Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-05-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:3582, 15/00376 en 15/00377
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-05-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:3582, 15/00376 en 15/00377
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 10 mei 2016
- Datum publicatie
- 13 mei 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2016:3582
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2015:1004, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:352, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 15/00376 en 15/00377
Inhoudsindicatie
WOZ; belanghebbende is genothebbende krachtens eigendom; hij heeft het feitelijk genot van de grond waarop een recht van beklemming is gevestigd.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
nummers 15/00376 en 15/00377
uitspraakdatum: 10 mei 2016
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 3 maart 2015, nummers LEE 13/2804 en 13/3354, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Bellingwedde (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 17 te [Z] , per waardepeildatum 1 januari 2012, voor het jaar 2013 vastgesteld op € 241.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag in de onroerendezaakbelasting voor het jaar 2013 (OZB) vastgesteld op € 407.
De heffingsambtenaar heeft bij in hetzelfde geschrift opgenomen beschikking de waarde van de onroerende zaak [b-straat] 5 te [Z] , per waardepeildatum 1 januari 2012 voor het jaar 2013 vastgesteld op € 139.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag in de OZB voor 2013 vastgesteld op € 235.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de eerder vastgestelde waarden verminderd tot € 179.000 voor de [a-straat] 17 en tot € 27.000 voor de [b-straat] 5, en de opgelegde aanslagen in de OZB dienovereenkomstig verminderd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 3 maart 2015 gegrond verklaard, de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd voor zover die ziet op de proceskostenvergoeding en de rechtsgevolgen voor het overige in stand gelaten, de heffingsambtenaar opgedragen de betaalde griffierechten van € 88 aan belanghebbende te vergoeden en de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van € 1.217.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 maart 2016 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. ing. [A] als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [B] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [C] , taxateur.
De gemachtigde van belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak [a-straat] 17 te [Z] , die bestaat uit een woongedeelte met schuren, waarin een gemengd boerenbedrijf wordt uitgeoefend. Het woongedeelte en het traditionele bedrijfsgebouw zijn uit 1926, de overige schuren en de berging zijn uit 1950, 1998 en 1977. De woning heeft een inhoud van circa 400 m3. De onroerende zaak heeft een kaveloppervlakte van circa 500 m2, behorende bij de woning, en van circa 4.500 m2, niet behorende bij de woning.
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak [b-straat] 5 te [Z] . Deze onroerende zaak bestaat uit een kavel cultuurgrond van circa 9.268 m2 met daarop de restanten van een opstal.
Bij notariële akte van 27 september 1875 was op de grond van belanghebbende aan de [b-straat] een recht van beklemming gevestigd. In die akte zijn onder meer de volgende voorwaarden opgenomen:
"A. Het recht van beklemming zal zijn vast altijddurend en onopzegbaar en in alle lijnen vereerven.
(…)
E. Indien de meijer drie achtereenvolgende jaren huur ten achteren is zal de beklemming weder aan den eigenaar zijn vervallen met alles wat zich op den grond bevindt zonder eenige uitzondering."
Belanghebbende heeft de onroerende zaak aan de [b-straat] in 2012 gekocht voor een bedrag van € 5. Blijkens de akte van levering van 16 augustus 2012 was hij er ten tijde van de verkrijging mee bekend dat de door de beklemde meiers verschuldigde jaarlijkse vaste huur niet werd voldaan. Tussen partijen staat vast dat de huur al vele jaren niet wordt voldaan, en in ieder geval gedurende meer dan drie jaar voor 1 januari 2013.
In een overzicht van het Kadaster zijn met betrekking tot de onroerende zaak aan de [b-straat] per de toestandsdatum 9 april 2015 zes gerechtigden tot het beklemrecht vermeld, van wie ten minste twee zijn overleden en twee naar de Verenigde Staten van Amerika geëmigreerd. Partijen hebben geen van de beklemde meijers getraceerd.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de Rechtbank terecht heeft geoordeeld dat voor de regeling van de proceskostenvergoeding sprake is van één beroep en op die grond terecht voor belanghebbendes beroep betreffende de beide onroerende zaken eenmaal het in het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) forfaitair bepaalde bedrag in aanmerking heeft genomen, welke vraag belanghebbende ontkennend en de heffingsambtenaar bevestigend beantwoordt. Voorts is in geschil of de beschikking betreffende de [b-straat] 5 te [Z] terecht ten aanzien van belanghebbende is genomen, welke vraag eveneens door belanghebbende ontkennend en door de heffingsambtenaar bevestigend wordt beantwoord.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat sprake is van twee verschillende, niet samenhangende zaken, hetgeen meebrengt dat plaats is voor een proceskostenvaststelling en –veroordeling in elk van beide te onderscheiden zaken, zowel in bezwaar als in beroep. Ten aanzien van de beschikking inzake [b-straat] 5 te [Z] stelt hij voorts dat, nu blijkens de inschrijving in het Kadaster het recht van beklemming nog bestaat - welk recht door de non-betaling niet is vervallen, aangezien daartoe vereist is dat belanghebbende als eigenaar het vervallen van de beklemming inroept, hetzij door het uitbrengen van een exploot aan de beklemde meiers, hetzij anderszins - hij niet kan worden aangemerkt als genothebbende krachtens eigendom of zakelijk recht. Voor het geval het Hof niet binnen twee jaar na het indienen van het hoger beroepschrift uitspraak doet, maakt belanghebbende aanspraak op vergoeding van immateriële schade.
De heffingsambtenaar heeft de standpunten van belanghebbende gemotiveerd weersproken. Ten aanzien van de beklemde grond voert hij aan dat belanghebbende er vrijelijk over kan beschikken en feitelijk het ongestoorde genot heeft.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraak van de heffingsambtenaar, en tot vernietiging van de beschikking betreffende [b-straat] 5 te [Z] , alsmede tot een veroordeling van de heffingsambtenaar tot vergoeding van de proceskosten met betrekking tot elk van beide beschikkingen, voor het bezwaar en het beroep conform het Besluit en voor het hoger beroep voor de werkelijk gemaakte kosten, door de gemachtigde begroot op € 1.750, te vermeerderen met BTW, aan honorarium en € 7 aan kosten van het Kadaster.
De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.