Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-06-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:4341, 13-01108

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-06-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:4341, 13-01108

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
16 juni 2015
Datum publicatie
19 juni 2015
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2015:4341
Formele relaties
Zaaknummer
13-01108

Inhoudsindicatie

In geschil is het antwoord op de vraag of de hiervoor – onder 2.3 - bedoelde HIR van € 936.422 met toepassing van artikel 12a, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) tot de belastbare winst van het jaar 2007 moet worden gerekend.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Leeuwarden

nummer 13/01108

uitspraakdatum: 16 juni 2015

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 1 oktober 2013, nummer AWB LEE 11/1286, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Emmen (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is voor het jaar 2007 een aanslag in de vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 932.459. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 31.168.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Leeuwarden, thans de Rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 1 oktober 2013 ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 april 2015 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. [A], als de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door mr. [B], alsmede mr. [C], namens de Inspecteur, bijgestaan door mr. [D] en [E] R.A. Tegelijk met de zaak van belanghebbende zijn de zaken behandeld met zaaknummers 13/01107, 13/01109 en 13/01135.

1.7

Partijen hebben een pleitnota overgelegd.

1.8

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende is opgericht [in] 1975. Vanaf 14 maart 2003 tot en met eind 2007 was de handelsnaam van belanghebbende [F] B.V. Enig aandeelhouder van belanghebbende was tot 28 september 2007 [G] B.V. [H] was enig aandeelhouder van [G] B.V.

2.2

Vanaf 14 maart 2003 luidt de doelomschrijving van belanghebbende als volgt:

"a. De instandhouding van monumenten in de zin van de monumentenwet 1988.

b. Het verkrijgen, beheren, exploiteren, bezwaren en vervreemden van monumenten in de zin van de monumentenwet 1988, daaronder begrepen, alle handelingen en activiteiten, welke met het vorenstaande, direct of indirect enig verband houden, of die aan het doel bevorderlijk kunnen zijn.".

2.3

Belanghebbende was eigenaar van de onroerende zaak gelegen aan de [a-straat] 45-49 te [I]. Deze onroerende zaak werd door belanghebbende verhuurd. Bij notariële leveringsakte van 14 oktober 2005 heeft belanghebbende deze onroerende zaak (de oude onroerende zaak) verkocht. Hierbij heeft zij een boekwinst behaald van € 936.422. Belanghebbende heeft bij het bepalen van haar belastbare winst voor het jaar 2005 in verband met deze behaalde boekwinst een herinvesteringsreserve (HIR) gevormd van € 936.422.

2.4

Op 13 september 2007 heeft de algemene vergadering van aandeelhouders van [G] B.V. goedkeuring verleend aan de overdracht van alle aandelen in belanghebbende aan [J] B.V.

2.5

Op 27 september 2007 heeft belanghebbende (obligatoire) overeenkomsten gesloten met derden inzake de koop van twee monumentale onroerende zaken te [K], gelegen aan [de a-straat] 4 en de [b-straat] 7 (de nieuwe onroerende zaken). De levering van de onroerende zaak gelegen aan [de a-straat] 4 heeft plaatsgevonden [in] 2007, om 14.45 uur. De onroerende zaak gelegen aan de [b-straat] 7 is geleverd [in] 2008.

2.6

Op 28 september 2007, vóór 14.45 uur, zijn alle aandelen in belanghebbende geleverd aan [J] B.V.

2.7

Na de aandelenoverdracht heeft in 2007 een statutenwijziging plaatsgevonden en is de naam van belanghebbende gewijzigd in [X] B.V.

2.8

Belanghebbende heeft bij de hiervoor – onder 2.4 tot en met 2.7 – bedoelde transacties gebruik gemaakt van de bemiddelingsdiensten van [B], die optrad namens [L] B.V., een vennootschap die zich op internet afficheert als “een onderneming die voornamelijk speciale fiscale adviezen faciliteert en in specifieke gevallen ook zelf uitvoert, met als doel het realiseren van substantiële belastingbesparing dan wel het verkrijgen van extra eigen vermogen.(…) [L] B.V. houdt zich met name bezig met vennootschappen met herinvesteringsreserve, willekeurige afschrijving, milieu-investeringen en second opinions.(...)”. [L] B.V. krijgt voor haar dienstverlening een percentage van de belastingbesparing.

2.9

Belanghebbende heeft over het jaar 2007 aangifte Vpb gedaan naar een belastbaar bedrag van negatief € 26.171. In deze aangifte heeft belanghebbende de onder punt 2.3 vermelde HIR afgeboekt op de aanschaffingskosten van de bij 2.5 vermelde nieuwe onroerende zaken.

2.10

De Inspecteur heeft de ingediende aangifte Vpb 2007 bij het vaststellen van de aanslag als volgt gecorrigeerd:

Aangegeven belastbare winst € 26.171 -/-

Bij: rentebate vordering [G] B.V. - 22.208 +

Vrijval HIR - 936.422 +

Vastgestelde belastbare winst € 932.459

De aanslag Vpb 2007 is met dagtekening 16 oktober 2010 opgelegd.

2.11

Belanghebbende heeft bij brief van 20 oktober 2010 bezwaar gemaakt tegen de aanslag Vpb 2007. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag Vpb 2007 en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is het antwoord op de vraag of de hiervoor – onder 2.3 - bedoelde HIR van € 936.422 met toepassing van artikel 12a, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) tot de belastbare winst van het jaar 2007 moet worden gerekend.

3.2

Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot vermindering van de bestreden aanslag tot een geheven naar een belastbaar bedrag van negatief € 26.171.

3.3

De Inspecteur beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 – vermelde vraag bevestigend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing