Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-02-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:1337, 15/00175
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-02-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:1337, 15/00175
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 23 februari 2016
- Datum publicatie
- 26 februari 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2016:1337
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2015:513, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 15/00175
Inhoudsindicatie
Op grond van opgewekt vertrouwen toch recht op kostenvergoeding voor feitelijk niet gehouden hoorzitting.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
Nummer: 15/00175
uitspraakdatum: 23 februari 2016
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende),
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 29 januari 2015, nummer LEE 14/23, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Groningen (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 19 te [Z] , per waardepeildatum 1 januari 2012 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2013 vastgesteld op € 228.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting 2013 (hierna: OZB), voor zover deze aanslag het eigenaarsgedeelte betreft, vastgesteld op € 337,90.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de eerder vastgestelde waarde verminderd tot € 211.000 en de opgelegde aanslag OZB dienovereenkomstig verminderd tot € 312,71.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 29 januari 2015 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 januari 2016 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende [A] (hierna: de gemachtigde), alsmede namens de heffingsambtenaar mr. [B] .
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Op 18 februari 2013 heeft belanghebbendes gemachtigde een pro forma bezwaarschrift tegen de op 31 januari 2013 op grond van de Wet WOZ gegeven beschikking ingediend en daarin het verzoek gedaan om toezending van het taxatieverslag. Na ontvangst van het taxatieverslag heeft de gemachtigde het bezwaar bij brief van 2 april 2015 nader gemotiveerd. De motivering is algemeen van aard en bevat geen concreet op de woning van belanghebbende toegesneden argumenten. Een standpunt over de aan de woning toe te kennen waarde wordt niet ingenomen. Opgemerkt wordt dat het bezwaar nog zal worden aangevuld met een binnen 12 weken toe te zenden taxatierapport.
Het pro forma bezwaarschrift van belanghebbende maakt onderdeel uit van 138 door dezelfde gemachtigde ingediende bezwaarschriften. De motivering van de bezwaren is nagenoeg in alle gevallen identiek. Van deze 138 bezwaarschriften zijn 72 bezwaren door de heffingsambtenaar ontvankelijk verklaard. Na beoordeling zijn 32 zaken door de heffingsambtenaar gegrond verklaard.
De heffingsambtenaar heeft de belastingplichtigen van wie het bezwaar ontvankelijk was, onder wie belanghebbende, in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Voor de hoorzittingen ter zake van deze 72 zaken waren door de heffingsambtenaar drie hele (werk)dagen ingepland. Vrijwel direct bij aanvang van het gesprek op de eerste dag, op 22 mei 2013, heeft de gemachtigde, die namens alle hiervoor bedoelde belastingplichtigen optrad, verklaard dat hij niets toe te voegen had aan de gronden die reeds waren genoemd in de respectieve bezwaarschriften en graag wilde spreken over de vervolgprocedure om tot een verdere afhandeling van alle bezwaren te komen. Daarop is gedurende een korte periode tussen de heffingsambtenaar en de gemachtigde overleg gevoerd over de door belanghebbendes gemachtigde voorgestelde procedure. De heffingsambtenaar heeft dit voorstel vervolgens na afloop van het gesprek intern besproken. De eerder bedoelde 72 zaken zijn tijdens dit gesprek op 22 mei 2013 niet individueel en inhoudelijk besproken. Na het gesprek op 22 mei 2013 hebben de voorgenomen gesprekken op de andere ingeplande dagen niet meer plaatsgevonden.
In een e-mailbericht van 22 mei 2013 bericht de heffingsambtenaar de gemachtigde als volgt:“Geachte heer [A] ,Uw voorstel voor de procedure zoals vanmorgen besproken tijdens de hoorzitting zal morgen, donderdag 23 mei intern besproken worden. U ontvangt hier uiterlijk vrijdag, via de email, bericht over. Zoals in eerdere correspondentie besproken verleen ik een punt voor het verschijnen op de hoorzitting voor elk gegronde bezwaarschrift. Wat mij betreft hoeft de hoorzitting van vrijdag 31 mei dan ook niet door te gaan.”
Bij brief van 23 mei 2013 heeft de heffingsambtenaar een procedurevoorstel gedaan. Hierin is vermeld dat de gemeentelijke taxateur de betreffende onroerende zaken (zo nodig inpandig) opnieuw zal taxeren en van de resultaten daarvan per wijk de gemachtigde zal informeren. Vervolgens krijgt de gemachtigde zes weken de tijd op de voorstellen van de gemeente te reageren en desgewenst eigen geveltaxaties van de nog in geschil zijnde onroerende zaken in te dienen. Voor de bij een gegrond bezwaar te vergoeden kosten stelde de heffingsambtenaar het volgende voor:
- Indien de geveltaxatie van de betreffende belastingplichtige niet leidt tot een verdere verlaging van de door de heffingsambtenaar voorgestelde waarde, worden geen taxatiekosten vergoed;- Indien de geveltaxatie van de betreffende belastingplichtige leidt tot een verdere verlaging van de door de heffingsambtenaar voorgestelde waarde, wordt € 121 (2 uren) vergoed;- Zowel voor indiening van een bezwaarschrift als voor het houden van een hoorzitting wordt één punt toegekend, met een wegingsfactor van 0,5 (licht).
In zijn e-mailbericht van 23 mei 2013 berichtte de gemachtigde dat hij niet akkoord kon gaan met het achterwege laten van een vergoeding voor de taxatiekosten in het geval dat die taxatie bij wege van een compromis tot een verdere verlaging van de waarde zou leiden en evenmin met een wegingsfactor van 0,5. Bij brief van 6 juni 2015 schreef de heffingsambtenaar dat hij bij zijn standpunt bleef. Begin september vond hierover nog nader overleg plaats tussen de heffingsambtenaar en de gemachtigde, maar dat leidde niet tot overeenstemming.
Op 4 juni 2013 heeft de gemeentelijke taxateur de woning van belanghebbende opnieuw getaxeerd. Nadat belanghebbende het hieruit voortvloeiende voorstel van de heffingsambtenaar tot verlaging van de waarde tot € 211.000 had ontvangen, heeft op verzoek van belanghebbende [C] van Makelaardij [D] een geveltaxatie uitgevoerd. Bij brief van 4 oktober 2013 verklaarde deze dat de marktwaarde van de woning op 1 januari 2012 € 200.000 bedraagt.
Bij uitspraak op bezwaar van 29 november 2013 heeft de heffingsambtenaar de waarde van de woning verlaagd naar € 211.000. Met betrekking tot te vergoeden kosten is hierin, voor zover van belang, het volgende vermeld:“HoorzittingDe hoorzitting heeft plaatsgevonden op 22 mei 2013. U had geen aanvullingen op uw bezwaar.KostenvergoedingIn uw bezwaarschrift heeft u een verzoek gedaan tot kostenvergoeding. De wet voorziet uitsluitend in een vergoeding van de kosten wanneer aan twee eisen wordt voldaan. Ten eerste moet het bezwaar gegrond zijn verklaard. Ten tweede kunnen alleen kosten gemaakt voor rechtsbijstand vergoed worden, wanneer de belanghebbende deze in verband met het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken en deze rechtsbijstand beroepsmatig door een derde is verleend. U ontvangt de volgende proceskostenvergoeding:- bezwaarschrift 1 punt € 235,--- hoorzitting 1 punt € 235,-- wegingsfactor licht = € 470,- X 0,50 = € 235,-. Plus 1 uur vergoeding voor de waardeverklaring ad. € 60,50 (incl. BTW)Totale proceskostenvergoeding € 395,50.”
In beroep was slechts de kostenvergoeding in bezwaar in geschil. De heffingsambtenaar heeft in beroep ter zitting het standpunt ingenomen dat voor de hoorzitting ten onrechte een vergoeding is verleend omdat in feite geen hoorzitting heeft plaatsgevonden. De Rechtbank heeft dit standpunt gehonoreerd en geoordeeld dat slechts recht bestaat op een vergoeding voor de indiening van het bezwaarschrift. De wegingsfactor heeft de Rechtbank op 1 (gemiddeld) gesteld en de taxatiekosten op € 121 (2 uren). De totale vergoeding heeft de Rechtbank berekend op € 364 (1 x € 243 indiening bezwaarschrift plus € 121 taxatiekosten). Omdat de heffingsambtenaar ten gevolge van een rekenfout al een hoger bedrag had toegekend (€ 395,50), heeft de Rechtbank het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is de hoogte van de kostenvergoeding in bezwaar.
Belanghebbende is van mening dat hij aanspraak kan maken op vergoeding van kosten voor de hoorzitting. Volgens belanghebbende moet het overleg met de heffingsambtenaar als een gewone hoorzitting worden aangemerkt hoewel dit overleg slechts zeer kort duurde en zijn gemachtigde daarbij geen inhoudelijke argumenten tegen de door de heffingsambtenaar vastgestelde waarde heeft ingebracht. Daarnaast voert belanghebbende aan dat zijn gemachtigde en de heffingsambtenaar hadden afgesproken slechts te procederen over de toe te passen wegingsfactor en de kosten van de namens belanghebbende verrichte taxatie. Hij acht zich ook in zijn processuele positie geschaad doordat de heffingsambtenaar pas ter zitting van de Rechtbank zijn standpunt ter zake van de hoorzitting heeft ingenomen. De door de Rechtbank vastgestelde wegingsfactor van 1 (gemiddeld) en de vergoeding voor de taxatie (2 uren; € 121) acht hij juist. Belanghebbende concludeert daarom tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot het toekennen van een vergoeding voor de kosten in bezwaar op basis van twee punten (indiening bezwaarschrift en horen) met een wegingsfactor van 1 en daarnaast een vergoeding voor de taxatiekosten van € 121.
De heffingsambtenaar heeft ter verweer aangevoerd dat het hem vrij stond in beroep de hoorzitting ter discussie te stellen en dat de Rechtbank terecht heeft overwogen dat feitelijk geen hoorzitting heeft plaatsgevonden. Vanwege de omstandigheid dat er sprake was van 138 bezwaarschriften met nagenoeg identieke inhoud, waarbij objectspecifieke kenmerken niet werden aangevoerd, was sprake van weinig complexe of bewerkelijke zaken. Anders dan de Rechtbank heeft geoordeeld, is daarom volgens de heffingsambtenaar een wegingsfactor van 0,5 (licht) gerechtvaardigd. Tevens heeft de heffingsambtenaar aangevoerd dat vanwege de grote aantallen en de bijzonder korte behandeltijd sprake is van bijzondere omstandigheden die een matiging van de standaardvergoedingen voor het bijwonen van een hoorzitting rechtvaardigen. Ook heeft de heffingsambtenaar aangevoerd dat ten onrechte twee uren voor het taxatierapport door de Rechtbank zijn toegekend, omdat slechts sprake is van een waardeverklaring zonder verdergaande onderbouwing in een rapport of verslag. Ten slotte heeft de heffingsambtenaar aangevoerd dat, anders dan de Rechtbank heeft beslist, de kosten in bezwaar naar de tarieven van het jaar 2013 moeten worden vastgesteld. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.