Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 31-03-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:2568, 13/00765

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 31-03-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:2568, 13/00765

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
31 maart 2015
Datum publicatie
10 april 2015
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2015:2568
Formele relaties
Zaaknummer
13/00765

Inhoudsindicatie

AWR. Informatiebeschikking. Informatie die van belang kan zijn? Alle op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd? Afschrift strafdossier.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 13/00765

uitspraakdatum: 31 maart 2015

nummer /

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland van 4 juni 2013, nummer AWB 12/4041, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Zwolle (hierna: de Inspecteur).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De Inspecteur heeft ten name van belanghebbende een informatiebeschikking als bedoeld in artikel 52a, lid 1, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen vastgesteld voor de heffing van de inkomstenbelasting over de jaren 2004 tot en met 2011.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de beschikking. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur het bezwaar afgewezen.

1.3.

Belanghebbende is tegen voormelde uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep ongegrond verklaard en belanghebbende een termijn van drie maanden gesteld om aan de in de beschikking bedoelde verplichtingen te voldoen.

1.4.

Het beroepschrift tegen de uitspraak van de Rechtbank is op 11 juli 2013 ter griffie ingekomen.

1.5.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Belanghebbende heeft bij brief van 27 november 2013 nadere stukken ingediend, de Inspecteur bij brief van 10 januari 2014.

1.7.

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft en alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.8.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 januari 2014 te Arnhem. Namens belanghebbende is verschenen mr. [A], bijgestaan door mr. [B]. Namens de Inspecteur is verschenen mr. [C], bijgestaan door [D], mr.drs. [E] en [F]. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan partijen is toegezonden.

1.9.

Het Hof heeft het onderzoek ter zitting geschorst. De Inspecteur heeft bij brief van 27 februari 2014 inlichtingen gegeven en stukken ingezonden. Belanghebbende heeft bij brief met bijlagen van 30 maart 2014 inlichtingen gegeven.

1.10.

De Inspecteur heeft bij brief van 16 oktober 2014 nadere stukken ingediend.

1.11.

Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 28 oktober 2014 te Arnhem. Namens belanghebbende is verschenen mr. [A], bijgestaan door mr. [B]. Namens de Inspecteur is verschenen mr. [G], bijgestaan door [D]. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1.

Bij brief van 23 november 2011 heeft de Inspecteur aangekondigd dat hij bij belanghebbende een onderzoek inkomstenbelasting vanaf het jaar 2004 zal instellen. In het kader van dit onderzoek wordt belanghebbende gevraagd om de volgende inlichtingen te verstrekken.

“1. Uw wereldinkomen over de periode 2004-heden

Hierbij graag een specificatie/onderbouwing per land, inclusief de onderliggende documenten zoals bijvoorbeeld arbeidsovereenkomsten, dividendbesluiten, leningsovereenkomsten (i.v.m. rente-inkomsten).

2. Gaarne een kopie van de aangiften inkomstenbelasting (2004-heden) die u in het buitenland doet.

3. Klopt het dat u geen arbeidsbeloning voor uw Nederlandse directiefuncties heeft ontvangen? Hierbij gaarne een toelichting.

4. We ontvangen graag een gespecificeerd overzicht van uw vermogen vanaf 2004. Hierbij tevens inzicht in uw privé-vastgoedobjecten en de rechtspersonen waarin dit is ondergebracht.

5. Gaarne inzage in de trusts of verwante lichamen waar u bij betrokken bent.

Hierbij een kopie van de relevante overeenkomsten, correspondentie en de periodieke rapportages omtrent de vermogensposities van het betreffende rechtsfiguur.

6. Inzage in uw buitenlandse bankrekeningen.

7. Inzage in de buitenlandse bankrekeningen van de trusts of verwante lichamen waar u bij betrokken bent.”

2.2.

In reactie op deze brief heeft belanghebbende de Inspecteur op 24 november 2011 per e-mail medegedeeld dat hij van mening is dat hij niet verplicht is tot het beantwoorden van de gestelde vragen.

2.3.

Bij brief van 30 november 2011 heeft de Inspecteur belanghebbende nogmaals verzocht de gevraagde inlichtingen binnen vier weken te verstrekken.

2.4.

Bij e-mail van 11 december 2011 deelt belanghebbende de Inspecteur opnieuw mede dat hij het standpunt inneemt dat hij niet gehouden is om de gestelde vragen te beantwoorden en de gevraagde informatie te verstrekken. Hierbij voert belanghebbende aan dat hij in de in het informatieverzoek genoemde jaren inwoner was/is van het Verenigd Koninkrijk (hierna: VK) en dat door de werking van het belastingverdrag tussen Nederland en het VK (Trb. 1980, 205) (hierna: het Verdrag) geen heffingsbevoegdheid toekomt aan Nederland. Omdat Nederland niet mag heffen, kunnen de gestelde vragen en inlichtingen niet van belang zijn voor de belastingheffing, aldus belanghebbende.

2.5.

Met dagtekening 31 december 2011 heeft de Inspecteur aan belanghebbende een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/‌premie volksverzekeringen voor het jaar 2005 opgelegd. De Rechtbank heeft bij uitspraak van 10 juli 2014, nr. AWB 13/2563, ECLI:NL:RBGEL:2014:4214, het op deze navorderingsaanslag betrekking hebbende beroep ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft onder meer geoordeeld dat belanghebbende op grond van artikel 4, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) in 2005 in Nederland woonde, dat belanghebbende als inwoner van het VK aan de belastingheffing is onderworpen en dat belanghebbende voor de toepassing van het Verdrag inwoner van Nederland is.

2.6.

Bij brieven van 13 december 2011 en 5 januari 2012 heeft de Inspecteur zijn inlichtingenverzoek herhaald. Hierbij is belanghebbende steeds een termijn van vier weken gegeven om de inlichtingen te verstrekken. In de brief van 5 januari 2012 schrijft de Inspecteur onder meer:

“Nu de inspecteur in uw geval bij zijn verzoek om informatie geen ander doel voor het oog heeft staan dan te beoordelen of u als binnenlands belastingplichtige onderworpen bent aan de Nederlandse belastingheffing, is er geen sprake van oneigenlijk gebruik van bevoegdheden.”

2.7.

In reactie op deze herhaalde informatieverzoeken heeft belanghebbende telkens gemotiveerd zijn standpunt, inhoudende dat hij niet verplicht is om de gevraagde inlichtingen te verstrekken omdat Nederland geen heffingsrecht heeft over zijn inkomen, gehandhaafd.

2.8.

Omdat belanghebbende de gevraagde inlichtingen niet heeft verstrekt, heeft de Inspecteur met dagtekening 9 februari 2012 de onderhavige informatiebeschikking vastgesteld. De beschikking heeft betrekking op de hierboven onder 2.1 opgenomen inlichtingen zoals vermeld in de brief van de Inspecteur van 23 november 2011. De informatiebeschikking vermeldt niet uitdrukkelijk op welke op te leggen aanslag(en), navorderingsaanslag(en) en/of naheffingsaanslag(en) en/of te nemen beschikking(en) zij betrekking heeft. Het Hof begrijpt dat de informatiebeschikking betrekking heeft op navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/‌premie volksverzekeringen over de jaren 2004 tot en met 2011.

2.9.

Op 28 november 2012 is belanghebbende naar Engels recht failliet verklaard. Op grond van section 279(1) van de Insolvency Act 1986 is belanghebbende met ingang van 28 november 2013 ‘discharged from bankruptcy’.

2.10.

Met dagtekening 27 maart 2014 schrijft [H], director van [I] Limited, aan belanghebbende:

‘You have raised the issue of whether you have a right to information on trusts which you have established as settlor.

Where a trust is irrevocable and the settlor has not reserved any powers the trustee has full control and discretion over the trust assets with a duty of care including confidentiality to the beneficiaries and the settlor has no right to information.’

2.11.

In het ‘Joint Trustees’ Progress Report for the period 22 May 2013 to 21 May 2014’ in het faillissement van belanghebbende staat onder meer:

‘As this is understood to be a point where English bankruptcy differs from similar proceedings in the Netherlands, creditors should note that on the making of the bankruptcy order the bankrupt’s assets vest in the trustee and creditors lose their entitlement to pursue the bankrupt personally; it is replaced by a right to receive distributions from the estate. Discharge had no impact on the relationship between the bankrupt and his creditors and the assets that the bankrupt had at the date of the bankruptcy order continue to vest in the trustee after discharge.’

2.12.

Belanghebbende verwijst naar een aan hem op 26 maart 2014 door [J] ([K]) uitgebracht ‘Advice in relation to Bankruptcy Order’, dat voor zover van belang als volgt luidt:

‘A bankruptcy order was made against you on 28 November 2012 (…) Pursuant to the Regulation [Hof: Verordening (EG) nr. 1346/2000 van 29 mei 2000 betreffende insolventieprocedures], English law will apply in relation to the effect of (a) your bankruptcy and (b) your discharge from bankruptcy on your tax liabilities in the Netherlands. The Dutch rules do not apply. (…)

9. The question of whether your tax liabilities fall within your bankruptcy order will depend on:

(1) whether the tax liabilities arise pre- or post- bankruptcy order; and

(2) whether they can be categorised as “contingent” liabilities, which will be released by your discharge, or wholly “prospective” liabilities, which will survive the discharge. (…)

If you earned income before the 2012 calendar year the due date will already have arisen by the time you were made bankrupt so tax arising on this income would be a liability which you owed “at the date of the bankruptcy order” and therefore this would be a bankruptcy debt from which you were released.’

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Tussen partijen is in geschil of de informatiebeschikking terecht is vastgesteld. Voorts is in geschil of de Inspecteur de op de zaak betrekking hebbende stukken heeft ingezonden en of de Rechtbank terecht door belanghebbende ingezonden stukken heeft geweigerd.

3.2.

Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Hetgeen daaraan ter zitting is toegevoegd, is vermeld in de processen-verbaal van de zittingen.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de informatiebeschikking. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing