Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-03-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:1847, 14/00364 en 14/00625

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-03-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:1847, 14/00364 en 14/00625

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
10 maart 2015
Datum publicatie
20 maart 2015
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2015:1847
Formele relaties
Zaaknummer
14/00364 en 14/00625

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Arbeidskorting en doorwerkbonus over VUT-uitkering? Aftrek reiskosten voor verzorging schoonvader? Vormen betalingen aan dochter aftrekbare giften?

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummers 14/00364 en 14/00625

uitspraakdatum: 10 maart 2015

nummer /

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland van 27 maart 2014, nummer AWB 13/4740, en

de uitspraak van rechtbank Gelderland van 24 juni 2014, nummer AWB 13/7702

beide in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De Inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2010 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd en daarbij heffingsrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag en de heffingsrente. Bij in één geschrift verenigde uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de bezwaren afgewezen.

1.3.

Belanghebbende is tegen de uitspraken van de Inspecteur in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het hogerberoepschrift tegen de uitspraak van de Rechtbank is op 10 april 2014 ter griffie ingekomen.

1.5.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

De Inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2011 een aanslag in de inkomstenbelasting/‌premie volksverzekeringen opgelegd en daarbij heffingsrente in rekening gebracht.

1.7.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag en de heffingsrente. Bij in één geschrift verenigde uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de bezwaren afgewezen.

1.8.

Belanghebbende is tegen de uitspraken van de Inspecteur in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.9.

Het hogerberoepschrift tegen de uitspraak van de Rechtbank is op 8 juli 2014 ter griffie ingekomen.

1.10.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.11.

Het Hof heeft de zaken gevoegd.

1.12.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 januari 2014 te Arnhem. Belanghebbende is met bericht aan het Hof niet verschenen. Namens de Inspecteur is verschenen [A]. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende heeft tot en met 31 mei 2008 gewerkt bij [B]. Met ingang van 1 juni 2008 is belanghebbende met vervroegd pensioen gegaan. In verband daarmee heeft belanghebbende gedurende de onderhavige jaren een VUT-uitkering genoten van [C] NV (hierna: [C]), waar het pensioen van zijn voormalige werkgever is ondergebracht. Deze uitkering heeft belanghebbende in zijn aangiften voor de onderhavige jaren vermeld in de rubriek ‘loon en ziektewetuitkeringen’. Bij het vaststellen van voorlopige aanslagen heeft de Inspecteur deze kwalificatie gevolgd en de VUT-uitkering gerekend tot het arbeidsinkomen waarover arbeidskorting en doorwerkbonus zijn berekend.

2.2.

In de onderhavige jaren heeft belanghebbende als leermeester werkzaamheden verricht voor [D] BV (hierna: [D]). Tot de stukken behoren declaratieformulieren met betrekking tot deze werkzaamheden. De formulieren zijn gesteld ten name van belanghebbende en erop is vermeld dat uitbetaling moet plaatsvinden aan de echtgenote van belanghebbende op rekening nummer [00000]. Tot de stukken behoren afschriften van deze rekening.

2.3.

De salarisadministrateur van [D] heeft aan de Inspecteur geschreven:

“Naar aanleiding van uw vragen, kan ik u navolgende melden:

1. De heer [X] heeft praktijkinstructie gegeven voor de opleiding “Monteur Laagspanning MBO”.

2. Er ligt voor deze werkzaamheden geen overeenkomst ten grondslag

3. De in uw brief genoemde bedragen hebben uitsluitend betrekking op werkzaamheden voor de heer [X]”

2.4.

De echtgenote van belanghebbende heeft steun verleend aan haar bejaarde vader en is in dat verband regelmatig naar Zwolle gereisd waar haar vader woont.

2.5.

De dochter van belanghebbende werkt in Zuid-Afrika in het kader van [E] te [L]. Via die instelling steunt belanghebbende haar en haar werk financieel. Deze betalingen heeft de Inspecteur als gift in aftrek toegelaten. Belanghebbende stuurt ook wel geld rechtstreeks naar zijn dochter. De rechtstreeks betaalde bedragen heeft de Inspecteur niet als aftrekbare gift aangemerkt.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Tussen partijen is in geschil (1) of de VUT-uitkering moet worden gerekend tot het arbeidsinkomen waarover de arbeidskorting en doorwerkbonus worden berekend, (2) of de betalingen van [D] niet door belanghebbende maar door zijn echtgenote zijn genoten, (3) of de reiskosten in verband met de verzorging van de schoonvader van belanghebbende aftrekbaar zijn, (4) of de betalingen van belanghebbende aan zijn dochter aftrekbaar zijn en (5) of ten onrechte heffingsrente is berekend. Belanghebbende beantwoordt deze vragen bevestigend, de Inspecteur ontkennend.

3.2.

Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Hetgeen daaraan ter zitting is toegevoegd, is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en vermindering van de aanslagen. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraken van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing