Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-12-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:9825, 13/01226

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-12-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:9825, 13/01226

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
17 december 2014
Datum publicatie
9 januari 2015
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2014:9825
Formele relaties
Zaaknummer
13/01226

Inhoudsindicatie

AWR. Informatiebeschikking. Schending informatieplicht? Buitenlandse bankrekening.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 13/01226

uitspraakdatum: 16 december 2014

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 21 november 2013, nummer AWB 13/1272, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

De Inspecteur heeft ten aanzien van de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) voor het jaar 2009 op grond van artikel 52a, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) een informatiebeschikking vastgesteld.

1.2

De Inspecteur heeft de informatiebeschikking na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd.

1.3

Het door belanghebbende tegen deze uitspraak op bezwaar ingestelde beroep is door de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) op 21 november 2013 ongegrond verklaard. In haar uitspraak heeft de Rechtbank belanghebbende een termijn van vier weken gesteld, gerekend vanaf de dag na die waarop de uitspraak van de Rechtbank is verzonden, om alsnog de in de informatiebeschikking gestelde vragen te beantwoorden en de daarin verzochte informatie te verstrekken.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoort, naast voormelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 september 2014 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen en gehoord mr. [A] als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede mr. [B], namens de Inspecteur, bijgestaan door [C] en [D]. De behandeling ter zitting heeft gelijktijdig plaatsgevonden met de behandeling van de zaak met het nummer 13/01227.

1.7

De Inspecteur heeft ter zitting een pleitnota overgelegd en voorgedragen.

1.8

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

De Inspecteur heeft informatie ontvangen over bij de Kredietbank Luxembourg te Luxemburg (hierna: KB‑Lux) aangehouden bankrekeningen.

2.2

Op basis van deze informatie is een strafrechtelijke procedure tegen belanghebbende in gang gezet. Bij arrest van de strafkamer van het Hof van 21 december 2006 (hierna: het strafrecht-arrest) is belanghebbende veroordeeld voor het opzettelijk doen van onjuiste aangiften IB/PVV voor de jaren 1995 tot en met 1998. Het Hof heeft wettig en overtuigend bewezen geacht dat belanghebbende in die jaren heeft beschikt over een rekening bij de KB-Lux.

2.3

Op 25 november 2010 heeft belanghebbende zijn aangifte IB/PVV 2009 ingediend. In de aangifte heeft belanghebbende geen buitenlandse bankrekening aangegeven.

2.4

In zijn brief van 29 augustus 2011 heeft de Inspecteur belanghebbende gevraagd om een opgave van de saldi van de buitenlandse spaarrekening op 1 januari 2009 en 31 december 2009. Belanghebbende heeft op deze vragenbrief geantwoord dat er geen buitenlandse spaarrekeningen zijn.

2.5

In zijn brief van 23 juli 2012 heeft de Inspecteur belanghebbende in kennis gesteld van zijn voornemen af te wijken van de aangifte IB/PVV 2009, omdat belanghebbende op 31 januari 1994 over een rekening bij de KB-Lux beschikte met een saldo van f 412.187 (€ 187.042).

2.6

In zijn brief van 17 oktober 2012 heeft de Inspecteur onder intrekking van voornoemde brief van 23 juli 2012 aan belanghebbende een vragenbrief gestuurd waarin hij onder verwijzing naar de artikelen 47 en 49 van de AWR de volgende vragen heeft gesteld:

“1. Is deze bankrekening in 2009 nog steeds door u aangehouden?

2. Zo ja, wat was het saldo, inclusief onderliggende sub- en beleggingsrekeningen, op 1 januari en 31 december 2009?

3. Zo nee, waar wordt het eerder op de KBL-rekening gestalde vermogen in 2009 aangehouden?

4. Wat was het saldo van die andere rekeningen op 1 januari en 31 december 2009?

5. Indien niet langer vermogen in het buitenland wordt aangehouden, wanneer en op welke binnenlandse rekening is dit vermogen gestort of wanneer en waarvoor is het aangewend?

6. Ik verzoek u de bescheiden met betrekking tot de buitenlandse rekening(en)(in kopie) voor deze jaren te overleggen.”

2.7

Belanghebbende heeft hierop in zijn brief van 16 november 2012 geantwoord dat hij de aangifte IB/PVV 2009 volledig en juist heeft gedaan.

2.8

De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat belanghebbende niet aan zijn informatieverplichting in de zin van de artikelen 47 en 49 van de AWR heeft voldaan, omdat belanghebbende niet adequaat op de vragenbrief van 17 oktober 2012 heeft gereageerd. De Inspecteur heeft op 19 november 2012 de onderhavige informatiebeschikking als bedoeld in artikel 52a van de AWR gegeven ten aanzien van de aanslag in de IB/PVV voor het jaar 2009 (hierna: de informatiebeschikking).

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

Tussen partijen is in geschil of de Inspecteur de informatiebeschikking terecht heeft gegeven en of hij bij het vaststellen daarvan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur niet heeft geschonden. Belanghebbende beantwoordt de vragen ontkennend en de Inspecteur beantwoordt deze bevestigend.

3.2

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.3

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en die van de Inspecteur en tot vernietiging van de informatiebeschikking.

3.4

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing