Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-06-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:5113, 12/00164 t/m 12/00168
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-06-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:5113, 12/00164 t/m 12/00168
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 24 juni 2014
- Datum publicatie
- 4 juli 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:5113
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBLEE:2012:BW7011, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:379
- Zaaknummer
- 12/00164 t/m 12/00168
Inhoudsindicatie
Vennootschapsbelasting. Feitelijke vestigingsplaats beleggingsvennootschap. Verplaatsing feitelijke leiding naar Curacao?
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummers 12/00164, 12/00165, 12/00166, 12/00167 en 12/00168
uitspraakdatum: 24 juni 2014
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Doetinchem (hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 3 mei 2012, nummers AWB 10/940, 10/941, 10/942, 10/943 en 10/944, in het geding tussen de Inspecteur
en
[X] B.V. statutair gevestigd te [Z] (hierna: belanghebbende)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende zijn voor de jaren 2001, 2004, 2005 en 2006 aanslagen in de vennootschapsbelasting opgelegd naar belastbare bedragen van respectievelijk € 510.301 (2001), € 418.265 (2004), € 559.178 (2005) en € 383.150 (2006). Daarbij is voor elk van de jaren bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht. Tevens is bij beschikking voor het jaar 2001 aan belanghebbende een vergrijpboete opgelegd van € 5.760.
Aan belanghebbende is over het jaar 2003 een navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 465.111. Daarbij is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht.
Op de bezwaarschriften van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar van 3 november 2008 en 18 december 2008 de aanslagen en de navorderingsaanslag, de beschikkingen heffingsrente en de boetebeschikking gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem, die de behandeling daarvan heeft verwezen naar de rechtbank Leeuwarden. Laatstgenoemde rechtbank heeft daarop op 21 januari 2010 uitspraak gedaan, waarbij zij de uitspraken op bezwaar heeft vernietigd en de Inspecteur heeft gelast, binnen een termijn van acht weken na dagtekening van de uitspraak, opnieuw uitspraken op bezwaar te doen. Daarbij heeft zij aan belanghebbende een forfaitaire proceskostenvergoeding toegekend van € 966.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden beroep ingesteld bij het gerechtshof Leeuwarden. Daarbij was uitsluitend in geschil of belanghebbende recht had op volledige vergoeding van de kosten voor in beroep bij de rechtbank Leeuwarden beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze procedure is geëindigd met het arrest van de Hoge Raad van 12 oktober 2012, nr. 11/00150, ECLI:NL:HR:2012:BU3785, BNB 2012/313.
De Inspecteur heeft naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 21 januari 2010, op 31 maart 2010 bij uitspraken op bezwaar de aanslagen en de navorderingsaanslag, alsmede de beschikkingen heffingsrente gehandhaafd en de boetebeschikking vernietigd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken van de Inspecteur van 31 maart 2010, in één geschrift vervat, beroep ingesteld bij de rechtbank Arnhem. Na mededeling daarvan aan partijen heeft de rechtbank Arnhem de beroepen verwezen naar rechtbank Leeuwarden (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de aanslag voor het jaar 2001 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar bedrag van € 477.386, de beschikking heffingsrente voor het jaar 2001 dienovereenkomstig verminderd, de navorderingsaanslag over het jaar 2003 vernietigd, de aanslagen voor de jaren 2004, 2005 en 2006 tot nihil verminderd, en de beschikkingen heffingsrente voor de jaren 2003, 2004, 2005 en 2006 vernietigd.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaken betrekking hebben alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 november 2013 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A] namens belanghebbende, mr. [B] als gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door mr. [C], alsmede mr. [D] namens de Inspecteur, bijgestaan door [E].
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
Het Hof heeft het onderzoek ter zitting op de voet van artikel 8:64 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) geschorst, en bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat. Het heeft de Inspecteur daarbij in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op het nader door belanghebbende subsidiair ingenomen standpunt. De schriftelijke reactie van de Inspecteur is op 28 november 2013 op de griffie van het Hof ontvangen. Belanghebbende heeft, na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, bij brief van 11 december 2011, op dit schrijven van de Inspecteur gereageerd.
Vervolgens heeft het Hof, met instemming van beide partijen, op 28 januari 2014 het onderzoek zonder nadere mondelinge behandeling gesloten.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is op 31 oktober 1988 opgericht door [A], woonachtig te [L] (Gld). Belanghebbende is statutair gevestigd te [Z]. Op 30 december 1996 is de Stichting [F] opgericht, waarvan [A] enig bestuurder is. De aandelen van belanghebbende zijn tegen uitreiking van certificaten overgedragen aan voormelde stichting. [A] is houder van alle certificaten.
[A] was tot 7 december 2001 enig bestuurder van belanghebbende. Bij aandeelhoudersbesluit van 3 december 2001 is [G]) N.V., later [H]) N.V. (hierna: [H]), gevestigd te Curaçao, per 7 december 2001 benoemd als enig directeur van belanghebbende en is [A] teruggetreden als directeur. De notulen van de aandeelhoudersvergadering van 3 december 2001, gehouden te [Z], vermelden daartoe onder meer:
“De voorzitter stelt (…) de volgende voorstellen aan de orde:
-
Als directie van de Vennootschap per 7 december 2001 te benoemen [G]) N.V., gevestigd te Curaçao Nederlandse Antillen;
-
Acceptatie van het ontslag per 7 december 2001 van de heer [A] als directeur van de Vennootschap;
-
(…)
-
De verplaatsing per 7 december van het kantoor te [Z] naar [M], Nederlandse Antillen.
De heer [A] te machtigen alle formaliteiten, waaronder het informeren van het Handelsregister van de betreffende Kamer van Koophandel en Fabrieken met betrekking tot de benoeming van de nieuwe directeur, verplaatsing van de feitelijke leiding naar Curaçao Nederlandse Antillen, en het deponeren van de jaarrekening betreffende het jaar bij bedoelde Handelsregister.”
Met ingang van 31 december 2006 is [A] weer tot enig bestuurder van belanghebbende benoemd.
Belanghebbende was tot 16 september 1999 enig aandeelhoudster van [I] B.V. te [Z]. [I] B.V. is de houdstermaatschappij van de [I]-groep. De [I]-groep is marktleider in Nederland op het gebied van industriële verpakkingen ten behoeve van de export van kapitaalgoederen. [A] is algemeen directeur van de [I] B.V.
Belanghebbende heeft op 16 september 1999 haar aandelen in [I] B.V. overgedragen aan een daartoe nieuw opgerichte vennootschap, [J] B.V.. De aandelen van [J] B.V. zijn per oprichtingsdatum gecertificeerd en worden gehouden door de Stichting [K] B.V.. [A] is tot 25 januari 2007 enig bestuurder van deze stichting geweest.
De overdracht van de aandelen in [I] B.V. heeft plaatsgevonden tegen een koopsom van f 20.642.500 (€ 9.367.158) aan [J] B.V. Deze koopsom is in de akte van levering voor het gehele bedrag omgezet in een geldlening van belanghebbende aan [J] B.V.. Volgens de overeenkomst van geldlening zal de lening met de lopende rente te allen tijde wederzijds opeisbaar casu quo aflosbaar zijn, een en ander met een opzegtermijn van drie maanden. De aflossing van de hoofdsom zal uiterlijk op 1 januari 2019 plaatsvinden, de rente bedraagt 5,5%, per maand achteraf te betalen, en er zijn geen zekerheden gesteld. Op 28 januari 2002 heeft [J] B.V. € 2.249.930 op de schuld aan belanghebbende afgelost. Op 10 november 2004 heeft [J] B.V. op de schuld € 3.000.000 afgelost. Ultimo 2006 bedraagt de hoofdsom van de geldlening € 4.117.158.
Tussen belanghebbende en [J] B.V. bestaat vanaf de oprichting van [J] B.V. een rekening-courantverhouding. Sinds het ontstaan van de bij punt 2.6 vermelde lening is de rente over de lening steeds in rekening-courant bijgeschreven. De lening en de rekening-courant verhouding waren in de periode 1999 tot en met 2001, naast een rekening-courant verhouding met [I] B.V., de enige bezittingen van belanghebbende.
Op grond van de stukken van het geding kan de navolgende opstelling van de activa van belanghebbende over de in geschil zijnde jaren worden gemaakt:
7-12-2001 |
31-12-2003 |
31-12-2004 |
31-12-2005 |
31-12-2006 |
|
Financiële vaste activa |
€ |
€ |
€ |
€ |
€ |
Lening u/g [J] B.V. |
9.367.158 |
7.117.158 |
4.117.158 |
4.117.158 |
4.117.158 |
Vlottende activa |
|||||
Rekening courant [J] B.V. |
1.180.652 |
1.973.507 |
1.337.541 |
1.563.985 |
1.790.429 |
Overige vorderingen/overlopende activa |
69 |
235 |
235 |
377 |
|
Effecten |
1.834.030 |
1.923.512 |
2.166.336 |
2.338.554 |
|
Liquide middelen |
67.215 |
22.855 |
124.150 |
95.589 |
|
TOTAAL ACTIVA |
10.547.810 |
10.991.979 |
7.401.301 |
7.971.864 |
8.342.107 |
Op 9 juli 2001 heeft [N], commercial officer bij [G] (Nederland) B.V., de gemachtigde van belanghebbende offertes doen toekomen betreffende de zetelverplaatsing van belanghebbende.
Op 7 september 2001 heeft [H] de gemachtigde van belanghebbende een brief gezonden met het aanbod om te assisteren bij de overdracht van de feitelijke leiding van de vennootschap van [A] naar de Nederlandse Antillen. De brief geeft naast een overzicht van de werkzaamheden die [H] als directeur van belanghebbende zou kunnen verrichten, ook een indicatie van de fee die daarvoor in rekening wordt gebracht. Als bijlage zijn bij deze brief gevoegd een stappenplan, een vrijwaringsovereenkomst, een directieovereenkomst en een aandeelhoudersbesluit ter zake van de directieovereenkomst.
Op 15 november 2001 heeft [N] namens [H] en [O]B.V. (hierna: [O]) een aangepaste offerte uitgebracht. Hij heeft in deze offerte aangegeven dat [H] normaliter haar fee, ingeval een all in fee gewenst is, op het totale vermogen van de vennootschap baseert. In het geval van belanghebbende kan de fee ook worden berekend over het vermogen dat op de Antillen wordt belegd.
Bij faxbericht van 27 juni 2007 heeft [H] de aanvang van door haar te verrichten werkzaamheden als volgt aan de gemachtigde van belanghebbende toegelicht:
“(…) in zijn algemeenheid brengen wij offertes uit naar de aandeelhouder(s)/ uiteindelijke begunstigde(n) van structuren die door ons bestuurd worden en voordat als zodanig aan de slag gaan dient een offerte door die aandeelhouder(s)/uiteindelijke begunstigde(n) geaccepteerd te worden.”
Ten tijde van de oprichting van belanghebbende luidde artikel 2 van haar statuten – voor zover hier van belang – als volgt:
“De vennootschap heeft ten doel:
a. het deelnemen in-, het belang hebben bij-, het verlenen van bestuurlijke- en administratieve diensten aan en het financieren van andere vennootschappen en ondernemingen, alsmede het beleggen van vermogen uitsluitend of nagenoeg uitsluitend in effecten, onroerende zaken en hypothecaire schuldvorderingen, (…) alsmede het beheren en exploiteren van onroerende goederen;
b. de verzorging van directeuren en gewezen directeuren van een vennootschap of van met die vennootschap verbonden vennootschappen, (…) bij invaliditeit en ouderdom en de verzorging van hun echtgenoten en van hun kinderen (…) één en ander door middel van een pensioen krachtens een pensioenregeling in de zin van de wettelijke bepalingen betreffende de loonbelasting;
c. binnen haar doel kan de vennootschap al datgene verrichten wat met dit doel in de ruimste zin verband houdt, zowel voor eigen rekening als voor rekening van derden.”
Belanghebbende heeft bij notariële akte van 9 november 2001 haar statuten gewijzigd. Artikel 2 van de statuten luidt daarna als volgt:
“De vennootschap heeft uitsluitend ten doel het beleggen van vermogen in de ruimste zin van het woord.”
Met een door partijen op 13 februari 2002 ondertekende overeenkomst, is per 7 december 2001 een “Direktie-overeenkomst” aangegaan tussen [H] en belanghebbende. Deze overeenkomst luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
“ARTIKEL 1
De Trustmaatschappij is verantwoordelijk voor het dagelijks bestuur van de Vennootschap [Hof: belanghebbende] en zal met name, doch onverminderd de algemene strekking van het voorgaande:
a. a) - het kantoor van de Vennootschap fourneren;
- het aandeelhoudersregister van de Vennootschap in overeenstemming met de statuten van de Vennootschap voeren;
- de uitgifte van aandelen regelen;
- de oproeping tot en het houden van de jaarlijkse Algemene Vergadering van Aandeelhouders verzorgen;
b) in het algemeen alle dagelijkse aangelegenheden, de zaken van de Vennootschap binnen de Nederlandse Antillen betreffende, waarnemen, waaronder het opstellen en administreren van alle op grond van de statuten en de vooralsnog van kracht zijnde wetten en voorschriften benodigde formulieren en gegevens, en (…) het opstellen en indienen van Nederlands-Antilliaanse belastingaangifteformulieren en het verzorgen van de vereiste inschrijvingen bij de Kamer van Koophandel;
c) faciliteiten voor de bewaarneming van alle documenten, effecten en andere waardepapieren ter beschikking stellen of door een bekende bank doen stellen en ten aanzien van zodanige documenten, effecten en andere waardepapieren de vereiste zorgvuldigheid betrachten. (…);
d) de overige directeuren van de Vennootschap buiten de Nederlandse Antillen onverwijld verwittigen van de aard en het belang van eventuele aan de Trustmaatschappij bekende substantiële wijzigingen in de omstandigheden of voorwaarden, welke de vennootschap of haar bedrijf, vermogen, rechten of verplichtingen negatief zouden kunnen beïnvloeden alsmede adviseren met betrekking tot eventuele te volgen formele procedures of andere te nemen maatregelen indien naar haar beste weten stappen ondernomen dienen te worden;
e) alle aan het kantoor van de Vennootschap gerichte correspondentie en andere mededelingen behandelen en beantwoorden;
f) Het voorbereiden en verzorgen van de boekhouding van de vennootschap op basis van ontvangen bankafschriften, overeenkomsten, rapporten en andere documenten. De Trustmaatschappij verzorgt de gehele financiële vastlegging van de vennootschap, bestaande uit balans, verlies- en winstrekening en toelichting. Indien de Trustmaatschappij het noodzakelijk acht, ten behoeve van de Vennootschap het advies van een deskundige in te winnen, zal zij van de diensten van een makelaar, accountant, advocaat, schatter, taxateur, veilingmeester of andere expert gebruik mogen maken.
ARTIKEL 2
Tenzij de Algemene Vergadering van Aandeelhouders van de Vennootschap anders mocht besluiten, bevindt het kantoor van de Vennootschap op de Nederlandse Antillen zich ten kantore van de huidige of toekomstige vestiging van de Trustmaatschappij aldaar. (…)
(…)
ARTIKEL 4
Als vergoeding voor diensten, door haar krachtens deze overeenkomst verleend, is de Trustmaatschappij gerechtigd tot:
-
een jaarlijkse directievergoeding van 0.5% over het beheerd vermogen met een minimum van NLG 5.000.000,= (EURO 2.268.901,=) welke vergoeding de specifiek in artikel 1, lid a tot en met f vermelde diensten dekt;
-
vergoeding van alle zogenaamde “out-of-pocket” kosten.”
[H] heeft bij faxbericht aan de Inspecteur van 5 april 2006, van haar op grond van de hiervoor in 2.15 bedoelde overeenkomst voor belanghebbende verrichte en te verrichten werkzaamheden, de onderstaande – volgens [H], niet limitatieve – opsomming gegeven:
“- in het algemeen alle dagelijkse werkzaamheden binnen de Nederlandse Antillen en daarbuiten, waaronder het opstellen en administreren van alle op grond van de statuten en de vooralsnog van kracht zijnde wetten en voorschriften benodigde formulieren en gegevens, en wel meer in het bijzonder, doch niet uitsluitend, het indien van de vereiste Nederlandse en Nederlands-Antilliaanse belastingaangifteformulieren;
- -
-
het verzorgen van de vereiste inschrijvingen bij de Kamer van Koophandel in de Antillen en in Nederland;
- -
-
het fourneren van het kantoor van de B.V.;
- -
-
het bijhouden van het aandeelhoudersregister het oproepen tot, het houden en verzorgen van de jaarlijkse Algemene Vergadering van Aandeelhouders;
- -
-
het faciliteren van de bewaarneming van alle documenten, effecten en andere waardepapieren door een bekende bank;
- -
-
het toezicht houden op- en aansturen van de vermogensbeheerder en/of vermogensadviseur;
- -
-
alle aan de BV gerichte correspondentie en andere mededelingen behandelen en beantwoorden, en last but not least:
het voorbereiden en verzorgen van de boekhouding van de vennootschap op basis van ontvangen bankafschriften, overeenkomsten en rapporten en andere documenten. Wij verzorgen de gehele financiële verslaglegging van de vennootschap, bestaande uit balans, verlies- en winstrekening en toelichting.”
Per 7 december 2001 zijn [A] en [H] een vrijwaringsovereenkomst aangegaan. Deze, op 7 december 2001 door de heer [A] en op 13 februari 2002 door [H] ondertekende, overeenkomst vermeldt – voor zover hier van belang – onder meer:
“ VRIJWARINGSOVEREENKOMST
Deze overeenkomst is aangegaan op 07 december 2001 door:
1. [G] N.V., (…) (hierna te noemen “de Trustmaatschappij”)
en:
2) de heer [A], (…) (hierna te noemen “de Promotor”)
In aanmerking nemende:
dat de Promotor de Trustmaatschappij heeft verzocht een vennootschap op te richten, te hebben opgericht of anderszins diensten te verrichten in samenhang met een vennootschap onder de navolgende naam [X] B.V. (hierna te noemen “de Vennootschap”):
(…)
Komen partijen als volgt overeen:
ARTIKEL 1
De Promotor verklaart hierbij dat noch hijzelf noch een door hem gecontroleerde persoon of lichaam de Trustmaatschappij, haar opvolgers, directeuren, officers en vertegenwoordigers of een persoon die door de Trustmaatschappij is aangewezen om op te treden als oprichter, directeur, bestuurder (…) of vertegenwoordiger van de Vennootschap (…), aansprakelijk zal stellen voor de nakoming, niet-nakoming of gebrekkige nakoming van hun plichten, behoudens ingeval van opzet of grove schuld zijdens de Trustmaatschappij, haar opvolgers of enig persoon als hiervoor vermeld.
ARTIKEL 2
a. De Promotor verklaart hierbij dat hij de Trustmaatschappij, haar opvolgers, directeuren, officers en vertegenwoordigers of een persoon die door de Trustmaatschappij is aangewezen om op te treden als oprichter, directeur, bestuurder (…) of vertegenwoordiger van de Vennootschap (…), zal vrijwaren tegen alle kosten of uitgaven (…), acties, rechtsgedingen, gerechtelijke procedures en vorderingen (hetzij aanhangig gemaakt door de Vennootschap, hetzij door een andere persoon of lichaam) met betrekking tot, als gevolg van of uit hoofde van het optreden van de Trustmaatschappij of een andere persoon als hiervoor vermeld, in de hoedanigheid van oprichter, directeur, bestuurder (…) of vertegenwoordiger van de Vennootschap (…) behoudens indien deze het gevolg zijn van opzet of grove schuld van de kant van de Trustmaatschappij, haar opvolgers of een persoon als hiervoor vermeld.
(…)”
[H] heeft bij brief van 17 december 2001 [P] te Curaçao verzocht belanghebbende bij de Antilliaanse belastingautoriteiten:
“aan te melden, de aangifte winstbelasting en de gebruikelijke Tax Ruling te verzorgen.”
Bij brief van 24 december 2001 heeft [P] namens belanghebbende de Inspecteur der Belastingen van Curaçao verzocht te bevestigen dat de belastingpositie van belanghebbende voor de periode 7 december 2001 tot en met 31 december 2004 wordt beheerst door de in de brief opgenomen bepalingen. De brief van [P] vermeldt voor zover hier van belang:
“Fiscale positie
Op basis van het bovenstaande verzoeken wij u hierbij te bevestigen, door kopieën van deze brief voor ontvangst en akkoord getekend aan ons te retourneren, dat de belastingpositie van BV [Hof: belanghebbende] met ingang van 7 december 2001 wordt beheerst door de navolgende bepalingen:
1. BV is, naar omstandigheden beoordeeld, als een binnen de Nederlandse Antillen gevestigde vennootschap aan te merken en aan Antilliaanse winstbelasting onderworpen ingevolge artikel 1, lid 1 letter (a) LWB.
(…)
4. BV’s winst, bepaald met inachtneming van hetgeen hiervoor is vermeld, zal worden belast naar een tarief van 1/10 van het in artikel 15 LWB genoemde tarief. (…)
5. Op verzoek zal een woonplaatsverklaring aan BV worden afgegeven.
(…)”
De Inspecteur der Belastingen van Curaçao heeft de in 2.19 bedoelde brief op 28 januari 2002 voor ontvangst en akkoord ondertekend.
Op 19 december 2001 heeft [H] namens belanghebbende bij de Dienst Economische Zaken op Curaçao een verzoek ingediend voor afgifte van een vestiging- en directievergunning. Deze vergunning is op 28 december 2001 verleend. Ook op 19 december 2001 diende [H] namens belanghebbende bij de Bank van de Nederlandse Antillen een verzoek in om ontheffing van de voorwaarden, voorschriften en bepalingen van een aantal artikelen uit de Landsverordening Deviezenverkeer. De ontheffing is op 16 januari 2002 verleend.
Op 19 december 2001 heeft [H] namens belanghebbende om opening van een rekening-courant en een beleggingsrekening bij ABN AMRO Bank N.V. te Curaçao verzocht. Door [H] wordt in het verzoek vermeld dat [O] als “investment manager” zal optreden.
Op 7 januari 2002 heeft [H] de ABN AMRO Bank te Utrecht verzocht het gehele door belanghebbende bij die bank aangehouden vermogen over te maken naar rekeningnummer [00000] van belanghebbende bij de ABN AMRO Bank N.V. te Curaçao.
De bij 2.6 vermelde aflossing door [J] B.V. ten bedrage van € 2.249.930 is op 28 januari 2002 gestort op het bij punt 2.23 vermelde rekeningnummer.
Tussen belanghebbende en [O] is op 28 januari 2002 een vermogensbeheerovereenkomst gesloten. Volgens artikel 2 van deze overeenkomst geeft belanghebbende [O] opdracht en verleent zij [O] volmacht om namens haar en voor haar rekening en risico het beheer over het vermogen uit te oefenen.
Artikel 3 van deze overeenkomst luidt als volgt:
“De Beheerder [Hof: [O]] zal het Vermogen zorgvuldig beheren op basis van schriftelijk met Cliënt [Hof: belanghebbende] overeengekomen uitgangspunten en doelstellingen. De Beheerder zal bij de uitvoering van het Beheer naar beste vermogen de belangen van Cliënt behartigen. Bedoelde uitgangspunten en doelstellingen kunnen in onderling overleg worden gewijzigd en zullen steeds in de bijlage bij deze overeenkomst zijn vermeld.
De Beheerder zal rekening houden met eventuele schriftelijke specificaties van cliënt terzake van:
- kwalitatieve en/of kwantitatieve beperkingen ten aanzien van de Waarden of categorieën van Waarden waarin mag worden belegd;
- beperkingen met betrekking tot de markten waarop transacties ten behoeve van Cliënt zullen worden uitgevoerd en afgewikkeld.
De Beheerder zal binnen het kader van het Beheer vrij zijn in de wijze van belegging en herbelegging en zij zal steeds bevoegd zijn om bestaande Waarden door andere te vervangen, en het zal de Beheerder vrijstaan te beleggen in zowel Nederlandse als in buitenlandse Waarden.”
Volgens de bijlage bij de vermogensbeheerovereenkomst zijn er twee rekeningen in beheer, een Call Rekening (rekening courant) met rekeningnummer [00001] en een Capital Market Investment (CMI) rekening (spaarrekening bedoeld voor beleggingen) met rekeningnummer [00000]. De omvang van het beheerde vermogen is € 2.300.000. Blijkens de bijlage is het beleggingsdoel primair gericht op waardegroei van het vermogen op lange termijn en zal een zeer offensief beleggingsbeleid gevoerd worden. De beheerder zal uitsluitend beleggen in zakelijke waarden (aandelen, onroerendgoed-beleggingsmaatschappijen) en niet in derivaten en edele metalen.
Op de wijze van totstandkoming van de in 2.25 bedoelde overeenkomst heeft [H] bij faxbericht van 5 april 2006 aan de Inspecteur de navolgende toelichting gegeven:
“Vraag 2.2
Zoals hiervoor reeds gesteld heeft [H] een wezenlijke rol gespeeld bij de totstandkoming van de vermogensbeheerovereenkomst. (…) Uiteraard heeft er bij de totstandkoming van dit contract wel overleg plaatsgevonden met de vergadering van aandeelhouders van de BV (…) aangezien het afsluiten van een beheercontract geen dagelijkse activiteit betreft en zeer relevant is voor degene voor wiens risico de BV wordt gedreven.”
[O] is vanaf maart 2002 overeenkomstig de in de bij 2.19 vermelde vermogensbeheerovereenkomst geformuleerde uitgangspunten en doelstellingen gaan beleggen.
Bij brief van 8 juli 2002 zendt [H] een verslag van [O] inzake het vermogensbeheer over het tweede kwartaal aan de gemachtigde. [H] schrijft in deze brief voor zover van belang het volgende:
“Hierbij doen wij u het verslag van [O]N.V. inzake het vermogensbeheer over het tweede kwartaal 2002 toekomen.
Deze rapportage is door ons gecontroleerd, waarbij wij geconstateerd hebben dat de portefeuille niet binnen de beleggingsrichtlijnen is.
Wij hebben contact opgenomen met de vermogensbeheerder om uitleg te vragen over de redenen van de afwijkingen en/of om corrigerend op te treden na voorafgaand overleg daaromtrent.”
Bij faxbericht van 9 juli 2002, heeft [H] aan [Q] Accountants en Belastingadviseurs verzocht:
“(…)
Subject
missing docs
Geachte heer [R],
In het kader van de zetelverplaatsing van [X] B.V. vragen wij u beleefd om ons nog te voorzien van de volgende documenten:
■ (…)
■ overnamebalans per datum zetelverplaatsing en de balans 2001 (indien deze gereed zijn)
(…)”
Tot de stukken van het geding behoort een nieuwe vermogensbeheerovereenkomst tussen belanghebbende en [O], welke op 11 juli 2003 is ondertekend door belanghebbende, vertegenwoordigd door haar directeur [H].
Op de wijze van totstandkoming van de in 2.31 bedoelde overeenkomst heeft [H] bij faxbericht van 5 april 2006 aan de Inspecteur de navolgende toelichting gegeven:
“Vraag 2.6
Op Curaçao was de manager van de unit [O] (de heer [S]) vervangen door een nieuwe manager (de heer [T]) en de heer [T] was van mening dat enkele beheercontracten van zijn voorganger inhoudelijk gewijzigd diende te worden om deze meer in overeenstemming te brengen met de eisen van het hoofdkantoor. (…)
Vraag 2.7
(…) Onder de voorwaarde dat er geen nadelige wijzigingen tot stand werden gebracht hebben wij hierin toegestemd. Wij hebben hier geen stukken of emails over terug kunnen vinden.”
Bij brief van 21 november 2003 informeert [H] bij de [Q] Accountants & Belastingadviseurs in Nederland als volgt:
“Betreft: [X] B.V.
Geachte heer [R],
Op dit moment zijn wij bezig met het samenstellen van de jaarrekeningen over de boekjaren 2001 en 2002. Hiertoe hebben wij de onderstaande vragen en/of documenten nodig:
1. gaarne hadden wij een exemplaar van de jaarrekening van [J] BV van 2001 en 2002 aangezien deze post toch wel een zeer materieel deel van de balans is. (…)”
Op 6 oktober 2004 heeft belanghebbende te Curaçao een algemene vergadering van aandeelhouders gehouden, waarin de jaarrekeningen over 2001 en 2002 worden vastgesteld. Stichting [F] heeft zich bij deze vergadering krachtens volmacht laten vertegenwoordigen.
Op 10 november 2004 is door [U] B.V., een dochtermaatschappij van [I] B.V., een bedrag groot € 3.000.000 gestort op de Call Rekening met rekeningnummer [00001] van belanghebbende.
Op 24 november 2004 heeft belanghebbende te Curaçao een algemene vergadering van aandeelhouders gehouden, waarin de jaarrekening over 2003 is vastgesteld. In deze vergadering is tevens besloten een dividend van € 4.000.000 uit te keren aan de aandeelhouder van belanghebbende. Stichting [F] heeft zich bij deze vergadering krachtens volmacht laten vertegenwoordigen.
Op 26 november 2004 heeft belanghebbende een dividend van € 3.000.000 overgemaakt naar een privé-rekening van [A]. Het restant dividend ad € 1.000.000 is door belanghebbende schuldig gebleven aan [A]. [J] B.V. heeft deze dividendschuld van belanghebbende aan [A] overgenomen tegen afboeking van dit bedrag op de rekening-courantverhouding tussen [J] BV en belanghebbende.
Belanghebbende heeft in de onderhavige jaren zowel in Nederland als op Curaçao aangifte gedaan. De Curaçaose aangiften zijn opgesteld en ingediend door [P] Curaçao.
De aangifte vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) 2001 is op 14 januari 2003 door de Inspecteur ontvangen. De aangifte is opgesteld door [Q] Accountants en Belastingadviseurs te [V] en ondertekend door [H]. Het belastbaar bedrag luidt volgens deze aangifte € 477.386. In de aangifte is de winst opgenomen over de periode 1 januari 2001 tot en met 7 december 2001. Blijkens de meegezonden jaarstukken bestaan de activa van belanghebbende per 7 december 2001 uit een lening aan [J] B.V. ten bedrage van f 20.642.500 (€ 9.367.158) en een rekening-courantvordering op [J] B.V. ten bedrage van f 2.601.815 (€ 1.180.652).
In zijn brief van 27 juli 2005 heeft de Inspecteur aangekondigd van de bij punt 2.39 vermelde aangifte af te wijken. De Inspecteur heeft de rente over de periode 7 december 2001 - 31 december 2001 gecorrigeerd, welke hij als volgt heeft berekend: 23/360 x 5,5 % x € 9.367.158 = € 32.915. In deze brief is tevens een vergrijpboete van 50% aangekondigd op grond van artikel 67d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR). Volgens de Inspecteur heeft belanghebbende doen voorkomen dat met ingang van 7 december 2001 haar directie werd gevoerd vanuit de Antillen en heeft belanghebbende bewust nagelaten om de voormelde rentebaten in de aangifte te verantwoorden.
Met dagtekening 31 augustus 2005 is de aanslag Vpb 2001 opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 510.301. Op het aanslagbiljet is een boetebeschikking opgenomen van € 5.760 en een beschikking heffingsrente van € 1.482.
De aangifte Vpb 2003 is op 17 december 2004 door de Inspecteur ontvangen. De aangifte is ondertekend door [H]. Het belastbaar bedrag luidt volgens deze aangifte € 465.111. In een bijlage bij de aangifte staat vermeld dat belanghebbende als gevolg van verplaatsing niet langer belastingplichtig is in Nederland en er wordt voor de volledige belasting over de winst “aftrek elders belast” gevraagd.
Met dagtekening 17 maart 2007 heeft de Inspecteur de aanslag Vpb 2003 vastgesteld overeenkomstig de bij 2.42 vermelde aangifte. De gemachtigde van belanghebbende is voor de dagtekening van deze aanslag geïnformeerd over het feit dat de Inspecteur per abuis “aftrek elders belast” heeft verleend en ter zake daarvan een navorderingsaanslag aan belanghebbende zal opleggen.
De Inspecteur heeft belanghebbende met dagtekening 24 maart 2007 een navorderingsaanslag Vpb 2003 opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 465.111 zonder rekening te houden met “aftrek elders belast”. Tegelijkertijd met het opleggen van de navorderingsaanslag is een beschikking heffingsrente ten bedrage van € 6.258 opgelegd.
De aangifte Vpb 2004 is op 22 december 2005 door de Inspecteur ontvangen. Het belastbaar bedrag luidt volgens deze aangifte € 418.265 en er wordt voor de volledige belasting over de winst “aftrek elders belast” gevraagd.
De Inspecteur heeft belanghebbende met dagtekening 31 maart 2007 een aanslag Vpb 2004 opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 418.265 zonder rekening te houden met “aftrek elders belast”. Tegelijkertijd met het opleggen van de aanslag is een beschikking heffingsrente ten bedrage van € 14.395 opgelegd.
De aangifte Vpb 2005 is op 23 januari 2007 door de Inspecteur ontvangen. Het belastbaar bedrag luidt volgens deze aangifte € 559.178 en er wordt voor de volledige belasting over de winst “aftrek elders belast” gevraagd.
De Inspecteur heeft belanghebbende met dagtekening 14 april 2007 een aanslag Vpb 2005 opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 559.178 zonder rekening te houden met “aftrek elders belast”. Tegelijkertijd met het opleggen van de aanslag is een beschikking heffingsrente ten bedrage van € 13.561 opgelegd.
De aangifte Vpb 2006 is op 23 april 2008 door de Inspecteur ontvangen. Het belastbaar bedrag luidt volgens deze aangifte € 383.150 en er wordt voor de volledige belasting over de winst “aftrek elders belast” gevraagd
De Inspecteur heeft belanghebbende met dagtekening 29 november 2008 een aanslag Vpb 2006 opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 383.150 zonder rekening te houden met “aftrek elders belast”. Tegelijkertijd met het opleggen van de aanslag is een beschikking heffingsrente ten bedrage van € 13.321 opgelegd.
Belanghebbende heeft bij brief van 27 september 2005 bezwaar gemaakt tegen de aanslag Vpb 2001, bij brief van 12 april 2007 tegen de navorderingsaanslag Vpb 2003, bij brief van 17 april 2007 tegen de aanslag Vpb 2004, bij brief van 1 mei 2007 tegen de aanslag Vpb 2005 en bij brief van 8 december 2008 tegen de aanslag Vpb 2006.
Op 26 september 2006 heeft een hoorbespreking plaatsgevonden in verband met het bezwaar tegen de aanslag Vpb 2001. Op 9 mei 2007 heeft een hoorbespreking plaatsgevonden inzake de bezwaarschriften tegen de (navorderings)aanslagen Vpb 2003 tot en met 2005.
De Inspecteur heeft op 3 november 2008 uitspraak op bezwaar gedaan over de jaren 2001 tot en met 2005. De Inspecteur heeft op 18 december 2008 uitspraak op bezwaar gedaan over het jaar 2006. Daarbij is belanghebbende in het ongelijk gesteld.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de bij 2.42 bedoelde uitspraken op bezwaar. De Rechtbank heeft de Inspecteur bij uitspraak van 21 januari 2010 gelast opnieuw uitspraak op bezwaar te doen.
De Inspecteur heeft op 31 maart 2010 opnieuw uitspraken op bezwaar gedaan en daarbij alle in geschil zijnde aanslagen en beschikkingen heffingsrente gehandhaafd. De boetebeschikking 2001 is bij deze uitspraken op bezwaar komen te vervallen.
3 Geschil
In geschil is of de onderhavige belastingaanslagen naar de juiste bedragen zijn vastgesteld. In het bijzonder is in geschil of belanghebbende vanaf 7 december 2001 op grond van de Belastingregeling voor het Koninkrijk, zoals deze is gewijzigd bij rijkswet van 14 december 2001, Stb. 2001, 647 (hierna: BRK), geacht wordt inwoner van de Nederlandse Antillen te zijn geweest.
Belanghebbende beantwoordt de eerste vraag ontkennend en de laatste vraag bevestigend. Zij stelt zich op het standpunt dat op basis van artikel 34, tweede lid, eerste volzin van de BRK, belanghebbende vanaf 7 december 2001 geacht wordt inwoner van de Nederlandse Antillen te zijn, omdat de werkelijke leiding van belanghebbende op de plaats waar de directie is gezeteld – Curaçao – is gevestigd. Voorts stelt zij dat met het gebruik van de term “aantonen” in artikel 35b, zevende lid, van de BRK niet een verzwaarde bewijslast, in de zin van “doen blijken” dat de plaats van de werkelijke leiding op de Nederlandse Antillen is gevestigd bedoeld is, maar een normale bewijslast van “aannemelijk maken”. Zij is van mening dat aan die bewijslast is voldaan. In haar verweerschrift in hoger beroep heeft belanghebbende – voor het eerst – het standpunt ingenomen dat voor het geval belanghebbende voor het jaar 2005 als binnenlands belastingplichtige dient te worden aangemerkt, het belastbare bedrag voor het jaar 2005 nader dient te worden vastgesteld op € 277.240. Dit in verband met de verrekening van een nog niet ingelopen ongerealiseerd koersverlies op de aandelenportefeuille uit het jaar 2002. Ter zitting van het Hof heeft belanghebbende dit subsidiaire standpunt uitgebreid naar het jaar 2006, in die zin dat het belastbare bedrag voor het jaar 2006 op dezelfde gronden nader dient te worden vastgesteld op € 322.923.
De Inspecteur beantwoordt de eerste vraag bevestigend en de laatste vraag ontkennend. Hij is van mening dat de werkelijke leiding van belanghebbende ook na 6 december 2001 in Nederland is gevestigd. Verder is de Inspecteur van mening dat met het gebruik van de term “aantonen” in artikel 35b, zevende lid, van de BRK een verzwaarde bewijslast, in de zin van “doen blijken” is bedoeld. De Inspecteur kan zich verenigen met subsidiaire standpunt van belanghebbende voor de jaren 2005 en 2006.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en bevestiging van de uitspraken op bezwaar voor de jaren 2001, 2003 en 2004, en tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar voor de jaren 2005 en 2006, en tot vaststelling van de aanslag Vpb 2005 naar een belastbaar bedrag van € 277.240 en van de aanslag Vpb 2006 naar een belastbaar bedrag van € 322.923.
Belanghebbende concludeert primair tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank en subsidiair tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar van de Inspecteur voor de jaren 2005 en 2006 en tot vaststelling van de aanslagen Vpb naar belastbare bedragen van € 277.240 (2005) en € 322.923 (2006).