Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-05-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:4211, 13/01012
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-05-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:4211, 13/01012
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 20 mei 2014
- Datum publicatie
- 30 mei 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:4211
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:473, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 13/01012
Inhoudsindicatie
Informatiebeschikking. Juiste tenaamstelling? Schending internationaalrechtelijk specialiteitsbeginsel?
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
nummer 13/01012
uitspraakdatum: 20 mei 2014
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 22 augustus 2013, nummer AWB 12/4651, in het geding tussen belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Hoofddorp (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
De Inspecteur heeft op de voet van artikel 52a, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen de onderhavige informatiebeschikking vastgesteld.
Deze beschikking is, na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, door de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd.
Het door belanghebbende tegen deze uitspraak op bezwaar ingestelde beroep is door de Rechtbank ongegrond verklaard. In haar uitspraak heeft de Rechtbank belanghebbende een termijn van zes weken gesteld, gerekend vanaf de dag na die waarop de uitspraak van de Rechtbank is verzonden, om alsnog de in de informatiebeschikking gestelde vragen te beantwoorden en de daarin verzochte informatie te verstrekken.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna: het Hof). De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoort, naast voormelde stukken, voorts het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgehad op 10 april 2014 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen en gehoord: mr. [A] als de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door mr. [B], alsmede mr. [C] en [D] namens de Inspecteur.
De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota overgelegd en voorgedragen.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan deze uitspraak gehecht.
2 Feiten
In het tijdschrift ‘[H]’ van [00-00-0000] is een artikel gepubliceerd met als titel ‘Van [I] tot [J]’. In dat artikel is onder meer het volgende opgenomen:
“(…)
Maar de goede klant [I] deed meer. Hij introduceerde ook zakenpartners bij [K], vastgoedondernemers die er hun eigen [L] openden. Een van hen is [X], wiens [F] door de Liechtensteiners wordt beheerd. Ze heeft hem voor zover ze zich kan herinneren één keer gezien op kantoor, zegt mevrouw [M]. In de aantekeningen die ze maakte van haar contacten met de Nederlandse cliëntèle komt zijn naam slechts één keer voor. Op 20 oktober 1998 noteert ze: “Hfl 1.500.000,- contant aan [X].
(…)”.
Deze publicatie vormde voor de Inspecteur aanleiding inlichtingen bij belanghebbende in te winnen. In zijn aan belanghebbende gerichte brief van 29 november 2010 schreef de Inspecteur onder meer het volgende:
“Betreft
Verzoek om informatie
Geachte heer [X],
Hierbij verzoek ik u om informatie omtrent een tweetal onderwerpen. (…).
De vragen hebben betrekking op (…):
-
(…)
-
[N]
(…)
Ad 2: [N]
(…)
A. Is het juist dat u een door [K] in Liechtenstein beheerde rekening bezit of in het bezit heeft gehad met de naam [F]?
(…)”.
Bij brief van 13 december 2010 heeft belanghebbende gereageerd op het in de brief van 29 november 2010 vervatte verzoek van de Inspecteur tot het verstrekken van informatie. Belanghebbende schreef in deze brief, voor zover hier van belang, het volgende:
“(…)
Ik beschik persoonlijk niet over een rekening in Liechtenstein, [F] beschikt wel over een rekening in Liechtenstein, hetgeen al jaren bekend is bij de Nederlandse Overheid, zie bijgevoegde brief van Fürstentum Liechtenstein, Fürstliches Langericht d.d. 17 mai 2006 aan het landelijk parket te Schiphol.
(…)”.
De in 2.3 bedoelde bijgevoegde brief betreft een beslissing van 17 mei 2006 van een aan het Fürstliches Landgericht van Liechtenstein verbonden rechter inzake een rechtshulpverzoek van het Openbaar Ministerie Schiphol in het kader van een strafrechtelijk onderzoek jegens bepaalde personen ter zake van verdenking van verschillende strafbare feiten, waaronder het witwassen van geld. Deze rechterlijke beslissing (hierna: het vonnis) behelst – blijkens de tot de gedingstukken behorende vertaling in het Nederlands – onder meer het volgende:
“(…)
Besluit:
1. De krachtens het besluit van het Fürstliches Landgericht van 08-08-2005 (…) door [K] overgelegde documenten inzake de [F] (…) worden als kopie toegestuurd aan het Openbaar Ministerie Schiphol/NL.
2. Aan het ontvangen rechtshulpverzoek wordt voldaan onder de navolgende voorwaarden:
De toegestuurde dossiers en zaken mogen in het land, dat het rechtshulpverzoek heeft ingediend, niet worden gebruik voor bewijs- of onderzoeksdoeleinden in verband met een daad, gepleegd vóór overhandiging van deze stukken, waarop de verlening van rechtshulp niet betrekking heeft, evenmin mogen deze dossiers en zaken voor bewijs- en onderzoeksdoeleinden worden gebruikt in verband met een of meerdere daden, waarop in principe rechtshulp niet van toepassing is, dit zijn politieke, militaire en fiscaal strafbare handelingen. Als fiscaal strafbare handelingen worden handelingen beschouwd, bestaande uit overtreding van heffings-, monopolie-, douane- of deviezenvoorschriften of van voorschriften inzake de goederendistributie of de buitenlandse handel.
Bij een wijziging van de juridische kwalificatie van de handelingen waarop het rechtshulpverzoek betrekking heeft, of bij toepassing van andere strafwettelijke bepalingen dan die, waarvan aanvankelijk werd uitgegaan, mag van de ter beschikking gestelde dossiers en zaken alleen gebruik worden gemaakt, indien ook krachtens deze nieuwe bepalingen aan het rechtshulp verzoek zou zijn voldaan.
Overwegingen:
(…)
Op grond van de aanvullende verklaringen van het OM Schiphol moeten de voorwaarden voor de overhandiging van alle in beslag genomen documenten van de [F] als voldaan worden beschouwd. (…) In de tussentijd zijn nog verdere aanwijzingen geconstateerd, dat vaker geïncrimineerde gelden van (…) in deze stichting terecht zijn gekomen en dat ook de economisch rechthebbende van deze stichting, [X], in verband zou kunnen staat met bepaalde strafbare feiten. Dit alles moet door de vervolgende instanties in Nederland nader worden onderzocht. (…)
In het kader van het strafrechtelijke onderzoek, dat door het OM Schiphol in deze zeer gecompliceerde zaak wordt uitgevoerd, is het niet voldoende, dat enkel inzage wordt geboden in de documenten van de economisch rechthebbende (…). (…) is het veeleer noodzakelijk – zoals ook verzocht -, inzage te krijgen in alle documenten en met name in alle rekeningdocumenten.
(…)”.
Het vonnis vormde voor de Inspecteur aanleiding tot het stellen van nadere vragen aan belanghebbende bij brief van 21 december 2010. Belanghebbende heeft die vragen niet beantwoord. Hij heeft zich voor rechtsbijstand gewend tot mr. [A], de gemachtigde in deze procedure. Op 13 april 2011 heeft een bespreking plaatsgehad tussen de gemachtigde en de Inspecteur. Vervolgens heeft er een briefwisseling plaatsgevonden tussen de gemachtigde en de Inspecteur. In die briefwisseling is door de Inspecteur wederom verzocht bepaalde door hem gestelde vragen met betrekking tot de [F] en de (mogelijke) betrokkenheid van belanghebbende bij die [F], te beantwoorden.
Omdat de gestelde vragen niet zijn beantwoord door (de gemachtigde van) belanghebbende, heeft de Inspecteur op de voet van artikel 52a, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) de onderhavige informatiebeschikking vastgesteld. De tekst van deze beschikking luidt als volgt:
“[G] Advocaten
De heer mr. [A]
Postbus [00000]
[O]
Datum
8 november 2011
(…)
Betreft
Informatiebeschikking
Geachte heer [A],
In verband met de aangifte inkomstenbelasting 1998 en 2000 van uw cliënt de heer [X] vraag ik uw aandacht voor het volgende. Omdat sterk vermoed wordt dat de heer [X] betrokken is of is geweest bij [F] te Liechtenstein én rechthebbende is op het vermogen in de [F], heeft mijn collega de heer [P] u op 21 december 2010 om informatie gevraagd. In de brief die ik u heb geschreven op 14juli 2011 heb ik dit verzoek om informatie herhaald met het verzoek om mij uiteindelijk uiterlijk 1 oktober 2011 te berichten.
Tussen de periode 21 december 2010 en 1 oktober 2011 bent u verschillende malen gewezen op de noodzaak van gevraagde informatie. U heeft ruim de tijd gekregen om aan het informatieverzoek te voldoen. Op 15 oktober 2011 heb ik u telefonisch geïnformeerd over de mogelijkheid tot het starten van een kort geding en/of het nemen van een informatiebeschikking. Ik heb u gevraagd of u een gesprek zinvol vindt, hetgeen u ontkennend heeft beantwoord. Ik stel vast dat uw cliënt niet heeft voldaan aan de op hem rustende verplichting om informatie te verstrekken.
Informatiebeschikking
Onder verwijzing naar artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) stel ik vast dat uw cliënt de heer [X] (BSN [0000.00.000]) niet heeft voldaan aan de op hem rustende informatieplicht ingevolge de artikelen 47 en 49 van de AWR.
Ik verzoek u hierbij alsnog uiterlijk op 21 november 2011 de volgende vragen te beantwoorden en informatie te verstrekken:
-
Op wiens initiatief is de [F] in het leven geroepen en per wanneer? Gaarne opgave van de naam of namen van degene(n) die uiteindelijk opdracht heeft of hebben gegeven tot het in het leven roepen van de [F] (niet bedoeld worden de notaris en/of (belasting)adviseur).
-
Gaarne overlegging van de Foundationsakte ([F] wordt ook wel Anstalt of Stiftung genoemd).
-
Gaarne overlegging van de statuten van de [F].
-
Gaarne overlegging van het zogenaamde ‘mandatsvertrag’ dat is gesloten tussen de opdrachtgever op wiens verzoek de [F] in het leven is geroepen en de zogenaamde Foundationsrat die het dagelijks bestuur van de [F] vormt.
-
Gaarne overlegging van de Feststellung der wirschaftlich berechtigden Person(en) of een soortgelijk document.
-
Wat is de rol van de belastingadviseur in de opzet en uitwerking van de gekozen structuur geweest? Heeft deze uw cliënt adviezen dienaangaande verstrekt? Gaarne uitvoerige beschrijving. Indien uw cliënt mij meer inzicht wenst te verschaffen in de aanleiding, de opzet en de uitwerking van de gekozen structuur nodig ik u en/of uw cliënt uit om mij het advies ter inzage te verschaffen. Hij is hiertoe overigens niet verplicht.
-
Wanneer heeft uw cliënt vermogen in de [F] ondergebracht en wat was de waarde van de inbreng (uitgedrukt in euro’s)? Ik verzoek u in dit verband alle (stortings)bewijzen aan mij te overleggen.
-
Welke rechten hebben uw cliënt en diens partner en/of kinderen met betrekking tot het in de [F] ondergebracht vermogen en eventuele inkomsten daaruit?
In dit verband verzoek ik u alle instructies, reglementen, aanwijzingen enz. die het bestuur van de [F] heeft gekregen in het kader van het te voeren beheer over het in de [F] ondergebracht vermogen (deze stukken worden ook wel genoemd Beistatuten, Anhang, Erklërung, Reglement, Anweisungen, intern memorandum, fiduciary agreement, principal instructions, etc.) bij uw cliënt op te vragen en te overleggen.
i. Bestaat er naast het bestuur van de [F] nog een Raad van Toezicht, Raad van Advies of een daarmee op één lijn te stellen orgaan?
Zo ja, wie maakt van dit orgaan deel uit? Gaarne vermelding van alle personen die bij een dergelijk orgaan betrokken zijn, met vermelding van volledig adres en woonplaats, alsmede van de aard van de relatie die u met deze personen hebt.
Heeft uw cliënt of hebben diens partner en/of kinderen uit de [F] ooit vermogen en/of inkomsten ontvangen?
Zo ja, wanneer en in welke omvang (uitgedrukt in euro’s)? In dit verband verzoek ik u alle ontvangstbewijzen bij uw cliënt op te vragen en te overleggen.
Gaarne overlegging van de gehele administratie van de [F] met gegevens van bankrekeningen, saldi, vermogensoverzichten, kluisinhoud, etc. vanaf datum oprichting van de [F] tot en met de dagtekening van deze brief.
Gaarne overlegging van alle met de Liechtensteinse beheerder van de [F], dan wel met de bank die het vermogen van de [F] onder zich heeft, gevoerde correspondentie/contacten (bijv. brieven, faxen, e-mails, telefoonaantekeningen, aantekeningen naar aanleiding van een bezoek aan Liechtenstein (bank en/of beheerder van de [F]) en gesloten contracten.
Wat is de aard van de betrokkenheid van uw cliënt ( begunstigde en/of opdrachtgever tot het oprichten van de [F] of anderszins betrokken) sinds de oprichting van de [F]? Is de aard van deze betrokkenheid ooit veranderd? Zo ja, wat is de aard van de huidige betrokkenheid dan en sinds wanneer? Ik verzoek u in dit verband stukken op te vragen en te overleggen waaruit elke wijziging van de aard van uw betrokkenheid blijkt.
Heeft uw cliënt in het kader van de betrokkenheid bij de [F] bestuurs- dan wel andersoortige werkzaamheden ten behoeve van de [F] verricht? Zo ja, gaarne een nauwkeurige omschrijving van de ten behoeve van de [F] verrichte werkzaamheden met overlegging van verslagen van vergaderingen, besprekingen, afspraken, e.d. die uw cliënt in dit verband heeft ontvangen of gemaakt alsmede overlegging van alle correspondentie die in genoemd verband tussen uw cliënt en de [F] is gevoerd.
Wat gebeurt er met het in de [F] ondergebracht vermogen als de [F] wordt ontbonden? Wie zal, zullen of hebben in dit verband de liquidatie-uitkering(en) ontvangen ?
Gaarne ontvang ik ter inzage alle overige stukken die in het kader van de betrokkenheid van uw cliënt bij de [F] van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de fiscale gevolgen ervan.
De reden, aard, doel en achtergrond van de stortingen van f 500.000 in 2000 en in 1998 van f 1.500.000 op de bankrekening ten name van de [F].
Omkering en verzwaring bewijslast
Na het onherroepelijk worden van deze informatiebeschikking leg ik de aanslagen op. Hierover zal ik u nog informeren. Indien u tegen de aanslagen bezwaar maakt zullen in de uitspraak op het bezwaar de aanslagen worden gehandhaafd, tenzij is gebleken dat en in hoeverre deze aanslagen onjuist zijn (omkering en verzwaring bewijslast).
Verlenging aanslagtermijn
Een bijkomend wettelijk gevolg van deze beschikking is dat de termijn waarbinnen deze aanslagen en de daaraan gekoppelde beschikkingen moeten worden opgelegd, wordt verlengd met de termijn die verstrijkt tussen de bekendmaking van de informatiebeschikking die met de desbetreffende belastingaanslagen samenhangt, en het moment waarop deze informatiebeschikking onherroepelijk komt vast te staan.
Bezwaar maken
Deze beschikking is gebaseerd op artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. U kunt bezwaar maken tegen deze beschikking. Uw bezwaarschrift moet binnen de wettelijke termijn van zes weken na de dagtekening van deze beschikking binnen zijn bij de Belastingdienst/Holland Midden/kantoor Hoofddorp. Vermeld hierin dat u tegen deze informatiebeschikking bezwaar maakt.”.
De gemachtigde heeft, in zijn hoedanigheid van advocaat-gemachtigde, bij brief van 12 december 2011 namens belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de informatiebeschikking.
Bij brief van 23 december 2011 heeft de Inspecteur op de voet van artikel 55 van de AWR het Openbaar Ministerie verzocht stukken met betrekking tot de [F] aan hem over te leggen. Bij brief van 3 februari 2012 heeft de Hoofdofficier van Justitie van het Landelijk Parket de Inspecteur medegedeeld niet aan het verzoek tegemoet te zullen komen. Het in het internationaal recht geldende specialiteitsbeginsel staat volgens de Hoofdofficier van Justitie eraan in de weg om de informatie uit Liechtenstein aan de Inspecteur te verstrekken. Voorts schreef de Hoofdofficier van Justitie in zijn brief:
“(…) Daarnaast is Liechtenstein van mening dat ook het stuk dat de advocaat zelf heeft ingebracht niet door de belastingdienst mag worden gebruikt, omdat dit gegevens blijven die van Liechtenstein afkomstig zijn. Voor het gebruik van die gegevens in een belastingprocedure is toestemming nodig van Liechtenstein. Het feit dat de brief door verdachte zelf onder de aandacht van de belastingdienst is gebracht, maakt dit niet anders.”.
Volgens de Hoofdofficier van Justitie heeft Liechtenstein geen toestemming gegeven voor het gebruik van de gegevens inzake de [F] ten behoeve van de belastingheffing.
Bij brief van 13 juni 2012 heeft de gemachtigde onder meer het volgende aan de Inspecteur geschreven:
“(…) Aan mij is een informatiebeschikking gericht en de tenaamstelling is ook als zodanig, met kenmerk [0000.00.000] en dagtekening 8 november 2011. In deze informatiebeschikking word ik verzocht om informatie omtrent een cliënt van mij te verstrekken. Met een verwijzing naar art. 53a AWR zal ik niet ingaan op uw verzoek zoals verwoord in eerder genoemde informatiebeschikking.
Indien en voor zover nodig – quod non – maak ik hierbij bezwaar tegen de informatiebeschikking met (…) dagtekening 8 november 2011. (…)”.
Het bij brief van 12 december 2011 namens belanghebbende tegen de informatiebeschikking gemaakte bezwaar is bij uitspraak op bezwaar van 25 juli 2012 door de Inspecteur afgewezen.
Het daartegen door belanghebbende ingestelde beroep is door de Rechtbank bij uitspraak van 22 augustus 2013 ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft overwogen, kort samengevat, dat de informatiebeschikking op naam van belanghebbende is gesteld en dat het de Inspecteur niet kan worden tegengeworpen dat hij het specialiteitsbeginsel heeft geschonden.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
Tussen partijen is in geschil of de informatiebeschikking rechtsgeldig is vastgesteld door de Inspecteur. Belanghebbende beantwoordt die vraag ontkennend en de Inspecteur bevestigend.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd, wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak van de Inspecteur en van de informatiebeschikking.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.