Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-12-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:10571, 16/00368
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-12-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:10571, 16/00368
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 27 december 2016
- Datum publicatie
- 13 januari 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2016:10571
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:1151
- Zaaknummer
- 16/00368
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Bron van inkomen? Objectieve voordeelsverwachting? Verkoop autoaccessoires.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 16/00368
uitspraakdatum: 27 december 2016
nummer /
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland van 18 februari 2016, nummer AWB 15/3593, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur).
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2010 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd en is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag en de beschikking. Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de bezwaren afgewezen.
Belanghebbende is tegen voormelde uitspraken van de Inspecteur in beroep gekomen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 november 2016 te Arnhem. Als gemachtigde van belanghebbende is [A] , belanghebbendes echtgenote, verschenen. Namens de Inspecteur is verschenen [B] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is in december 2009 begonnen als verkoper van auto-accessoires. Het opstarten van deze genoemde activiteiten werd de eerste negen maanden gefaciliteerd vanuit het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (hierna: het UWV). Belanghebbende ontving in het jaar 2010 een werkloosheidsuitkering. Met ingang van augustus 2010 is belanghebbende een dienstbetrekking aangegaan bij [C] te [D] . Als gevolg van een non-concurrentiebeding heeft belanghebbende de activiteiten als verkoper van autoaccessoires buiten deze dienstbetrekking gedurende dit dienstverband, stopgezet. Het dienstverband bij [C] is na een jaar beëindigd.
Op 30 maart 2011 heeft belanghebbende aangifte IB/PVV 2010 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van negatief € 6.168. Dit inkomen is als volgt samengesteld:
Loon uit tegenwoordige dienstbetrekking € 22.904
Loon uit vroegere dienstbetrekking € 10.444
Totaal € 33.348
Winst/Resultaat
Bruto resultaat uit werkzaamheden € -28.732
Af: Totaal kosten resultaat uit werkzaamheden € 10.784
Netto resultaat uit werkzaamheden € -39.516
Belastbaar inkomen uit werk en woning € -6.168
Naar aanleiding van de aangifte heeft de Inspecteur hem een vragenbrief gezonden. In reactie op deze vragenbrief heeft belanghebbende het opgevoerde verlies als volgt gespecificeerd:
Omzet (één transactie) € 540
Autokosten (33.400 x € 0,19) € 6.346
Inkoop € 3.875
Telefoon € 370
Porti € 108
Diversen € 250
Zelfstandigenaftrek € 9.427
Startersaftrek € 2.110
Totale kosten € 22.486
Resultaat € -21.946
De Inspecteur heeft bij brief van 5 september 2013 aangekondigd te zullen afwijken van de aangifte. Bij brief van 24 september 2013 heeft de echtgenote van belanghebbende gereageerd op het aangekondigde voornemen tot afwijking van de aangifte IB/PVV 2010. In deze brief staat onder meer het volgende:
“Mijn man is nu niet meer actief bezig met klantenbezoeken omdat hij een werkloosheidsuitkering heeft en nu de faciliteiten vanuit de UWV niet meer aanwezig zijn. Per maart 2014 loopt de uitkering af, en dan pakt mijn man zijn werkzaamheden weer op. Inmiddels hebben we ook aan de Kamer van Koophandel laten weten dat de onderneming nog steeds bestaat.
Het eerste halfjaar wordt de onderneming dan gefinancierd vanuit het levenslooptegoed waar ik bij de aegon nog recht op heb.”
De Inspecteur heeft het standpunt ingenomen dat hetgeen belanghebbende opvoert als onderneming geen bron van inkomen is en heeft de (negatieve) belastbare winst uit onderneming gecorrigeerd. Daarnaast heeft hij het loon van eiser gecorrigeerd met een bedrag van € 7.057. In de aanslag met dagtekening 21 november 2013 heeft de Inspecteur het belastbare inkomen uit werk en woning vastgesteld op € 40.405.
Over de jaren 2011, 2012 en 2013 zijn geen aangiften omzetbelasting ingediend. In 2014 is een omzet aangegeven van € 985, in 2015 van € 4.288 en in het eerste kwartaal van 2016 € 1.823.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
Tussen partijen is in geschil of de hiervoor omschreven activiteiten van belanghebbende als verkoper van autoaccessoires een bron van inkomen vormen, meer in het bijzonder of sprake is van een objectieve voordeelsverwachting. Belanghebbende stelt dat zijn activiteiten een bron van inkomen zijn. De Inspecteur betwist dat daarvan sprake is.
Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Hetgeen daaraan ter zitting is toegevoegd, is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, en vermindering van de aanslag. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.