Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-11-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:8877, 14/01253 t/m 14/01256
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-11-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:8877, 14/01253 t/m 14/01256
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 24 november 2015
- Datum publicatie
- 4 december 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2015:8877
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:149
- Zaaknummer
- 14/01253 t/m 14/01256
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Navordering. Schending hoorplicht? Nieuw feit? Uitdeling?
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummers 14/01253 t/m 14/01256
uitspraakdatum: 24 november 2015
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 2 december 2014, nummers AWB 14/414 en AWB 14/416 tot en met AWB 14/418, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is met dagtekening 3 augustus 2013 over het jaar 2007 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 69.672 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 4.904. Tevens is een bedrag van € 222 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Aan belanghebbende is met dagtekening 3 augustus 2013 over het jaar 2008 een navorderingsaanslag in de IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 71.353 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 5.120. Tevens is een bedrag van € 198 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Aan belanghebbende is met dagtekening 3 augustus 2013 over het jaar 2009 een navorderingsaanslag in de IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 68.065 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 4.880. Tevens is een bedrag van € 131 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Aan belanghebbende is met dagtekening 3 augustus 2013 over het jaar 2010 een navorderingsaanslag in de IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 58.684 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 4.640. Tevens is een bedrag van € 80 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Op de bezwaarschriften van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de navorderingsaanslagen en de beschikkingen heffingsrente gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen bij uitspraak van 2 december 2014 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaken betrekking hebben alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2015 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord drs. [A] , als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede mr. [B] namens de Inspecteur.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende bezit 50,3 percent van de aandelen in [C] BV (hierna: de vennootschap). Tot 1 januari 2010 was hij tevens bestuurder van de vennootschap.
Belanghebbende was in de onderhavige jaren in dienstbetrekking werkzaam bij de vennootschap.
Op 12 februari 2007 is de rekening-courantverhouding tussen belanghebbende en de vennootschap omgezet in een lening. Belanghebbende had op dat moment een schuld aan de vennootschap van € 136.500. In de geldleningsovereenkomst en het bijbehorende addendum zijn de volgende voorwaarden opgenomen:
“Looptijd: 10 jaar
Aflossing: € 500 per maand van 1-2-2007 tot 1-2-2012
€ 1.666,67 per maand van 1-2-2012 tot 1-2-2017 mits [belanghebbende] zijn aandelen in [de vennootschap] geheel of gedeeltelijk heeft verkocht op 1 februari 2012.
Interest: Geen
Zekerheden: Een caravan ter waarde van € 80.000.
Daarnaast garantstelling op bruto-jaarsalaris van [belanghebbende] bij [de vennootschap]”
In januari 2011 is bij de vennootschap een boekenonderzoek aangevangen. Van dit boekenonderzoek is op 3 juli 2013 een rapport opgemaakt. In dit rapport is met betrekking tot de lening – voor zover van belang – het volgende vermeld:
“De gestelde zekerheden zijn niet direct en niet volledig opeisbaar, omdat het enerzijds de woning van [belanghebbende] betreft en anderzijds zijn inkomen. Daarnaast geldt dat in het zakelijk verkeer voor een dergelijke lening met dergelijke zekerheden en aflossingstermijnen, het niet gebruikelijk is dat er geen rente wordt berekend.
Met betrekking tot de grondslag waarover de rente wordt berekend, geldt dat het gebruikelijk is dat over de volledig verschuldigde som rente wordt berekend.
[Belanghebbende], [de vennootschap] en de adviseur van [de vennootschap] moeten zich naar onze mening hebben gerealiseerd dat [belanghebbende] bewust een voordeel heeft verkregen uit de vennootschap in zijn hoedanigheid van aandeelhouder en dat [de vennootschap] zich bewust dat voordeel heeft laten ontgaan.
Het voorgaande in ogenschouw nemend, corrigeren wij de niet verantwoorde rente en merken we deze aan als een winstuitdeling. Zoals hierboven aangegeven stellen wij het renteverlies op 4,0% over de gemiddeld openstaande vordering. In de tabel hieronder staan de begin- en eindstand, de gemiddeld openstaande vordering en het renteverlies per jaar. Voor 2007 is het renteverlies berekend over 11 van de 12 maanden.
1-1 (in |
31-dec |
Gemiddeld |
Percentage |
Renteverlies |
|
2007 op 1-2) |
openstaande |
||||
vordering |
|||||
2007 |
136.500 |
131.000 |
133.750 |
4,0% |
4.904 |
2008 |
131.000 |
125.000 |
128.000 |
4,0% |
5.120 |
2009 |
125.000 |
119.000 |
122.000 |
4,0% |
4.880 |
2010 |
119.000 |
113.000 |
116.000 |
4,0% |
4.640 |
”
De Inspecteur heeft de niet bedongen rente als uitdeling aangemerkt en navorderingsaanslagen IB/PVV opgelegd.
In de in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar is onder meer het volgende vermeld:
“In ons telefoongesprek van 29 november 2013 hebt u uw standpunt, zoals hiervoor beschreven, nogmaals bevestigd. In datzelfde telefoongesprek hebt u verklaard dat u geen behoefte heeft om uw bezwaar verder mondeling toe te lichten.”
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de navorderingsaanslagen terecht zijn opgelegd. Het geschil spitst zich toe op de volgende vragen:
-
Heeft de Inspecteur de hoorplicht geschonden?
-
Is er sprake van een nieuw feit?
-
Is er sprake van een uitdeling?
Belanghebbende beantwoordt de eerste vraag bevestigend en de tweede en derde vraag ontkennend. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar, en tot vernietiging van de navorderingsaanslagen en beschikkingen heffingsrente.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.