Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-04-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:2733, 14/00929
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14-04-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:2733, 14/00929
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 14 april 2015
- Datum publicatie
- 24 april 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2015:2733
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:1042
- Zaaknummer
- 14/00929
Inhoudsindicatie
Leges. Tweede aanvraag. Verrekening van leges op basis van vertrouwensbeginsel? Toezegging college van B&W. Binding heffingsambtenaar? Schijn van bevoegdheid.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 14/00929
uitspraakdatum: 14 april 2015
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] BV, gevestigd te [Z] (hierna: belanghebbende),
en het incidentele hoger beroep van
de heffingsambtenaar van de gemeente Maasdriel (hierna: de heffingsambtenaar),
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 17 juli 2014, nummer AWB 13/5741, in het geding tussen belanghebbende en de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
Bij besluit van 4 september 2012 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasdriel (hierna: het college) besloten belanghebbendes aanvraag voor een omgevingsvergunning niet in behandeling te nemen.
Aan belanghebbende is bij schriftelijke kennisgeving van 6 september 2012 ter zake van het (niet verder) in behandeling nemen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning een bedrag aan leges in rekening gebracht van € 978,29.
Bij besluit van 19 december 2012 heeft het college aan belanghebbende (alsnog) een omgevingsvergunning verleend.
Aan belanghebbende is bij schriftelijke kennisgeving van 20 december 2012 ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning een bedrag aan leges in rekening gebracht van € 7.955,46.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de in rekening gebrachte leges van € 7.955,46. De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar van 12 augustus 2013 het bedrag aan leges gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak van de heffingsambtenaar in beroep gekomen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 17 juli 2014 het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, en het in rekening gebrachte bedrag aan leges verminderd tot € 7.822,06.
Belanghebbende heeft bij faxbericht van 27 augustus 2014 tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
De heffingsambtenaar heeft bij brief van 28 november 2014, ingekomen bij het Hof op 2 december 2014, een verweerschrift ingediend en daarbij incidenteel hoger beroep ingesteld.
Belanghebbende heeft een verweerschrift in incidenteel hoger beroep ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 maart 2015. Belanghebbende is vertegenwoordigd door haar (middellijk) directeur en enig aandeelhouder [A], vergezeld van zijn echtgenote. De heffingsambtenaar is vertegenwoordigd door [B].
Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en overgelegd.
2 Feiten
Belanghebbende heeft op 31 mei 2012 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het vergroten van een bestaand bedrijfsgebouw. In de projectomschrijving is vermeld “vergroten tot 400 vierkante meter aan de achterzijde bestaande bebouwing”. De door belanghebbende geraamde kosten bedragen € 75.000.
Blijkens een advies van 12 juni 2012 acht de welstandscommissie het bouwplan in strijd met de redelijke eisen van welstand. Bij brief van 17 juli 2012 heeft het college aan belanghebbende geschreven dat het besluit is verdaagd vanwege het negatieve welstandsadvies en strijdigheid met het bestemmingsplan.
Belanghebbende heeft vervolgens een aangepaste bouwtekening ingediend. De welstandscommissie heeft bij advies van 14 augustus 2012 dit wederom afgekeurd. Belanghebbende heeft op 20 augustus 2012 nogmaals een aangepaste bouwtekening ingediend. Daarbij is voorzien in vervanging – sloop en herbouw – van de bestaande bedrijfshal. Dit bouwplan is voorgelegd aan de rayonarchitect van de welstandscommissie, die per e-mail zijn instemming kenbaar heeft gemaakt. Hierop heeft belanghebbende de wens te kennen gegeven dat de aanvraag conform laatstgenoemd bouwplan wordt afgedaan.
Bij besluit van 4 september 2012 heeft het college besloten belanghebbendes aanvraag van 31 mei 2012 niet in behandeling te nemen. In dit besluit is onder meer het volgende overwogen:
“Op 31 mei 2012 hebben wij uw aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen voor het vergroten van de bestaande bebouwing aan de achterzijde. (…)
Uw aanvraag is geregistreerd onder nummer [00000]. Over de voortgang van de behandeling van uw aanvraag delen wij u het volgende mede.
Ontbrekende gegevens
Uw aanvraag voldeed niet aan de in de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor) gestelde voorschriften voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning. Geconstateerd is dat onder meer het bodemonderzoek ontbreekt en plattegronden aangevuld dienen te worden.
Besluit aanvraag niet behandelen
Omdat uw aanvraag volgens ons oordeel niet voldoet aan de voorschriften voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning, besluiten wij op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht, om uw aanvraag niet in behandeling te nemen. U kunt uw project op grond van deze aanvraag niet realiseren.
Hoewel wij u, overeenkomstig artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht, in de gelegenheid hadden moeten stellen de aanvraag ontvankelijk te maken is hiervoor, in overleg met uw gemachtigde de heer [C], niet voor gekozen. Gezien de niet ondergeschikte wijziging van het ontwerp naar aanleiding van het negatieve welstandsadvies zou de oorspronkelijke aanvraag op grond hiervan geweigerd moeten worden. Hierdoor zouden de leges voor u hoger uitvallen.
(…)
Legeskosten
Overeenkomstig de legesverordening bent u voor het in behandeling nemen van uw aanvraag voor een omgevingsvergunning leges verschuldigd tot een bedrag van € 978,29. Een factuur hiervoor wordt apart toegezonden. (…)
Indien binnen 1 jaar na het besluit tot het niet in behandeling nemen van de aanvraag een nieuwe aanvraag wordt ingediend voor hetzelfde bouwplan, worden deze leges met de behandeling van de nieuwe aanvraag verschuldigde leges verrekend. Door uw gemachtigde is aangegeven dat de aanvraag opnieuw wordt ingediend nadat de resultaten van het bodemonderzoek bekend zijn.”
Het college heeft als bijlage bij het besluit van 4 september 2012 gevoegd de originele bouwtekening van april 2012, alsmede de aangepaste bouwtekening van augustus 2012. Met laatstgenoemde tekening – betreffende de vervanging van de bestaande bedrijfshal – was de rayonarchitect van de welstandscommissie eerder akkoord gegaan. Op deze aangepaste bouwtekening is een stempel geplaatst met de volgende tekst:
“buiten behandeling
Hoort bij gemandateerd/besluit namens
Burgemeester en wethouders van Maasdriel
d.d. 4 sep 2012 [00000]
Afdeling Publiekszaken”
Aan belanghebbende is bij schriftelijke kennisgeving van 6 september 2012 ter zake van het (niet verder) in behandeling nemen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning een bedrag aan leges in rekening gebracht van € 978,29.
Belanghebbende heeft op 24 september 2012 een tweede aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. In de projectomschrijving is vermeld “vervangen bestaande bedrijfshal aan de [a-straat] 11 te [Z]”. Daarbij gaat het om het oprichten van een nieuwe bedrijfshal met de volgende oppervlakten: systeemvloer 376,65 m², tussenvloer 131,32 m² en bedrijfskantoor (in hal) 94,89 m². De door belanghebbende geraamde kosten bedragen € 120.000.
Bij besluit van 19 december 2012 heeft het college aan belanghebbende (alsnog) een omgevingsvergunning verleend. Als bijlage bij dit besluit is gevoegd de aangepaste bouwtekening van augustus 2012.
Aan belanghebbende is bij schriftelijke kennisgeving van 20 december 2012 ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning een bedrag aan leges in rekening gebracht van € 7.955,46. Daarvan heeft een bedrag van € 133,40 betrekking op reprokosten in verband met de digitale aanlevering van stukken bij de aanvraag.
De Rechtbank heeft geoordeeld dat geen sprake is van eenzelfde aanvraag, dat daarom voor de tweede aanvraag terecht leges in rekening zijn gebracht, dat voor de grondslag van de legesheffing terecht is aangesloten bij de prijzen van “bedrijfshallen” in de bouwkostentabel, dat de heffingsambtenaar evenwel ten onrechte de reprokosten van € 133,40 in rekening heeft gebracht, zodat de in rekening gebrachte leges met dat bedrag verminderd dienen te worden tot een bedrag van € 7.822,06.
3 Geschil
In geschil is of aan belanghebbende tot het juiste bedrag leges in rekening zijn gebracht.
Belanghebbende betoogt in hoger beroep uitsluitend dat de leges van € 978,29 die voor de eerste aanvraag verschuldigd waren, verrekend dienen te worden met de voor de tweede aanvraag verschuldigde leges.
De heffingambtenaar betoogt in het incidenteel hoger beroep dat de Rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de reprokosten van € 133,40 niet in rekening mogen worden gebracht.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot vermindering van de in rekening gebrachte leges tot een bedrag van € 7.822,06 minus € 978,29, ofwel € 6.843,77.
De heffingsambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot bevestiging van de uitspraak op bezwaar.