Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-06-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:4673, 14/00387
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-06-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:4673, 14/00387
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 23 juni 2015
- Datum publicatie
- 3 juli 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2015:4673
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:282
- Zaaknummer
- 14/00387
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Winst. Boekhouder. Uitkering UWV terecht in heffing betrokken?
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 14/00387
uitspraakdatum: 23 juni 2015
nummer /
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (O) (hierna: belanghebbende) en
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 13 maart 2014, nummer AWB 12/1425, in het geding tussen belanghebbenden en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almelo (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd over het jaar 2006, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 34.792. Tevens is bij beschikking € 655 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag en de beschikking heffingsrente. De Inspecteur heeft de bezwaren afgewezen.
Belanghebbende is tegen voormelde uitspraken van de Inspecteur in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft bij uitspraak van 13 maart 2014 de beroepen gegrond verklaard, de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 31.506 en de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaken betrekking hebben alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 december 2014 te Arnhem. Belanghebbende is daar, met voorafgaande schriftelijke kennisgeving aan het Hof, niet verschenen. Namens de Inspecteur zijn verschenen mr. [A], bijgestaan door [B].
Van het verhandelde ter zitting is proces-verbaal opgemaakt, welke aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende drijft een onderneming in de vorm van een eenmanszaak. Hij verricht werkzaamheden als boekhouder en verzorgt belastingaangiften.
Ter zake van de aanslag IB/PVV 1995 heeft belanghebbende een gerechtelijke procedure gevoerd bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch onder nummer 02/04507. Deze procedure heeft (uiteindelijk) geleid tot een compromis, dat is vastgelegd in de uitspraak van het gerechtshof van 13 december 2005.
Belanghebbende heeft op 19 april 2007 zijn aangifte IB/PVV over het jaar 2006 ingediend. In de aangifte heeft hij een uitkering van de Gemeentelijke Sociale Dienst (hierna: de GSD) te [Z] (O) van € 10.914 aangegeven alsmede een terugbetaling aan de GSD van € 971. Ook heeft hij € 953 als bruto resultaat uit overige werkzaamheden aangegeven, waarop hij een bedrag van € 953 aan kosten in mindering heeft gebracht met als omschrijving “betaling gsd”. Tot slot heeft belanghebbende een bedrag van € 2.454 als buitengewone uitgaven vermeld, waarvan - rekening houdend met een drempel van € 1.143 - een gedeelte groot € 1.311 aftrekbaar is. Blijkens de aangifte bedraagt het belastbaar inkomen uit werk en woning aldus € 8.632.
Op 13 augustus 2007 heeft L.T. Lulofs namens de Inspecteur een boekenonderzoek bij belanghebbende ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften 1B/PVV en premie Ziekenfondswet zelfstandigen over de jaren 2004 en 2005. Voorts is een onderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangifte omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2004 tot en met 31 december 2005. De resultaten daarvan zijn neergelegd in het rapport boekenonderzoek van 24 november 2008 (hierna: het rapport). In het rapport wordt onder meer geconcludeerd dat het over 2006 aangegeven belastbare inkomen uit werk en woning vóór aftrek van buitengewone uitgaven, van € 9.943 moet worden verhoogd met € 10.957 wegens inkomsten uit overige werkzaamheden tot € 20.900.
Bij brief van 28 september 2009 heeft de Inspecteur aan belanghebbende meegedeeld dat bij het opleggen van de aanslag IB/PVV 2006 is afgeweken van de ingediende aangifte. Volgens de Inspecteur blijkt uit door het UWV verstrekte gegevens dat belanghebbende in 2006 een Ziektewetuitkering van € 11.968 heeft genoten, welke uitkering niet in de aangifte is opgenomen. Voorts heeft de Inspecteur de terugbetaalde inkomsten aan de GSD van in totaal € 1.924 (€971 + € 953) niet in aftrek toegelaten. Tot slot heeft de Inspecteur het standpunt ingenomen dat uit het boekenonderzoek is gebleken dat het bedrag aan resultaat uit overige werkzaamheden € 10.957 hoger moet worden vastgesteld. De totale correctie bedraagt € 24.849 (€ 11 .968 + € 1.924 + € 10.957). Hiermee wordt de drempel voor de aftrek wegens buitengewone uitgaven hoger, waardoor deze aftrek geheel komt te vervallen. Het belastbaar inkomen uit werk en woning bedraagt aldus € 34.792.
Met dagtekening 14 oktober 2009 is de definitieve aanslag IB/PVV 2006 opgelegd overeenkomstig hetgeen is vermeld in de brief van 28 september 2009.
Belanghebbende heeft bij brief van 21 oktober 2009 bezwaar gemaakt tegen de aanslag.
De Inspecteur heeft belanghebbende bij brief van 9 november 2009 om nadere informatie verzocht. Zo is belanghebbende verzocht om informatie en nadere stukken inzake de uitkering van het UWV te verstrekken en bankafschriften over te leggen waaruit de terugbetaling aan de GSD blijkt. In deze brief heeft de Inspecteur schriftelijk meegedeeld dat de beslistermijn wordt verlengd met vier weken. Belanghebbende heeft hierop bij brief van 13 november 2009 gereageerd.
De Inspecteur heeft bij brief van 24 november 2009 verzocht om akkoord te gaan met het verlengen van de beslistermijn voor het doen van uitspraak op bezwaar. Dit verzoek is door belanghebbende voor akkoord ondertekend op 2 december 2009.
Naar aanleiding van voormeld boekenonderzoek heeft de Inspecteur tevens een naheffingsaanslag omzetbelasting aan belanghebbende opgelegd over het tijdvak 1 januari 2005 tot en met 31 december 2006. In bezwaar is de naheffingsaanslag verminderd. In beroep heeft de rechtbank Arnhem de naheffingsaanslag bij uitspraak van 17 maart 2011 (registratienummer: AWB 09/4198) verder verminderd. Het gerechtshof Arnhem heeft bij uitspraak van 14 februari 2012 (ECLI: GHARN:20l2:LJN BV7053) het daartegen gerichte hoger beroep van belanghebbende gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard en voor het overige de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Het beroep in cassatie is door de Hoge Raad afgewezen.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
Tussen partijen is nog slechts in geschil of de aanslag en beschikking heffingsrente tot de juiste bedragen door de Rechtbank zijn verminderd.
Belanghebbende stelt zich, kort en zakelijk weergegeven, onder meer op het standpunt dat de Inspecteur niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft ingebracht, dat de onder 2.5 genoemde uitkering van het UWV bij wege van compromis in een eerder jaar (1997) in de belastingheffing is betrokken en dat een bedrag van € 2.315 aan facturen verzonden door administratiekantoor [C] (hierna: [C]) ten onrechte niet als kosten in mindering zijn gebracht op het resultaat uit overige werkzaamheden.
De Inspecteur is de tegengestelde mening toegedaan.
Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Hetgeen daaraan op de zittingen is toegevoegd, is vermeld in de processen-verbaal van de zittingen.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraken op bezwaar, tot het opleggen van een aanslag conform de door hem ingediende aangifte. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.