Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-09-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:6570, 14/01191
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-09-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:6570, 14/01191
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 8 september 2015
- Datum publicatie
- 11 september 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2015:6570
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2014:5414, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:1236, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 14/01191
Inhoudsindicatie
In geschil is of de verkoopprovisie van € 56.250 onder de reikwijdte van het tonnageregime valt.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
nummer 14/01191
uitspraakdatum: 8 september 2015
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Leeuwarden (hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 28 oktober 2014, nummer LEE AWB 13/1264, in het geding tussen de Inspecteur en
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2008 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 90.929. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 2.338.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de bestreden aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 28 oktober 2014 gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar bedrag van € 34.679.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juli 2015 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. [A] namens de Inspecteur, bijgestaan door [B] . Belanghebbende en zijn gemachtigde zijn met kennisgeving aan het Hof niet ter zitting verschenen.
De Inspecteur heeft een pleitnota overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Vanaf 24 december 2003 neemt belanghebbende als commanditair vennoot voor 29,72% deel in de commanditaire vennootschap [C] (hierna te noemen: de CV). De CV exploiteerde het schip ms [D] (hierna te noemen: het schip).
Belanghebbende heeft voor de bepaling van haar winst uit zeescheepvaart, waaronder de winst uit de exploitatie van het schip, geopteerd voor toepassing van het zogenaamde tonnageregime.
Op 20 augustus 2007 heeft de CV het schip verkocht voor € 5.625.000 aan [E] Ltd. De onderneming [F] VOF heeft als scheepsmakelaar bemiddeld in de verkoop. Voor haar bemiddelingsactiviteiten heeft [F] VOF met dagtekening 14 januari 2008 een factuur uitgereikt aan de CV ten bedrage van € 168.750, zijnde een verkoopprovisie van 3% van de koopsom.
Met dagtekening 11 januari 2008 heeft belanghebbende aan [F] VOF een - op de factuur zo aangeduide - ‘commission’ (hierna: verkoopprovisie) van € 56.250 (1% van de koopsom) in rekening gebracht.
In de aangifte VPB 2008 heeft belanghebbende een belastbare winst aangegeven van € 3.452. Bij aanslag van 3 november 2012 heeft de Inspecteur deze belastbare winst gecorrigeerd, waarbij de Inspecteur onder andere de bij 2.4 genoemde verkoopprovisie van € 56.250 tot de belastbare winst heeft gerekend.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de verkoopprovisie van € 56.250 onder de reikwijdte van het tonnageregime valt.
De Inspecteur beantwoordt deze vraag ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan heeft de Inspecteur ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.