Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-04-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:3322, 15/01344
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-04-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:3322, 15/01344
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 26 april 2016
- Datum publicatie
- 8 december 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2016:3322
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2013:5815, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 15/01344
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Partijen bereiken compromis ter zitting.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
Derde meervoudige belastingkamer
nummer 15/01344
uitspraakdatum: 26 april 2016
appellant en verweerder in
incidenteel appel : de inspecteur van de Belastingdienst/ [...] (hierna: de Inspecteur)
verweerder in hoger beroep
en appellant in incidenteel
appel : [X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
uitspraak in eerste aanleg : van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 4 juli 2013, nummer AWB 12/2960
aangevallen beslissing : navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) 2006
onderzoek ter zitting : op 13 april 2016 te Arnhem
waarbij verschenen : belanghebbende en zijn gemachtigde, mr. [A] , bijgestaan door mr. [B] , alsmede namens de Inspecteur mr. [C] , bijgestaan door mr. O [D]
als getuigen zijn verschenen : mr. [E] en [F]
gronden:
-
Ter zitting zijn partijen tot overeenstemming gekomen dat de navorderingsaanslag in de IB/PVV over het jaar 2006 verminderd dient te worden tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning – na verrekening van een verlies van € 164.072 - van € 200.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.172. De bij de navorderingsaanslag vastgestelde beschikking verrekening verliezen uit werk en woning van € 164.072 blijft derhalve in stand.
-
Na de verwijzing door de Hoge Raad (HR 25 september 2015, nr. 14/03674, ECLI:NL:HR:2015:2798) is niet langer in geschil dat belanghebbende geen recht heeft op een integrale proceskostenvergoeding, zodat het incidentele hoger beroep van belanghebbende niet slaagt.
-
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond en het incidentele hoger beroep ongegrond.
proceskosten:
Het Hof stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep, het hoger beroep en het hoger beroep na verwijzing heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 992 voor de kosten in eerste aanleg (1 punt voor beroepschrift en 1 punt voor zitting, wegingsfactor 1), € 992 voor de kosten in hoger beroep (1 punt voor verweerschrift en 1 punt voor zitting, wegingsfactor 1) en € 992 voor de kosten in hoger beroep na verwijzing (1 punt voor conclusie na verwijzing en 1 punt voor zitting, wegingsfactor 1), ofwel in totaal op € 2.976.
beslissing:
Het Hof:
- -
-
vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
- -
-
verklaart het tegen de uitspraak van de Inspecteur ingestelde beroep gegrond,
- -
-
vernietigt de uitspraak van de Inspecteur,
- -
-
vermindert de navorderingsaanslag tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 200.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.172,
- -
-
bevestigt de verliesverrekeningsbeschikking,
– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 2.976 en
- gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het in verband met het beroep bij de Rechtbank betaalde griffierecht van € 42 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.F.C. Spek, voorzitter, mr. A.J.H. van Suilen en mr. A. van Dongen, in tegenwoordigheid van mr. A. Vellema als griffier.