Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-06-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:5072, 13/01100
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-06-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:5072, 13/01100
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 24 juni 2014
- Datum publicatie
- 4 juli 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:5072
- Zaaknummer
- 13/01100
Inhoudsindicatie
Wet MRB. Verwijzingsprocedure HR 25 oktober 2013, nr. 12/00404, ECLI:NL:HR:2013:972. Verzuimboete terecht? AVAS?
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 13/01100
uitspraakdatum: 24 juni 2014
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 4 augustus 2010, nummer AWB 09/5260,
in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratie (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over de periode 22 april 2008 tot en met 21 april 2009 een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting opgelegd van € 667. Tegelijk is bij beschikking een verzuimboete (hierna: de boete) opgelegd van eveneens € 667.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 4 augustus 2010 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.Het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch (hierna: het gerechtshof) heeft bij uitspraak van 9 december 2011, nr. 10/00694, de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, de uitspraken op bezwaar vernietigd en de naheffingsaanslag en de boetebeschikking vernietigd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen de uitspraak van het gerechtshof beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft bij arrest van 25 oktober 2013, nr. 12/00404, ECLI:NL:HR:2013:972 (hierna: het verwijzingsarrest), het cassatieberoep gegrond verklaard, de uitspraak van het gerechtshof vernietigd, de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de naheffingsaanslag bevestigd en het geding voor wat betreft de boete verwezen naar het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het arrest.
De Inspecteur heeft, daartoe door het Hof in de gelegenheid gesteld, naar aanleiding van het verwijzingsarrest een conclusie ingediend. Belanghebbende heeft, alhoewel daartoe door het Hof in de gelegenheid gesteld, geen conclusie ingediend.
Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, voorts het van de Hoge Raad ontvangen dossier – waartoe behoren de dossiers van de Rechtbank en van het gerechtshof – dat op de onderhavige zaak betrekking heeft.
Partijen zijn met telefonische kennisgeving aan het Hof niet ter zitting van 19 juni 2014 verschenen.
2 De vaststaande feiten
Vanaf 15 februari 2007 staat de personenauto (hierna: de auto) waarop de onderhavige naheffingsaanslag betrekking heeft in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens geregistreerd met de status ‘voertuig geëxporteerd’ en is de tenaamstelling van de auto in dat register komen te vervallen.
Een hoofdagent van de politie regio Limburg Noord heeft geconstateerd dat belanghebbende op 22 april 2009 met de auto van de openbare weg gebruik maakte. Naar aanleiding van deze constatering heeft de Inspecteur aan belanghebbende overeenkomstig het bepaalde in artikel 34 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: de Wet) een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting naar een bedrag van € 667 opgelegd. Daarbij is op de voet van artikel 37 van de Wet in samenhang gelezen met artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de AWR) een boete van € 667 opgelegd.
De naheffingsaanslag is terecht aan belanghebbende opgelegd.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
Na verwijzing is nog in geschil of de boete terecht en tot het juiste bedrag aan belanghebbende is opgelegd.
Belanghebbende stelt, naar het Hof begrijpt, dat er onvoldoende bewijs is dat hij zelf heeft gereden en dat de auto nooit zijn eigendom is geweest, maar dat hij veel problemen met de auto heeft gehad omdat deze een tijd op het woonwagenkamp heeft gestaan.
De Inspecteur is van mening dat de boete terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en die van de Inspecteur voor zover deze betrekking hebben op de boete, alsmede tot vernietiging dan wel vermindering van de boete.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.