Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-12-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:9638, 14/00589
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-12-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:9638, 14/00589
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 15 december 2015
- Datum publicatie
- 8 januari 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2015:9638
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:255, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 14/00589
Inhoudsindicatie
Afvalstoffenbelasting. Bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard door rechtbank. Recht op teruggaaf? Uitleg en toetsing overgangsregeling.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 14/00589
uitspraakdatum: 15 december 2015
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] BV te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 15 mei 2014, nummer AWB 13/2819, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft over het tijdvak december 2011 aangifte afvalstoffenbelasting gedaan naar een bedrag van negatief € 4.894.338.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraak op bezwaar in beroep gekomen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep bij uitspraak van 15 mei 2014 gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een nader stuk, gedagtekend 13 maart 2015, ingediend.
Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.
Het onderzoek ter zitting bij het Hof heeft plaatsgevonden op 26 maart 2015 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord namens belanghebbende [A] en [B] , ter bijstand vergezeld van mr. [C] en mr. [D] , alsmede mr. [E] , mr. [F] , [G] RA en [H] , namens de Inspecteur.
Beide partijen hebben een pleitnota overgelegd.
Het Hof heeft het onderzoek ter zitting op de voet van artikel 8:64, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), geschorst teneinde belanghebbende in de gelegenheid te stellen het bedrag van de teruggaaf nader te onderbouwen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat op 20 april 2015 naar partijen is verzonden.
Belanghebbende heeft bij aan het Hof gerichte brief van 23 april 2015 nadere inlichtingen verstrekt, waarop de Inspecteur bij brief van 12 juni 2015 heeft gereageerd. Belanghebbende heeft een nader stuk, gedagtekend 9 november 2015, ingediend.
Het Hof heeft het onderzoek ter zitting hervat op 19 november 2015. Daarbij zijn verschenen en gehoord namens belanghebbende [A] en [B] , ter bijstand vergezeld van mr. [C] en mr. [D] , alsmede mr. [E] , [G] RA en [H] , namens de Inspecteur.
De Inspecteur heeft een pleitnota overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is houder van een inrichting tot het verwerken van afvalstoffen. Belanghebbende heeft hiertoe op grond van de Wet milieubeheer een vergunning gekregen.
Belanghebbende heeft de brandbare afvalstoffen niet in een afgescheiden deel van haar inrichting opgeslagen en heeft deze brandbare afvalstoffen niet apart geadministreerd.
Belanghebbende heeft in haar aangifte afvalstoffenbelasting over het tijdvak december 2011, die door de Inspecteur op 2 februari 2012 is ontvangen, een bedrag van negatief € 4.894.338 vermeld. In de specificatie bij deze aangifte is onder meer vermeld: afgevoerd naar ovens uit oude jaren (in totaal € 1.317.133), afgevoerd naar depot uit oude jaren (in totaal € 3.676.207) en overgangsregeling opgeslagen afval (in totaal € 319.306).
De Inspecteur heeft bij beschikking van 29 februari 2012 over het tijdvak december 2011 een teruggaaf van € 4.894.338 aan belanghebbende verleend. Het nummer van deze beschikking is 1242012.
Belanghebbende heeft bij brief van 6 maart 2012, door de Inspecteur op 7 maart 2012 ontvangen, bezwaar tegen de aangifte afvalstoffenbelasting over het tijdvak december 2011 gemaakt. In het bezwaarschrift staat onder meer vermeld:
‘De voorraad, zoals bedoeld in de overgangsregeling bij artikel 27, lid 1, Wbm (artikel XXXVIc, lid 2; in-/uitmethode), is op/bij de onderhavige aangifte te laag door cliënt vastgesteld, te weten op 47.294 ton. Dit had moeten zijn 84.915.588,46 ton.’
Belanghebbende heeft in het bezwaarschrift geconcludeerd tot een extra teruggaaf van afvalstoffenbelasting van primair € 106.760.580,66 en subsidiair € 83.465.231,85.
Bij uitspraak op bezwaar van 12 april 2013 heeft de Inspecteur het bezwaar ongegrond verklaard.
De Rechtbank heeft het hiertegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de Rechtbank het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, en zo neen, of belanghebbende recht heeft op een extra teruggaaf van afvalstoffenbelasting. Belanghebbende beantwoordt de eerste vraag ontkennend en de tweede vraag bevestigend. De Inspecteur beantwoordt de vragen in tegengestelde zin. Voorts is de hoogte van de teruggaaf in geschil, € 69.297.206 (belanghebbende) of € 35.475.135 (Inspecteur).
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in de processen-verbaal van de zittingen.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot een teruggaaf van afvalstoffenbelasting tot een bedrag van € 69.297.206.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.