Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-04-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:3128, 11/00438
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-04-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:3128, 11/00438
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 19 april 2016
- Datum publicatie
- 28 april 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2016:3128
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBARN:2011:1189, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:515, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 11/00438
Inhoudsindicatie
Omzetbelasting. Verzwegen omzet uit bouwwerkzaamheden. Schending verdedigingsbeginsel? Gedingstukken. Omkering bewijslast. Schending administratieplicht. Redelijkheid schatting. Bewijs. Tarief. Toepassing verleggingsregeling. Eigenbouwer. Aannemer. Vergoeding immateriële schade.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 11/00438
uitspraakdatum: 19 april 2016
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 28 april 2011, nummer AWB 08/2413, in het geding tussen belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Almere (hierna: de Inspecteur)
en
de Staat der Nederlanden (Minister van Veiligheid en Justitie)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2002 tot en met 31 december 2004 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd ten bedrage van € 500.108. Daarbij is voorts € 59.933 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Bij uitspraken op bezwaar is de naheffingsaanslag verminderd tot € 469.941 en is de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd tot € 55.261.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank Arnhem (thans rechtbank Gelderland; hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslag verminderd tot € 359.950 en de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, voorts het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het eerste onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 5 september 2013 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord: belanghebbende en zijn gemachtigde mr. [A] . Namens de Inspecteur zijn verschenen en gehoord: mr. [B] , [C] (controleur), mr. [D] , mr. [E] , bijgestaan door drs. [F] .
Zowel belanghebbende als de Inspecteur heeft ter zitting een pleitnota overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan partijen is toegezonden.
Het Hof heeft het onderzoek heropend op de voet van artikel 8:68 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). In dat kader hebben partijen nadere stukken ingediend.
Het tweede onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juni 2015. Aldaar zijn verschenen en gehoord: [X] en diens gemachtigde mr. [A] . Namens de Inspecteur zijn verschenen mr. [G] en mr. [B] .
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan deze uitspraak gehecht.
Het Hof heeft het onderzoek wederom heropend om partijen in de gelegenheid te stellen een compromis te bereiken. Omdat zulks niet is gelukt, is het onderzoek gesloten.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende heeft tot 31 juli 2000 als projectleider in dienstbetrekking gewerkt. Medio 2000 is hij onder de naam [H] een onderneming in de vorm van een eenmanszaak gestart. De activiteiten van de onderneming bestonden uit werkzaamheden in de bouw. In de periode medio 2000 tot en met medio 2003 heeft belanghebbende onder meer voor opdrachtgevers calculaties voor metselwerk en schilderwerk verricht en heeft hij als inspecteur Bouw- en Woningtoezicht gewerkt. Vanaf eind 2002 is belanghebbende zich bezig gaan houden met het aannemen van werken, bestaande uit het splitsen en renoveren van panden in [I] . Op 9 december 2003 is [J] bv opgericht, waarvan de aandelen in het bezit zijn van belanghebbende. Met ingang van 1 januari 2005 is de onderneming omgezet in de vorm van een besloten vennootschap, genaamd [H] bv, waarvan [J] bv de enig aandeelhouder is.
In oktober 2000 is door de Belastingdienst een zogenoemd startersbezoek bij belanghebbende afgelegd. In het daarvan op 26 oktober 2000 opgemaakte rapport is vermeld dat het doel van het bezoek is het verstrekken van inlichtingen over fiscale regelgeving, een globale beoordeling van de administratie en het wijzen op de administratieve verplichtingen overeenkomstig de eisen van het bedrijf. Op 13 maart 2001 is vervolgens door de Inspecteur een boekenonderzoek bij belanghebbende ingesteld met betrekking tot de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over de periode 1 juli 2000 tot en met 30 september 2000. In het daarvan op 21 mei 2001 opgemaakte rapport is vermeld dat de ondernemingsactiviteit bestaat uit projectbegeleiding in de bouwnijverheid, dat de aangiften aansluiten bij de administratie, dat belanghebbende de administratie dagelijks bijhoudt en dat deze volledig wordt bijgehouden in Word en Excel.
Op 8 juli 2005 heeft [K] , werkzaam bij de Belastingdienst/FIOD-ECD te [I] (hierna: FIOD), een ‘uitgewerkte MOT-melding’ over de heer [L] aan de Belastingdienst Lelystad – de eenheid waaronder belanghebbende ressorteert – toegestuurd ter attentie van de Boete Fraude vakgroep. In de brief, waarbij deze uitgewerkte melding is gevoegd, is vermeld dat een gelijktijdige controle van de heer [L] en [H] wenselijk lijkt.
Op 17 november 2006 is namens de Inspecteur, door de controle-ambtenaren [C] en [M] , een boekenonderzoek bij belanghebbende ingesteld. Het onderzoek had betrekking op de aanvaardbaarheid van de aangiften inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2002 tot en met 2004 van belanghebbende alsmede op diens aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2002 tot en met 31 december 2004.
De Ontvanger heeft zich tot de voorzieningenrechter gewend met het verzoek tot een bedrag van € 390.000 respectievelijk € 45.000 ten laste van belanghebbende c.q. [J] bv conservatoir beslag te mogen leggen en een termijn te geven van zes maanden voor het opleggen van de naheffingsaanslagen. Beide verzoeken zijn door de voorzieningenrechter bij beschikking van 6 februari 2007 gehonoreerd.
Op 12 februari 2007 heeft de betekening van de dwangbevelen plaatsgevonden.
Bij brief met dagtekening 6 april 2007 heeft de Inspecteur het volgende aan belanghebbende geschreven:
“Hierbij deel ik u mee dat ik aanslagen omzetbelasting zal opleggen ter behoud van rechten in verband met het lopende boekenonderzoek. Het met verlof van de voorzieningenrechter gelegde conservatoir beslag loopt af en daarom zal ik voor de nu bekende correcties omzetbelasting aanslagen opleggen ter bescherming van onze invorderingsrechten. Deze aanslagen zijn berekend op basis van de nu bekende bevindingen en kunnen derhalve lopende het onderzoek nog wijzigen. Ook zullen er dan nog aanslagen inkomstenbelasting volgen. Het gaat om de volgende correcties en bedragen.
Inzake de eenmanszaak [H]
Er zijn met grote regelmaat privé kosten zakelijk geboekt en de daarop betrekking hebbende omzetbelasting is ten onrechte geclaimd.
jaar |
2002 |
2003 |
2004 |
Correctie voorbelasting |
€ 14.818 |
€ 28.233 |
€ 9.977 |
[H] is voor de verrichte activiteiten te kwalificeren als aannemer dan wel eigenbouwer in de zin van de verleggingsregeling voor de omzetbelasting. In beide gevallen is de verleggingsregeling van toepassing. Deze is ten onrechte niet toegepast. De onderaannemers hebben ten onrechte met omzetbelasting gefactureerd en deze omzetbelasting is ten onrechte als voorbelasting geclaimd. De volgende bedragen worden nageheven. Verder in het onderzoek kunnen de bedragen nog wijzigen in de zin dat er meer voorbelasting wordt gecorrigeerd.
jaar |
2002 |
2003 |
2004 |
Correctie voorbelasting |
€ 18.795 |
€ 94.840 |
€ 192.511 |
De uitgaande facturen zijn gesplitst in een deel hoog tarief en een deel laag tarief in verband met stuc- en schilderwerk aan panden ouder dan 15 jaar. Er is geen werkenadministratie in welke vorm dan ook bijgehouden waaruit voldoende blijkt welk deel van de werkzaamheden betrekking hadden op stuc- en schilderwerk. Ook de facturen van de onderaannemers geven hierin geen enkele duidelijkheid. Daarom kan geen aanspraak worden gemaakt op het lage tarief en dient de gehele omzet tegen het hoge tarief belast te worden.
Voor het jaar 2004 resulteert dat in een correctie van € 83.624.
Er is geconstateerd dat er hogere bedragen aan omzet op de bankrekening zijn binnengekomen dan dat er aan omzet op basis van de facturen verantwoord is. Dat resulteert voor de omzetbelasting tot de volgende correcties.
jaar |
2002 |
2003 |
Correctie verschuldigde omzetbelasting |
€ 3.921 |
€ 37.078 |
In 2004 zijn een aantal facturen van onderaannemer [L] aan [H] op de correcte manier met toepassing van de verleggingsregeling en dus zonder vermelding van omzetbelasting opgemaakt. Er is echter door [H] zelf omzetbelasting berekend over het bedrag van de facturen en als voorbelasting in aftrek gebracht, terwijl de bedragen zonder omzetbelasting aan de onderaannemer via de bank zijn betaald.
jaar |
2004 |
|
Ten onrechte zelf berekende voorbelasting |
€ 16.321 |
Overzicht correcties / naheffingen
jaar |
2002 |
2003 |
2004 |
Privé kosten |
€ 14.818 |
€ 28.233 |
€ 9.977 |
Verleggingsregeling |
€ 18.795 |
€ 94.840 |
€ 192.511 |
Tarief |
€ 83.624 |
||
omzet |
€ 3.921 |
€ 37.078 |
|
Ten onrechte berekend |
€ 16.321 |
||
Totaal naheffing |
€ 37.534 |
€ 160.141 |
€ 302.433 |
Hoogachtend,”
Bij brief met dagtekening 16 april 2007 is namens belanghebbende op de aankondiging van de Inspecteur gereageerd.
Met dagtekening 25 april 2007 is de over het tijdvak 1 januari 2002 tot en met 31 december 2004 aangekondigde naheffingsaanslag van in totaal € 500.108 aan belanghebbende opgelegd. Daarbij is tevens heffingsrente in rekening gebracht. Bij brief van 27 april 2007 heeft belanghebbende tegen de opgelegde naheffingsaanslag en beschikking heffingsrente bezwaar gemaakt.
In het op 13 maart 2008 opgemaakte rapport van het boekenonderzoek, is onder meer het volgende vermeld:
' (...)
In dit rapport zijn de standpunten van de Belastingdienst opgenomen.
2 Algemeen
Rechtsvorm onderneming
De onderneming werd tot en met 31-12-2004 gedreven in de vorm van een eenmanszaak voor rekening van [X] en is gevestigd op het adres (...)
Bedrijfsactiviteiten
De ondernemingsactiviteiten bestaan uit het aannemen van werken van stoffelijke aard, voornamelijk bestaande uit de splitsing en renovatie van panden in [I] met behulp van verschillende onderaannemers. De panden werden over het algemeen met een Groninger akte gekocht van [N] . Na de renovatie worden de panden als appartementen verkocht aan derden. Er werden in mindere mate verbouwingen gedaan voor andere opdrachtgevers.
Administratie
De heer [X] verzorgde, bijgestaan door zijn echtgenote, de dagelijkse administratie over het tijdvak van dit rapport. De administratie bestaat uit een eenvoudig Excel bestand, de bankafschriften en de inkomende- én uitgaande facturen. Het bestand bestaat slechts uit een overzicht van baten en lasten.
De tellingen van de Excel bestanden kloppen in sommige gevallen niet. In die gevallen is geen gebruik gemaakt van de automatische tellingsmogelijkheid in Excel, maar zelf een eindbedrag ingevuld. In een geval werd bijvoorbeeld een voor een familielid aangekochte keuken doorgefactureerd aan dat familielid. Zo leek het of er fiscaal op een juiste wijze werd gehandeld. Het in de kolom "af te dragen omzetbelasting" vermelde bedrag zit echter niet in de eindtelling waardoor het niet werd afgedragen. Het in de kolom "te vorderen omzetbelasting" vermelde bedrag ter zake van de inkoop van de keuken werd wel in de telling meegenomen en dus geclaimd als voorbelasting.
Er is geen evenwicht tussen debet en credit omdat er niet gewerkt is met journaalposten. Er werden geen grootboeken, jaarrekeningen, verlies- en winstrekeningen of balansen opgemaakt.
Gezien de aktiviteiten van de onderneming is een werken- cq projectadministratie een wezenlijk onderdeel van de vastleggingen. Bij de start van het onderzoek is meermalen gevraagd naar de werkenadministratie. Volgens de verklaring van de heer [O] was er geen werkenadministratie en was die er ook nooit geweest. Later in het onderzoek toen de fiscale consequenties hiervan de belastingplichtige duidelijk werden is er een aantal bescheiden op het belastingkantoor gebracht. Gezien de verklaring van de adviseur is aannemelijk dat deze bescheiden na het bekend worden van de fiscale consequenties zijn opgemaakt. Overigens voldeden de bescheiden niet aan de voorwaarden van een deugdelijke werkenadministratie.
De in het excel bestand opgenomen omzetfacturen sluiten vaak totaal niet aan met de op de bank ontvangen bedragen. De in het excel bestand opgenomen kostenfacturen sluiten vaak niet aan met de via de bank gedane betalingen.
De vergelijking van de in het excel bestand opgenomen facturen met de (enige) zakelijke bankrekening laat zien dat er ook op andere wijze bedragen betaald cq ontvangen moeten zijn, vermoedelijk per kas. Er werd geen kas bijgehouden (zie verder 3.1.1) .
De administratie was gezien bovenstaande niet binnen redelijke termijn controleerbaar.
(...)
De bevindingen tijdens het boekenonderzoek hebben geleid tot een aanmelding voor een strafrechtelijk onderzoek. Op 11 september 2007 is door de Fiod-Ecd, naar aanleiding van deze aanmelding een strafrechtelijk onderzoek gestart met als verdachten onder meer de heer en mevrouw [X] en als vermoedelijk strafbaar feit onder meer het opzettelijk doen van onjuiste belastingaangiften. Daarbij zijn bij doorzoekingen in de woning van de heer en mevrouw [X] bescheiden in beslag genomen. Deze bescheiden zijn evenals de bevindingen uit het strafrechtelijk onderzoek met toestemming van de Officier van Justitie, (…) gebruikt voor fiscale doeleinden, waaronder het voortzetten en afronden van het fiscale boekenonderzoek. Deze toestemming is verleend op 26 september 2007.
Niet voldoen aan de administratieplicht (artikel 52 Algemene wet inzake rijksbelastingen)
De administratie van de belastingplichtige voldoet niet aan de wettelijke eisen, zie hoofdstuk 2.3.
De administratie is zodanig gevoerd dat niet te allen tijde de rechten en verplichtingen van belastingplichtige duidelijk blijken, zie hoofdstuk 2.3.
(...)
Verzorging jaarstukken en aangiften
Tot en met 2004 zijn er geen jaarstukken opgemaakt.
De aangiften omzetbelasting van de eenmanszaak [H] tot en met 2004 zijn allen door de heer [X] ingediend.
(...).