Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-03-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:1965, 14/00704 en 14/00772
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-03-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:1965, 14/00704 en 14/00772
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 17 maart 2015
- Datum publicatie
- 20 maart 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2015:1965
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2014:3161, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:2859, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 14/00704 en 14/00772
Inhoudsindicatie
In geschil is of het verzoek van belanghebbende om toepassing van het tonnageregime tijdig is gedaan (hoger beroep van de Inspecteur), en zo zulks het geval is, of het tonnageregime van toepassing is vanaf 1 januari 2010 (hoger beroep van belanghebbende).
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
nummers 14/00704 en 14/00772
uitspraakdatum: 17 maart 2015
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] NV te [Z] (hierna: belanghebbende)
en het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 26 juni 2014, nummer AWB LEE 13/1206, in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Op 4 januari 2011 heeft de Inspecteur het verzoek van belanghebbende voor toepassing van het tonnageregime bij voor bezwaar vatbare beschikking als bedoeld in artikel 3.22, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001(hierna: Wet IB 2001) afgewezen.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de beschikking gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 26 juni 2014 gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd, de bestreden beschikking vernietigd, bepaald dat het tonnageregime vanaf 1 januari 2010 van toepassing is en de Inspecteur gelast het griffierecht te vergoeden en veroordeeld in de proceskosten.
Zowel belanghebbende als de Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Partijen hebben over en weer een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 februari 2015 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. [A], als de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door [B], drs. [C], mr. [D], mr. [E] en drs. [F], alsmede [G] namens de Inspecteur, bijgestaan door drs. [H].
Partijen hebben een pleitnota voorgedragen en overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is een metaalbedrijf dat zich onder andere richt op leveringen aan de bouw en de scheepsbouw. In dit verband levert belanghebbende geprefabriceerde onderdelen en uitrusting van schepen aan scheepswerven.
Belanghebbende vormt samen met haar dochtermaatschappijen [I] BV en [J] BV een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting.
In 2009 heeft belanghebbende geïnvesteerd in een achttal zeeschepen. Aan de investering per schip is zeven keer vormgegeven door deelname, als commanditair vennoot, in een commanditaire vennootschap (hierna: CV) en eenmaal door deelname, als maat, in een maatschap, en wel op onderstaande wijze.
Schip Deelname Datum in de vaart
Via dochteronderneming [I] BV:
CV ms [K] 70% 2 maart 2010
CV ms [L] 70% 9 oktober 2010
CV ms [M] 70% 12 januari 2011
CV ms [N] 70% 19 april 2011
CV ms [O] 70% 7 november 2010
CV ms [P] 70% 19 april 2011
CV ms [Q] 20% 22 december 2011
Via dochteronderneming [J] BV:
Maatschap [R] 27,5% 22 november 2011
De onder 2.3 vermelde CV’s en maatschap zijn in 2008 aangegaan. Belanghebbende is in 2009 in de bedoelde CV’s gaan deelnemen, waarna in schepen is geïnvesteerd. De CV’s en de maatschap zijn fiscaal transparant. De door de CV’s en de maatschap in 2008 gemaakte kosten zijn voor belanghebbendes aandeel in 2009 voor haar rekening gekomen.
In 2009 heeft belanghebbende ter zake van de investeringen in de schepen willekeurig afgeschreven, in de zin van artikel 3.34, tweede lid, Wet IB 2001, juncto artikel 13 van de Uitvoeringsregeling willekeurige afschrijving 2001.
Naast de hiervoor genoemde afschrijvingslasten zijn in 2009 de volgende kosten ten laste van de exploitatierekening van belanghebbende van 2009 gekomen.
Ten aanzien van het schip ms [K]:
Kostensoort Kosten
Subscriptions € 238
Various general expenses € 86
Tax consultancy costs € 2.689
Coc costs € 81
Currency gain/loss on other ou € 112
Totaal € 3.207
Ten aanzien van het schip ms [L]:
Kostensoort Kosten
Subscriptions € 238
Various general expenses € 86
Tax consultancy costs € 2.689
Coc costs € 81
Currency gain/loss on other ou € - 1
Totaal € 3.094
Ten aanzien van het schip ms [M]:
Kostensoort Kosten
Traveling expenses € 246
Subscriptions € 238
Various general expenses € 5.633
Coc costs € 64
Currency gain/loss on other ou € 15
Bank charges € 220
Totaal € 6.416
Ten aanzien van het schip ms [N]:
Kostensoort Kosten
Subscriptions € 238
Various general expenses € 5.531
Coc costs € 64
Currency gain/loss on other ou € 14
Bank charges € 160
Totaal € 6.007
Ten aanzien van het schip ms [O]
Kostensoort Kosten
Subscriptions € 167
Various general expenses € 1.506
Coc costs € 64
Currency gain/loss on other ou € -356
Bank charges € 458
Totaal € 1.839
Ten aanzien van het schip ms [P]:
Kostensoort Kosten
Subscriptions € 238
Various general expenses € 6.531
Coc costs € 64
Currency gain/loss on other ou € - 132
Bank charges € 38
Totaal € 6.739
Ten aanzien van het schip ms [Q]:
Kostensoort Kosten
Traveling expenses surveys € 836
Subscriptions € 238
Various general expenses € 56
Coc costs € 64
Currency gain/loss on other ou € - 113
Bank charges € 73
Totaal € 1.154
Ten aanzien van het schip ms [R]:
Kostensoort Kosten
Subscriptions € 238
Various general expenses € 56
Currency gain/loss on other ou € -113
Bank charges € 73
Totaal € 255
Op 2 maart 2010 is het eerste schip waarin belanghebbende op bovenvermelde wijze participeerde, de MS [K], in de vaart genomen.
Op 27 december 2010 heeft belanghebbende de Inspecteur verzocht de winst uit zeescheepvaart te mogen bepalen aan de hand van de tonnage van de schepen waarmee die winst wordt behaald. In een bijlage bij dit verzoek is een overzicht gevoegd met alle hiervoor – onder 2.3 – genoemde zeeschepen. Het verzoek is door de Inspecteur afgewezen.
De Rechtbank heeft in haar uitspraak van 26 juni 2014 geoordeeld dat belanghebbende het verzoek om toepassing van het tonnageregime tijdig heeft gedaan en dat het tonnageregime vanaf 1 januari 2010 van toepassing is.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of het verzoek van belanghebbende om toepassing van het tonnageregime tijdig is gedaan (hoger beroep van de Inspecteur), en zo zulks het geval is, of het tonnageregime van toepassing is vanaf 1 januari 2010 (hoger beroep van belanghebbende).
Belanghebbende beantwoordt deze vragen bevestigend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar, en tot wijziging van de bestreden beschikking.
De Inspecteur beantwoordt deze vragen ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Het geschil omtrent de vraag of het verzoek van belanghebbende om toepassing van het tonnageregime tijdig is gedaan, spitst zich toe op de vraag aan de hand van welk criterium de start van de exploitatie van een zeeschip moet worden bepaald.
Tussen partijen is niet in geschil dat de hiervoor - onder 2.3 – vermelde schepen zeeschepen zijn als bedoeld in het tonnageregime van artikel 3.22 Wet IB 2001. Eveneens staat vast dat de winst die is behaald met deze zeeschepen kan worden gekwalificeerd als “winst behaald met de exploitatie van een schip bestemd voor het vervoer van zaken of personen in het internationale verkeer over zee”, als bedoeld in artikel 3.22, vierde lid, letter a, 1˚, Wet IB 2001. Tevens zijn partijen het erover eens dat belanghebbende voor het eerst op 2 maart 2010 door middel van (haar participatie in de CV) MS [K] voldeed aan alle andere voorwaarden van artikel 3.22 Wet IB 2001, waaronder de voorwaarden die zijn opgenomen in het vijfde lid, letter a, 1˚ van dat artikel.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.