Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-12-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:9511, 11/00800 en 11/00801
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-12-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:9511, 11/00800 en 11/00801
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 15 december 2015
- Datum publicatie
- 8 januari 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2015:9511
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBARN:2011:BU3380, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 11/00800 en 11/00801
Inhoudsindicatie
Rioolrecht. Gemeente Nijmegen. Opbrengstlimiet niet overschreden.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
Nummers 11/00800 en 11/00801
uitspraakdatum: 15 december 2015
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 1 november 2011, nummers AWB 07/5157 en AWB 07/5161, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende voor het jaar 2007 ter zake van het genot krachtens eigendom van twee onroerende zaken aanslagen in het rioolrecht van de gemeente Nijmegen opgelegd.
Na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij afzonderlijke uitspraken op bezwaar de aanslagen gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem, thans de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 1 november 2011 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaken betrekking hebben alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 september 2015 te Arnhem. Daarbij is verschenen mr. [A] als de gemachtigde van belanghebbende. Namens de heffingsambtenaar is verschenen [B] , bijgestaan door [C] en [D] .
Partijen hebben voorafgaand aan de mondelinge behandeling een pleitnota overgelegd die met instemming van hen geacht wordt ter zitting te zijn voorgedragen.
Met instemming van partijen zijn de beroepen gelijktijdig behandeld met de beroepen van belanghebbende voor de jaren 2008 en 2009, nummers 11/00802, 11/00803, 12/00465 en 12/00466, en de beroepen van [E] , [F] en de erven [G] , rolnummers 12/00428 tot en met 12/00439. Namens hen is ter zitting verschenen [H] . Eveneens met instemming van partijen zijn voorts gelijktijdig met de reeds genoemde zaken 30 beroepschriften van overige belanghebbenden behandeld.
Van het verhandelde ter zitting is één proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht. Partijen hebben verklaard er geen bezwaar tegen te hebben dat het proces-verbaal in alle gelijktijdig behandelde zaken aan de uitspraak wordt gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaken, plaatselijk bekend [a-straat] 6A en [b-straat] 289 te [Z] . Het betreft woonhuizen die zijn aangesloten op het gemeentelijke rioleringsstelsel.
Tot de stukken van het geding behoren een overzicht “Rioleringskosten obv stadsbegroting 2007-2010, jaarsnede 2007” en een daarop gegeven toelichting. Uit die stukken blijkt dat voor 2007 de raming van zowel de baten als de lasten, inclusief een zogenoemde BTW-component, sluit op een bedrag van € 15.733.000.
In het overzicht van de rioleringskosten is een bedrag aan kosten van vervangingen opgenomen van € 2.800.000 alsmede een bedrag aan kosten van verbetering van het rioleringsstelsel van € 1.975.000. Het totaal van deze bedragen, € 4.775.000, is in het overzicht in mindering gebracht op een bedrag van € 5.939.037 aan dotatie aan een zogenoemd schommelfonds zodat, per saldo, als last ter zake van de storting in het schommelfonds in het overzicht een bedrag is opgenomen van € 1.164.037.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de aanslagen rioolrecht terecht aan belanghebbende zijn opgelegd. Het geschil spitst zich toe op de volgende vragen:
a. Is de heffing van het rioolrecht in strijd met artikel 219 van de Gemeentewet (grief I in het hogerberoepschrift)?
b. Is sprake van een onredelijke en willekeurige heffing doordat de gemeenteraad met een onzuiver oogmerk het heffingssysteem met ingang van 2006 wijzigde waardoor alle rioleringskosten ten laste van de eigenaren worden gebracht (grief III in het hogerberoepschrift)?
c. Is door de tariefstelling in de verordening sprake van een willekeurige belastingheffing (grief IV in het hogerberoepschrift)?
d. Is sprake van een onredelijk en willekeurig rioolrecht doordat de afschrijvingen van de vervangingsinvesteringen en verbeteringen van het rioleringsstelsel op een onjuiste manier worden opgenomen in het kostenoverzicht waardoor een overschrijding van de opbrengstlimiet als bedoeld in artikel 229b van de Gemeentewet (hierna: de opbrengstlimiet) plaatsvindt (grief II in het hogerberoepschrift)?
e. Moet worden geoordeeld dat de heffingsambtenaar onvoldoende inlichtingen heeft verschaft over de opgevoerde kosten zodat onduidelijk is gebleven of alle in het kostenoverzicht opgevoerde kosten aangemerkt worden als ‘lasten ter zake’ met als gevolg dat moet worden geconcludeerd dat de opbrengstlimiet is overschreden (grief V in het hogerberoepschrift)?
Belanghebbende meent dat de antwoorden op alle bovenstaande vragen leiden tot onverbindendheid te zijnen aanzien van de Verordening Rioolrecht 2007, door de gemeenteraad van Nijmegen vastgesteld op 6 december 2006 (hierna: de Verordening).
De heffingsambtenaar is van mening dat op grond van (vaste) rechtspraak over de opgeworpen vragen de Verordening jegens belanghebbende verbindend is en dat de aanslagen terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en die van de heffingsambtenaar, en tot vernietiging van de opgelegde aanslagen.
De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.