Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-09-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:7349, 15/00071

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-09-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:7349, 15/00071

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
29 september 2015
Datum publicatie
9 oktober 2015
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2015:7349
Formele relaties
Zaaknummer
15/00071

Inhoudsindicatie

Bpm. Afschrijving gebruikte auto. Btw-auto of marge-auto?

GHARL:2015:7131

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 15/00071

uitspraakdatum: 29 september 2015

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 16 december 2014, nummer AWB 14/3266, in het geding tussen de Inspecteur en

[X] BV te [Z] (hierna: belanghebbende)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag (aanslagnummer 2013. [000.000.0000] ) in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen opgelegd ten bedrage van € 499 (hierna: de naheffingsaanslag).

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 31 maart 2014 het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak op bezwaar in beroep gekomen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep bij uitspraak van 16 december 2014 gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de naheffingsaanslag vernietigd.

1.4.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Tot de stukken van het geding behoort, naast voormelde stukken, voorts het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.

1.6.

Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgehad op 2 september 2015 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen en gehoord: de gemachtigde van belanghebbende, mr. [A] , bijgestaan door [B] , taxateur, alsmede, namens de Inspecteur, mr. [C] en mr. ing. [D] .

1.7.

Beide partijen hebben een pleitnota overgelegd.

1.8.

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan deze uitspraak gehecht.

2 Feiten

2.1.

Een auto van het merk Volkswagen, type Golf 2.0 TDI Highline (hierna: de auto) is op 22 januari 2013 in Nederland geregistreerd en op 23 januari 2013 op naam van [E] BV te [F] gesteld. Het kenteken was [00-YYY-0] .

2.2.

De auto is op 25 januari 2013 onder kenteken [YYY-YY000] geregistreerd op naam van [G] GmbH te [H] (Duitsland).

2.3.

[E] BV te [F] heeft op 11 februari 2013 om teruggaaf van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: bpm) verzocht omdat de auto buiten Nederland is gebracht en is geregistreerd in een andere lidstaat van de Europese Unie, welk verzoek bij beschikking van 1 maart 2013 door de Inspecteur is toegewezen.

2.4.

Belanghebbende heeft de auto op 27 augustus 2013 van [I] BV te [J] gekocht voor (€ 25.619,84, vermeerderd met € 5.380,17 btw) € 31.000,01. Op de factuur staat vermeld: ‘Aan U verkocht (…) een personenauto met Duitse Fahrzeugbrief’.

2.5.

Belanghebbende heeft op 11 september 2013 aangifte voor de bpm gedaan in verband met de registratie van de auto in het Nederlandse kentekenregister. In de aangifte is uitgegaan van de inkoopwaarde van de auto als marge-auto van € 21.014, resulterende in een afschrijvingspercentage van 51,1 en een te betalen bedrag aan bpm van € 3.240.

2.6.

De Inspecteur is uitgegaan van de inkoopwaarde van de auto als btw-auto ten bedrage van € 24.244; het afschrijvingspercentage bedraagt dan 44,25. In verband hiermee is de naheffingsaanslag opgelegd.

2.7.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 31 maart 2014 het bezwaar ongegrond verklaard.

2.8.

De Rechtbank heeft geoordeeld dat aansluiting dient te worden gezocht bij de laagst denkbare objectief te bepalen waarde, dat de aftrekbaarheid van btw niet een eigenschap van de auto is, dat dit meebrengt dat ook een marge-auto het beste referentievoertuig kan zijn en dat de naheffingsaanslag moet worden vernietigd.

2.9.

Hiertegen heeft de Inspecteur hoger beroep ingesteld.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1.

In hoger beroep is in geschil of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Het geschil spitst zich toe op de vragen of artikel 10a, lid 1, van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (hierna: Wet BPM) van toepassing is en zo nee, of de bpm moet worden bepaald op basis van de inkoopwaarde van de auto als btw-auto (Inspecteur) dan wel als marge-auto (belanghebbende). Belanghebbende beantwoordt de eerste vraag ontkennend en de Inspecteur bevestigend. Tussen partijen is niet in geschil dat als moet worden uitgegaan van de inkoopwaarde van de auto als marge-auto, deze waarde € 21.014 bedraagt.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd, wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting.

3.3.

De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot ongegrondverklaring van het beroep.

3.4.

Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing