Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-12-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:9715, 14/00553
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-12-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:9715, 14/00553
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 9 december 2014
- Datum publicatie
- 19 december 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2014:9715
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2014:2801, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 14/00553
Inhoudsindicatie
Leges. Proceskostenvergoeding. Wegingsfactor.
Uitspraak
Locatie Arnhem
Afdeling belastingrecht
tweede enkelvoudige belastingkamer
nummer 14/00553
appellant : [X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
verweerder in hoger beroep : de heffingsambtenaar van de gemeente Zevenaar (hierna: de heffingsambtenaar)
uitspraak in eerste aanleg : van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 29 april 2014, nummer AWB 13/6160
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar tegen een legesnota gedateerd 27 mei 2013
onderzoek ter zitting : op 25 november 2014 te Arnhem
waarbij verschenen : mr. [A] namens belanghebbende alsmede namens de heffingsambtenaar [B], [C] en [D]
gronden:
1. Belanghebbende heeft tijdens het onderzoek ter zitting bij de Rechtbank gemotiveerd gesteld dat bij de berekening van de proceskostenvergoeding wegingsfactor 1 op zijn plaats is. De heffingsambtenaar heeft gemotiveerd gesteld dat wegingsfactor 0,5 op zijn plaats is. De Rechtbank heeft een proceskostenvergoeding toegekend met inachtneming van wegingsfactor 0,5 en daarbij zonder verdere motivering gewezen op het gewicht van de zaak. Verder heeft de Rechtbank geen vergoeding voor reiskosten in verband met de behandeling ter zitting toegekend, terwijl belanghebbende hierom wel had verzocht. Belanghebbende heeft tegen de vaststelling van de proceskostenvergoeding door de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
2. Het Hof stelt voorop dat voor een zaak met een gemiddelde zwaarte een wegingsfactor van 1 op zijn plaats is. Een gering geldelijk belang is, op zichzelf bezien, in beginsel onvoldoende om een ander gewicht aan een zaak toe te kennen. De heffingsambtenaar heeft hieraan toegevoegd dat slechts aan de hand van de van toepassing zijnde legesverordening gecontroleerd diende te worden of een juist bedrag aan leges aan belanghebbende in rekening was gebracht en dat daarvoor geen specifieke juridische kennis is vereist.
3. Het Hof volgt de heffingsambtenaar hierin niet. Tussen partijen was - ook in beroep nog - in geschil of de Gemeentewet en de van toepassing zijnde legesverordening een grondslag boden om de onderhavige legesnota aan belanghebbende op te leggen. Deze vraag heeft de Rechtbank in het voordeel van belanghebbende beantwoord. Anders dan de heffingsambtenaar meent, gaat het hier derhalve niet om een simpele rekenkundige controle met betrekking tot de vraag of een juist tarief is toegepast, maar om de strikt juridische vraag of wet- en regelgeving een grondslag bieden om een legesnota op te leggen. Dat voor de beantwoording van deze vraag geen of weinig juridische kennis benodigd is, verwerpt het Hof met de constatering dat de heffingsambtenaar zelf de vraag die partijen verdeeld hield anders beantwoordde dan de Rechtbank. Andere feiten of omstandigheden die het Hof ertoe zouden brengen een andere wegingsfactor dan 1 toe te passen zijn niet aannemelijk geworden.
4. In het dossier van de Rechtbank bevindt zich een door belanghebbende ingevuld “formulier proceskosten”, waarin wordt verzocht de reiskosten die hij heeft moeten maken in verband met het bijwonen van de zitting bij de Rechtbank te vergoeden. Ook deze hoger beroepsgrond slaagt derhalve.
proceskosten:
Het Hof stelt op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht de vergoeding in verband met door een derde professioneel verleende rechtsbijstand vast op € 486 [ 2 punten (indienen bezwaarschrift en bijwonen hoorzitting) maal wegingsfactor 1 maal € 243] voor de bezwaarfase en € 974 [2 punten (indienen beroepschrift en bijwonen zitting Rechtbank) maal wegingsfactor 1 maal € 487] voor de fase van beroep en € 487 [2 punten (indienen hoger beroepschrift en bijwonen zitting Hof) maal wegingsfactor 0,5 maal € 487] voor de fase van het hoger beroep, ofwel € 1.947. Het Hof merkt daarbij op dat in hoger beroep nog slechts de hoogte van de proceskosten aan de orde is. De reiskosten die belanghebbende heeft moeten maken in verband met het bijwonen van de zitting bij de Rechtbank stelt het Hof vast op € 7.
beslissing:
Het Hof:
vernietigt de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de toegekende proceskostenvergoeding,
veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende in bezwaar beroep en hoger beroep tot een bedrag van € 1.954,
bevestigt de uitspraak van de Rechtbank voor het overige, en
gelast dat de heffingsambtenaar aan belanghebbende het in verband met het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht van € 122 vergoedt.
Aldus gedaan op 9 december 2014 door mr. R.A.V. Boxem, lid van de tweede enkelvoudige belastingkamer in tegenwoordigheid van drs. S. Darwinkel als griffier.
De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, De raadsheer,
(S. Darwinkel) (R.A.V. Boxem)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 10 december 2014
Tegen deze uitspraak kunnen de belanghebbende en het college van burgemeester en wethouders binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij:
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag
(bezoekadres: Kazernestraat 52).
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
– bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
– het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.