Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-02-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:902, 14/00407
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-02-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:902, 14/00407
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 10 februari 2015
- Datum publicatie
- 13 februari 2015
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2015:902
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2014:1251, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 14/00407
Inhoudsindicatie
In geschil is of de onderhavige naheffingsaanslag terecht is opgelegd, welke vraag de Inspecteur bevestigend en belanghebbende ontkennend beantwoordt.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
nummer 14/00407
uitspraakdatum: 10 februari 2015
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Leeuwarden (hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 13 maart 2014, nummer AWB LEE 12/2305, in het geding tussen de Inspecteur en
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is ter zake van een verkrijging op 7 januari 2009 een naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting opgelegd ten bedrage van € 98.700. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 3.799.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Leeuwarden, thans: de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 13 maart 2014 gegrond verklaard en de uitspraak van de Inspecteur alsmede de naheffingsaanslag vernietigd.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 januari 2015 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. [A] als de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door mr. [B] en [C] RA, alsmede [D] namens de Inspecteur, bijgestaan door [E].
De Inspecteur heeft een pleitnota overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende heeft bij akte van levering op 7 januari 2009 alle 180 aandelen in [F] B.V. verkregen. De koopprijs voor deze aandelen bedroeg € 79.645.
[F] B.V. exploiteert camping [G] (hierna: de camping) te [L]. [F] B.V. bezit 3.67.21 hectare grond met opstallen. Op het tijdstip van verkrijging was de camping als volgt ingericht. De camping heeft 35 seizoensplaatsen voor stacaravans, die zijn voorzien van elektra-, gas-, water- en rioleringsaansluiting. De camping heeft voorts 34 seizoensplaatsen voor tenten en toercaravans. De tenten of toercaravans kunnen worden aangesloten op het elektriciteitsnet. Ten slotte zijn op de camping twee passantenvelden voor in totaal 52 tenten en/of toercaravans, waarvan een deel kan worden aangesloten op het elektriciteitsnet. Alle velden hebben watertappunten.
Op de camping bevinden zich een bedrijfswoning, een receptie, een speeltuin met diverse speeltoestellen, een wasserette en twee sanitaire gebouwen. Naast een van de twee sanitaire gebouwen is een werkplaats gelegen. De camping heeft 50 parkeerplaatsen.
De camping is gelegen aan het open vaarwater van het [a-meer] en de [H]. De camping beschikt over een jachthaven. In de jachthaven zijn 49 ligplaatsen aanwezig. Verder zijn langs de kade nog 38 ligplaatsen beschikbaar. De ligplaatsen worden zowel aan vaste klanten verhuurd als aan passanten. [F] B.V. bezit sloepen en valken, die zij verhuurt.
Bij de camping staan recreatiewoningen, die niet bij [F] B.V. in eigendom zijn en waarvoor [F] B.V. als verhuurmiddelaar optreedt. De camping ontvangt parklasten voor deze woningen, alsmede een verhuur- en beheervergoeding.
In het hoogseizoen heeft de camping een recreatieteam dat recreatieve activiteiten organiseert. Gedurende het gehele jaar zijn bij de camping voor 1,5 fte medewerkers vast in dienst. In het hoogseizoen zijn er medewerkers voor 4 tot 5 extra fte werkzaam.
Belanghebbende heeft ten aanzien van de verkrijging van de aandelen in [F] B.V. op 16 september 2009 aangifte in de overdrachtsbelasting gedaan. Hierbij heeft zij gemeld dat zij geen overdrachtsbelasting is verschuldigd.
De Rijkstaxateur heeft de waarde van belanghebbendes onroerende zaken per 7 januari 2009 getaxeerd op een bedrag van € 1.645.000.
Even vermelde waarde is door de Inspecteur als volgt uitgesplitst:
Terrein stacaravanpark (35 plaatsen) |
€ 184.965 |
Vaste jaarplaatsen (34 plaatsen) |
€ 143.744 |
Passantenveld (52 plaatsen) |
€ 307.782 |
Jachthaven, 49 seizoenplaatsen |
€ 339.075 |
Ligplaatsen passanten (38) |
€ 93.245 |
Toiletgebouw 1 |
€ 25.000 |
Toiletgebouw 2 |
€ 40.000 |
Werkplaats |
€ 35.000 |
Receptie |
€ 16.000 |
Ondergrond receptie |
€ 22.892 |
Ligplaatsen botenverhuur |
€ 22.800 |
Bedrijfswoning |
€ 315.200 |
Totaal |
€ 1.645.704 |
De Inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat de door belanghebbende verkregen aandelen in [F] B.V. moeten worden gekwalificeerd als fictieve onroerende zaken als bedoeld in artikel 4, lid 1, aanhef en onder a van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (hierna: de Wet). De Inspecteur heeft daarom aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting opgelegd van € 98.700 (6 percent van € 1.645.000).
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de onderhavige naheffingsaanslag terecht is opgelegd, welke vraag de Inspecteur bevestigend en belanghebbende ontkennend beantwoordt.
De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat ten minste 70 percent van de onroerende zaken van [F] B.V. wordt gebruikt voor de exploitatie van onroerende zaken. De Inspecteur gaat daarbij uit van de volgende uitgangspunten: voor de afzonderlijke zaken - seizoensplaatsen, passantenplaatsen, een als bouwvlek aangeduid stuk grond, dat bij de verkrijging eveneens voor passanten in gebruik was, ligplaatsen voor botenverhuur – moet afzonderlijk worden beoordeeld of deze worden gebruikt voor exploitatie van onroerende zaken, of voor de exploitatie van het campingbedrijf. Andere bedrijfsactiviteiten van belanghebbende kunnen niet van invloed zijn op het hoofdzakelijke gebruik voor de exploitatie van de onroerende zaken. De verhuur van recreatiewoningen en jaarplaatsen is aan te merken als exploitatie van onroerende zaken. Wanneer, zoals in het onderhavige geval, de bijkomende recreatieve voorzieningen gering van omvang zijn, worden ook toeristische plaatsen hoofdzakelijk gebruikt voor de exploitatie van onroerende zaken.
Belanghebbende heeft het standpunt van de Inspecteur gemotiveerd bestreden.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot bevestiging van de uitspraak op bezwaar.
Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank en veroordeling van de Inspecteur in de proceskosten.