Op basis hiervan komen wij tot de volgende cijfermatige opstelling:

2005

2006

2007

Theoretische omzet zakjes (*1)

716.825

870.359

901.392

Aangegeven omzet zakjes

614.339

767.941

855.312

Verschil in geld

102.486

102.418

46.080

Verschil in % van aangeg.

17%

13%

5%

Ad (*1): inkopen vermenigvuldigd met verkoopprijzen van € 5-zakjes o.b.v. WTP-gegevens

In geld wijken de jaren 2005, 2006 en 2007 af in aanzienlijke bedragen. In verhouding wijken 2005 en 2006 aanzienlijk af.

Conclusie:

De jaren 2005 en 2006 laten, zowel in geld als in verhouding, aanzienlijke verschillen zien. Het jaar 2007 geeft toch ook een (kleiner) verschil.

(…)

5.4.1

Goederenbeweging softdrugs 2007

(…)

Om dit te beoordelen is op basis van de overgelegde administratie van een deel van de onderzoeksperiode (januari, februari en maart) (en in april alleen voor de power plant) een goederenbeweging softdrugs opgesteld(alles in grammen):

Daaruit blijkt ons dat er bij een viertal producten sprake is van meer verkopen dan inkopen. Dit is onmogelijk.

Negatieve voorraad op:

power plant

sneeuwwitje

SSK

thai stick

31 jan. / 1 febr.

-154,96

-12,00

28 febr. / 1 mrt.

-79,20

-105,00

-236,21

-59,80

31 mrt. / 1 apr.

-496,38

-1,00

30 april

-131,00

-45,80

(…)

In geld uitgedrukt betekent dit het volgende:

power plant

sneeuwwitje

SSK

thai stick

totalen

Grootste negatieve voorraad

-131,00

-105,00

-496,38

-59,80

Voorraad volgens dienstlijst

33,30

0

30,34

17,6

Verschil in grammen

(over 4 mnd)

164,30

105,00

526,72

77,4

873,42

Op jaarbasis in grammen:

492

315

1.580

232

2.620

Verkoopprijs per gram (*1)

€ 6,25

€ 6,25

€ 7,14

€ 6,25

Belang in geld over 12 maanden

€ 3.075

€ 1.968

€ 11.281

€ 1.451

€ 17.775

Belang in geld over 3 jaren

€ 53.325

Ad (*1): als verkoopprijs is gebruik gemaakt van de gegevens zoals die tijdens waarnemingen ter plaatse door belastingplichtige zijn verklaard cq. op papier zijn overgelegd.

Conclusie:

De inkopen en verkopen softdrugs sluiten niet aan.

In geld uitgedrukt gaat het om aanzienlijke bedragen per jaar. Over 3 jaar € 53.325 .

In grammen gaat het om een tekort van ruim 2,6 kilogram op jaarbasis.

(…)

8.1

Correctie brutowinst softdrugs

Ondanks de verwerping van de administratie hebben we getracht om een winstberekening te maken met gebruikmaking van een gedeelte van de door belastingplichtig bijgehouden administratie.

Daarbij hebben we op twee manieren een berekening gemaakt van de winstcorrectie.

In eerste instantie uitgaande van de geboekte softdrugs-inkopen + de correctie op de inkopen volgens punt 5.4.1 .

Daarbij gaan we uit van een brutowinstpercentage van de inkoop van 100% (zie punt 5.5.4).

Dit leidt per jaar tot de volgende berekening:

Uitgaande van de inkopen

2007

2006

2005

Aangegeven inkopen SD

€ 594.634

€ 484.134

€ 384.020

Bij: punt 5.4.1 goederenbeweging SD

€ 17.775

€ 17.775

€ 17.775

Gecorrigeerde inkopen SD

€ 612.409

€ 501.909

€ 401.795

BW% = 100% van de inkopen

€ 612.409

€ 501.909

€ 401.795

Aangegeven brutowinst AD

€ 335.512

€ 339.236

€ 280.422

Correctie brutowinst SD

€ 276.897

€ 162.673

€ 121.374

In tweede instantie uitgaande van de geboekte omzet softdrugs, rekening houdende met de geconstateerde gebreken van punt 5.1.1. (theoretische omzet zakjes) en punt 5.4.3. (goederenbeweging zakjes).

Uitgaande van de omzet:

2007

2006

2005

Aangegeven omzet SD

€ 930.146

€ 823.369

€ 664.442

Punt 5.1.1. Theo. Omzet zakjes

€ 46.080

€ 102.418

€ 102.486

Punt 5.4.3 goederenbeweging zakjes

€ 32.575

€ 50.895

€ 30.900

Bij:gemiddelde van 5.1.1. en 5.4.3.:

€ 39.328

€ 76.657

€ 66.693

Totale omzet SD

€ 969.473

€ 900.026

€ 731.135

BW% = 100% van de inkopen(=50%

van de omzet)

€ 484.737

€ 450.013

€ 365.567

Aangegeven brutowinst SD

€ 335.512

€ 339.236

€ 280.422

Correctie brutowinst SD

€ 149.225

€ 110.777

€ 85.146

Wij corrigeren op basis van de eerste berekening.”

2.9

De Inspecteur heeft op basis van een brutowinstpercentage van 100% een correctie van de brutowinst berekend en komt daarbij voor 2005 op een correctie van de brutowinst op softdrugs van € 121.374, voor 2006 op € 162.673 en voor 2007 op € 276.897. Onder het hoofdstuk ‘Overzicht correcties’ in het onder 2.8 vermelde rapport, berekent de Inspecteur de inkomens uit werk en woning, waarbij de over 2007 gecorrigeerde brutowinst van € 281.221 (276.897 + € 4.324 overige – niet in geschil zijnde – correcties) is verminderd met de MKB-vrijstelling van € 28.122 tot een bedrag van € 253.099, als volgt:

11.2 Inkomen uit werk en woning 2005 (box 1)

Omschrijving

Aangegeven

Correctie

Vastgesteld

Aangegeven\Vastgesteld inkomen uit

werk en woning (box 1)

ondernemerswinst

91.737

+121.374

213.111

eigen woning

-6.138

-6.138

Premies voor inkomensvoorziening

-4.020

-4.020

(Gecorrigeerd) inkomen uit werk en woning

81.579

+121.374

202.953

(Gecorrigeerd) belastbaar inkomen uit

81.579

+121.374

202.9573

werk en woning

(…)

11.4

Inkomen uit werk en woning 2006 (box 1)

Omschrijving

Aangegeven

Correctie

Vastgesteld

Aangegeven\Vastgesteld inkomen uit

werk en woning (box1)

ondernemerswinst

148.031

+162.673

310.704

eigen woning

-9.368

-9.368

Premies voor inkomensvoorziening

-4.372

-4.372

(Gecorrigeerd) inkomen uit werk en woning

134.291

+162.673

296.964

(Gecorrigeerd) belastbaar inkomen uit

134.291

+162.673

296.964

werk en woning

(…)

11.6

Inkomen uit werk en woning 2007 (box 1)

Omschrijving

Aangegeven

Correctie

Vastgesteld

Aangegeven\Vastgesteld inkomen uit

werk en woning (box1)

ondernemerswinst

111.105

+253.099

364.204

eigen woning

-5.567

-5.567

Premies voor inkomensvoorziening

-4.727

-4.727

(Gecorrigeerd) inkomen uit werk en woning

100.811

+253.099

353.910

(Gecorrigeerd) belastbaar inkomen uit

100.811

+253.099

353.910”

werk en woning

2.10

De Inspecteur heeft in het onder 2.8 vermelde rapport over de vergrijpboete onder meer het volgende geschreven:

12.1 Vergrijpboete inkomstenbelasting

Over de correctie genoemd onder punt 8.1 zijn wij voornemens naast de navorderingsaanslag een vergrijpboete op te leggen.

In het controlerapport is duidelijk aangegeven op welke gronden de gehele administratie van

belastingplichtige verworpen dient te worden. Bij belanghebbende is namelijk een diversiteit aan gebreken in de administratie aangetroffen. Deze gebreken zijn van een dergelijke aard en omvang dat de administratie niet als betrouwbare grondslag voor de fiscale winstberekening kan dienen. Op grond hiervan is vastgesteld dat de omzet onvolledig (en daaruit voortvloeiend) te laag is verantwoord. Het voeren van onvoldoende administratie en het onvolledig en daardoor te laag verantwoorden van omzet kwalificeert als (voorwaardelijke) opzet.

Het valt dan ook belanghebbende te verwijten dat de aanslagen over de jaren 2005 tot en met 2007 tot te lage bedragen zijn vastgesteld. Daarom zijn wij van mening dat op grond van artikel 67e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de paragrafen 25 en 27 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 een vergrijpboete van 50% passend en geboden is.

De grondslag van de boete is het bedrag van de navorderingsaanslag, dan wel indien verliezen in aanmerking zijn of worden genomen, het bedrag waarop de aanslag zou zijn berekend zonder rekening te houden met de verliezen; een en ander voorzover dat bedrag als gevolg van de opzet of de grove schuld van de belastingplichtige niet zou zijn geheven.”

2.11

De Inspecteur heeft belanghebbende bij brief van 1 juli 2009 onder meer als volgt geïnformeerd:

“Hierbij zenden wij u een afschrift van het rapport dat werd opgemaakt naar aanleiding van het ingestelde boekenonderzoek. (…)

Overeenkomstig het vermelde in het rapport zullen wij navorderingsaanslagen inkomstenbelasting 2005, 2006 en 2007 met naast het bedrag van de belastingaanslag een vergrijpboete opleggen.

Voor wat betreft de feiten en omstandigheden die aanleiding hebben gegeven tot het opleggen van de boete alsmede voor de gronden op basis waarvan wij de schuldgradatie heb vastgesteld, verwijzen wij u naar de inhoud van het rapport.”

2.12

De Inspecteur heeft vervolgens met dagtekening 15 oktober 2009 (IB/PVV 2005) en 24 oktober 2009 (IB/PVV 2006 en 2007) de navorderingsaanslagen overeenkomstig bovenvermelde belastbare inkomens uit werk en woning opgelegd, alsmede de boete- en heffingsrentebeschikkingen.

2.13

In opdracht van belanghebbende hebben drs. [H] en drs. [C] van [I] (hierna: [I]) een rapport opgesteld. In dat rapport, gedateerd 11 februari 2010, staat onder meer:

Inleiding

Dit rapport is opgesteld in opdracht van mr. [A] van [I] Advocaten te [N]. Het betreft een rapport van het onderzoek dat wij hebben uitgevoerd bij zijn cliënte en belastingplichtige [X] te [L].

(…)

Conclusie

Op basis van de analyse van de goederenbeweging van de softdrugs over het jaar 2007 zijn wij van mening dat de verantwoorde omzet en kostprijs omzet in de jaarrekening 2007 op een betrouwbare wijze tot stand zijn gekomen. Hierbij steunen wij sterk op de administratieve organisatie en interne beheersing die wij in de coffeeshop hebben aangetroffen. Ook de AO/IB buiten de shop ten aanzien van de inkopen en het verwerkingsproces van de softdrugs beschouwen wij als voldoende om de betreffende kas- en voorraadadministratie als betrouwbaar te beschouwen.

In onze analyse hebben wij wel meerdere malen (kleine) fouten en/of aansluitverschillen vastgesteld. Deze waren echter niet van dien aard om te concluderen dat het totale beeld van de opzet en werking van de AO/IB onvoldoende zou zijn.

Zowel de verantwoorde omzet als inkoopkosten wijken minimaal af van de theoretische omzet en inkoopkosten die wij vanuit de goederenbeweging van de softdrugs hebben herleid.”

2.14

De Inspecteur heeft in zijn brief aan belanghebbende van 5 maart 2010, in reactie op de bezwaarschriften van belanghebbende – onder meer – geschreven:

“Gezien bovenstaande ben ik van mening dat mevrouw [X] zich niet kan beroepen op artikel 6 EVRM om bepaalde delen van de administratie niet ter inzage te verstrekken. Derhalve ben ik van mening dat er sprake is van het niet voldoen aan de inlichtingenverplichting hetgeen omkering/ verzwaring van de bewijslast op grond van artikel 25 lid 3 Algemene Wet inzake Rijksbelastingen met zich meebrengt.”

2.15

De Inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende afgewezen. Belanghebbende is tegen de uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de correctie van de brutowinst voor ieder jaar verminderd met € 17.775, de navorderingsaanslagen en de beschikkingen heffingsrente dienovereenkomstig verminderd en de boetebeschikkingen vernietigd. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft in zijn verweerschrift incidenteel hoger beroep ingesteld.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

Partijen houdt verdeeld het antwoord op de navolgende vragen:

a. a) Heeft belanghebbende voldaan aan de inlichtingenverplichting van artikel 47 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) en de administratieverplichting van artikel 52 van de AWR?;

b) Indien het antwoord op vraag a) ontkennend luidt, moet dan op de voet van artikel 27e van de AWR de bewijslast worden omgekeerd en verzwaard?;

c) Zijn de door de Inspecteur opgelegde navorderingsaanslagen gebaseerd op een redelijke schatting?;

d) Heeft belanghebbende doen blijken dat, en zo ja in hoeverre, de vastgestelde aanslagen onjuist zijn?;

e) Is in elk van de opgelegde navorderingsaanslagen terecht bij beschikking een boete van 50% opgelegd?

3.2

Belanghebbende beantwoordt de vragen onder a) en d) bevestigend, en de vragen b), c) en e) ontkennend.

3.3

De Inspecteur beantwoordt de vragen onder a) en d) ontkennend en de vragen onder b), c) en e) bevestigend.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.5

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en die van de Inspecteur, alsmede primair tot vernietiging van de navorderingsaanslagen en subsidiair tot vermindering van de navorderingsaanslagen berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 133.378 (2005), € 206.740 (2006) en € 217.416 (2007). Tevens verzoekt belanghebbende het Hof de Inspecteur te veroordelen in de werkelijke kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van haar bezwaren, beroepen en hoger beroepen heeft moeten maken.

3.6

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank voor wat betreft de navorderingsaanslagen en de beschikkingen heffingsrente en tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en die van de Inspecteur voor wat betreft de boetebeschikkingen, en primair tot vaststelling van deze boeten op 42,5% (namelijk 50% verminderd met 15% in verband met overschrijding van de redelijke termijn) van de nagevorderde belasting, en subsidiair op 21,25% van de nagevorderde belasting (25% verminderd met 15%).

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing