Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-03-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:1760, 14/01196
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-03-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:1760, 14/01196
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 8 maart 2016
- Datum publicatie
- 18 maart 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2016:1760
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2014:6406, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 14/01196
Inhoudsindicatie
Omzetbelasting. Verkoop jacht door rechtspersoon. Economische activiteit?
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 14/01196
uitspraakdatum: 8 maart 2016
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
Fiscale eenheid [X] B.V., [X1] B.V. c.s. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 14 oktober 2014, nummer AWB 14/1758, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 maart 2011 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd van € 52.688. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 2.340. Bij beschikking is een boete opgelegd van € 4.920.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag en de beschikkingen gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft bij uitspraak van 14 oktober 2014 het beroep inzake de naheffingsaanslag ongegrond verklaard, het beroep inzake de beschikking heffingsrente ongegrond verklaard, het beroep inzake de boete gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur inzake de boetebeschikking vernietigd en de boetebeschikking vernietigd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 februari 2016 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A] , directeur van belanghebbende, en mr. drs. [B] , als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede mr. [C] namens de Inspecteur, bijgestaan door mr. [D] en [E] .
Partijen hebben ieder een pleitnota overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is een fiscale eenheid in de zin van artikel 7, vierde lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB). Tot de fiscale eenheid behoren de volgende vennootschappen: [X1] B.V., [X] B.V. (hierna: Beheer B.V.), [F] B.V., [G] B.V., [H] B.V. en [I] B.V. De bedrijfsactiviteiten van belanghebbende bestaan uit de exploitatie van hotels, restaurants en cafés. [J] (hierna: [J] ) is directeur en grootaandeelhouder.
[J] heeft in 2008 € 950.000 geleend aan een zakenrelatie, [K] (hierna: [K] ).
In 2008 is [K] in financiële problemen geraakt. In december 2008 heeft Beheer B.V. het stalen motorjacht “ [L] ” (hierna: het jacht) gekocht van [K] en zijn echtgenote [M] . De koopprijs bedroeg € 400.000. Het jacht is bij notariële akte van 20 april 2009 aan Beheer B.V. geleverd. Aan Beheer B.V. is ter zake van de levering geen omzetbelasting in rekening gebracht.
Beheer B.V. heeft het jacht opgenomen op haar balans en de kosten met betrekking tot het onderhoud, de stalling en de verzekering van het jacht ten laste van het resultaat gebracht. Belanghebbende heeft de ter zake van het bezit van het jacht in rekening gebrachte omzetbelasting niet in aftrek gebracht.
Op 24 maart 2011 heeft Beheer B.V. het jacht geleverd aan [J] voor een bedrag van € 330.000. In de akte van levering is opgenomen dat de levering is te kwalificeren als een levering in de zin van artikel 3, derde lid, onderdeel a, van de Wet OB en dat geen omzetbelasting verschuldigd is. Beheer B.V. heeft aan [J] ter zake van de levering geen omzetbelasting in rekening gebracht en belanghebbende heeft geen omzetbelasting op aangifte voldaan. [J] heeft het jacht na ongeveer twee maanden geleverd aan een derde, voor € 325.000.
Het jacht is in de periode dat het in eigendom was van Beheer B.V. niet gebruikt. Beheer B.V. heeft het jacht in april 2009 onderhouden, waarna het is overgebracht naar een botenloods. Na de aankoop heeft Beheer B.V. aan een gespecialiseerde makelaar opdracht gegeven de boot te verkopen.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd.
Belanghebbende stelt zich primair op het standpunt dat de levering van het jacht aan [J] geen economische activiteit vormt. Het jacht is alleen gekocht om de vordering op [K] zeker te stellen. Belanghebbende heeft het jacht niet als ondernemer aangeschaft. Het jacht is niet zakelijk geëtiketteerd. De voorbelasting op de kosten is niet in aftrek gebracht. Belanghebbende stelt zich subsidiair op het standpunt dat het jacht binnen de fiscale eenheid is geleverd. [J] kan tot de fiscale eenheid behoren. Belanghebbende wijst op twee arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna ook: HvJEU). Belanghebbende stelt zich meer subsidiair op het standpunt dat de margeregeling kan worden toegepast. Het begrip ‘wederverkoper’ dient gelet op doel en strekking van de margeregeling en de jurisprudentie ruim te worden uitgelegd. Tot slot beroept belanghebbende zich op het fiscale neutraliteitsbeginsel.
De Inspecteur neemt de tegenovergestelde standpunten in. De Inspecteur expliciteert met betrekking tot het primaire standpunt van belanghebbende dat de levering van een goed door een belastingplichtige rechtspersoon altijd een economische activiteit vormt. De levering van het jacht door Beheer B.V. vormt dientengevolge een aan de omzetbelasting onderworpen levering van een goed.
Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank behoudens de beslissing omtrent de boetebeschikking, tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar inzake de naheffingsaanslag en de heffingsrente, en tot vernietiging van de naheffingsaanslag en de beschikking heffingsrente.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.