Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-05-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:4082, 15/00219 t/m 15/00225

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-05-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:4082, 15/00219 t/m 15/00225

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
18 mei 2016
Datum publicatie
3 juni 2016
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2016:4082
Formele relaties
Zaaknummer
15/00219 t/m 15/00225

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Inwoner van Nederland? Verdrag met Spanje. Bewijs inkomenscorrecties. Vergrijpboeten terecht?

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummers 15/00219 tot en met 15/00225

uitspraakdatum: 18 mei 2016

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] (hierna: belanghebbende),

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 29 januari 2015, nummers AWB 13/1880 tot en met 13/1886 en 13/2014, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is over het jaar 2001 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van fl. 500.000 (€ 226.890). Tevens is een vergrijpboete van fl. 119.976 (€ 54.442) opgelegd. Verder is een bedrag van fl. 43.278 (€ 19.638) aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.2.

Aan belanghebbende is over het jaar 2001 een navorderingsaanslag in de premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (hierna: premie WAZ) opgelegd naar een (maximum) premie-inkomen van fl. 84.000 (€ 38.118). Verder is een bedrag van € 874 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.3.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2003 een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 500.000. Tevens is een vergrijpboete van € 250.341 opgelegd. Verder is een bedrag van € 30.181 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.4.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2003 een aanslag premie WAZ opgelegd naar een (maximum) premie-inkomen van € 38.118. Verder is een bedrag van € 264 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.5.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2004 een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 400.000. Tevens is een vergrijpboete van € 198.320 opgelegd. Verder is een bedrag van € 26.174 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.6.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2005 een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 600.000. Tevens is een vergrijpboete van € 302.350 opgelegd. Verder is een bedrag van € 42.706 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.7.

Aan belanghebbende is over het jaar 2006 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 200.000. Tevens is een vergrijpboete van € 94.015 opgelegd. Verder is een bedrag van € 19.543 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.8.

De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 22 en 25 februari 2013 de (navorderings)aanslagen, de boetebeschikkingen en de beschikkingen heffingsrente gehandhaafd.

1.9.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 29 januari 2015 de beroepen inzake de (navorderings)aanslagen IB/PVV 2001, premie WAZ 2001 en IB/PVV 2003 gegrond verklaard, de beroepen inzake de boetebeschikkingen 2001, 2003 tot en met 2006 gegrond verklaard, de daarop betrekking hebbende uitspraken op bezwaar vernietigd, de navorderingsaanslag IB/PVV 2001 verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en een belastbaar inkomen uit sparen beleggen van € 10.000, de navorderingsaanslag premie WAZ 2001 verminderd tot nihil, de aanslag IB/PVV 2003 verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 350.000 en een belastbaar inkomen uit sparen beleggen van € 10.000, de daarmee samenhangende beschikkingen heffingsrente dienovereenkomstig verminderd, de boetebeschikking 2001 verminderd tot € 1.200, de boetebeschikking 2003 tot en met 2005 vernietigd, en de boetebeschikking 2006 verminderd tot € 89.314.

1.10.

Belanghebbende heeft bij faxbericht van 9 maart 2015 tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.11.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.12.

Belanghebbende heeft op 4 april 2016 nadere stukken ingebracht. De Inspecteur heeft ter zitting ermee ingestemd dat deze stukken bij de behandeling van de zaak mogen worden betrokken.

1.13.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 april 2016 te Arnhem. De zaken met de nummers 15/00219 tot en met 15/00225 zijn gezamenlijk behandeld. Belanghebbende is verschenen, bijgestaan door mr. [A] , advocaat te [B] . Namens de Inspecteur zijn verschenen [C] , [D] en [E] .

1.14.

Beide partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en ingebracht.

1.15.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende heeft volgens het geautomatiseerde systeem Beheer van Relaties van de Belastingdienst (hierna: BVR-systeem) – welk systeem mede wordt gevoed met gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie – van 22 juni 1999 tot 5 februari 2001 ingeschreven gestaan op het adres [a-straat] 126 te [F] . Dit betreft een huurwoning. Belanghebbende heeft zich op 5 februari 2001 uitgeschreven en opgegeven dat hij vanaf die datum woonachtig is in Spanje.

2.2.

In de onderhavige jaren is [G] de partner van belanghebbende (hierna: de partner). Samen hebben zij twee kinderen, [H] geboren [in] 1997 en [I] geboren [in] 2005. Volgens het BVR-systeem hebben de partner en de kinderen vanaf 11 maart 1997 (de kinderen vanaf hun geboorte) tot 7 november 2005 ingeschreven gestaan op het adres [a-straat] 126 te [F] en vervolgens van 7 november 2005 tot 30 augustus 2012 op het adres [b-straat] 1 te [F] . Zij hebben ook daadwerkelijk op die adressen gewoond.

2.3.

De partner heeft op 31 december 2003 een koop-/aannemingsovereenkomst gesloten voor de bouw van de woning [b-straat] 1 te [F] . Voor deze woning is op 27 mei 2004 een hypothecaire lening van € 599.000 afgesloten, waarvoor € 2.350 aan hypotheekrente per maand wordt betaald. Voor het passeren van de notariële akte op 27 mei 2004 is door de partner een bedrag van € 81.251 voldaan. Van dit bedrag was € 8.000 afkomstig van een contante storting en € 50.000 was afkomstig van een overboeking vanuit het buitenland.

2.4.

De partner heeft op 2 november 1999 een koopovereenkomst gesloten voor twee appartementen met parkeerplaatsen in [J] in Spanje (hierna: de appartementen). De koopprijs van de appartementen bedroeg ongeveer € 135.000. De oplevering heeft in 2000 plaatsgevonden.

2.5.

Op 15 mei 2001 hebben belanghebbende en zijn partner een Spaanse rechtspersoon, genaamd [K] SL, opgericht. Het startkapitaal van de rechtspersoon bedraagt € 198.333.

2.6.

In 2005 heeft belanghebbende samen met een derde een woning op Kreta laten bouwen. De geschatte kostprijs van de woning bedroeg € 100.000, waarvan de helft voor rekening van belanghebbende is gekomen. Op 14 april 2006 heeft belanghebbende zijn aandeel aan deze derde verkocht voor € 48.274.

2.7.

Belanghebbende heeft over meerdere binnen- en buitenlandse bankrekeningen beschikt en blijkens het Renseignementen Informatie Systeem heeft belanghebbende verder over een boot uit het jaar 1996 beschikt en had belanghebbende twee kapitaalverzekeringen, welke ultimo 2005 en 2006 een waarde hadden van respectievelijk € 1.544 en € 2.050.

2.8.

Belanghebbende is niet uitgenodigd tot het doen van een aangifte IB/PVV over de onderhavige jaren. Belanghebbende heeft ook geen aangiften IB/PVV ingediend over de onderhavige jaren.

2.9.

Van belanghebbende zijn geen inkomsten bekend bij de Belastingdienst. Bij de Spaanse belastingdienst zijn evenmin inkomsten van belanghebbende bekend.

2.10.

Op 30 oktober 2006 is belanghebbende aangehouden als verdachte in verband met witwassen, betrokkenheid bij een criminele organisatie die zich bezig hield met de handel in hennep en valsheid in geschrifte.

2.11.

Ter bepaling van de omvang van het door belanghebbende wederrechtelijk verkregen voordeel is een strafrechtelijk financieel onderzoek (hierna: SFO) ingesteld. Van de bevindingen van dit onderzoek is met dagtekening 13 augustus 2007 een rapport opgemaakt. Bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel is gebruik gemaakt van een eenvoudige kasopstelling. Daarbij is nagegaan in hoeverre belanghebbende meer contante uitgaven heeft gedaan dan via een legale bron van inkomsten kunnen worden verantwoord.

2.12.

Het wederrechtelijk verkregen voordeel is becijferd op € 1.488.407. Van dit bedrag hebben de volgende bedragen betrekking op de jaren 2003 tot en met 2006:

Saldo onverklaarbaar 2003 € 303.557

Saldo onverklaarbaar 2004 € 355.575

Saldo onverklaarbaar 2005 € 625.292

Saldo onverklaarbaar 2006 € 152.847

2.13.

Vervolgens zijn aan belanghebbende de belastingaanslagen over de jaren 2001 en 2003 tot en met 2006 opgelegd, alsmede boetebeschikkingen en beschikkingen heffingsrente. Daarbij zijn de hiervoor genoemde bedragen uit het SFO-onderzoek tot uitgangspunt genomen waarop een correctie naar boven is toegepast.

2.14.

Bij arrest van 23 oktober 2009 is belanghebbende door de strafkamer van Hof Arnhem veroordeeld voor verboden wapenbezit en valsheid in geschrifte met betrekking tot schriftelijke bescheiden verband houdend met het fictieve dienstverband van de partner bij [L] BV, die zijn gebruikt bij de aanvraag van een hypotheek voor de woning aan de [b-straat] 1 te [F] . Verder is belanghebbende vrijgesproken van witwassen en deelname aan een criminele organisatie.

2.15.

De Inspecteur heeft vervolgens een boekenonderzoek ingesteld bij belanghebbende. Dit onderzoek heeft zich beperkt tot de fiscale gevolgen van het strafrechtelijk onderzoek door de politie. Van zijn bevindingen heeft de Inspecteur op 7 december 2011 een rapport opgemaakt. Daarin heeft hij zich onder meer op het standpunt gesteld dat belanghebbende in de in geding zijnde jaren niet naar Spanje is verhuisd, maar in Nederland is blijven wonen. Hij heeft zich daarbij gebaseerd op de resultaten van een woonplaatsonderzoek waarvan separaat een rapport is opgesteld. In dit rapport is onder meer vastgesteld dat belanghebbende zich op basis van de ter beschikking staande gegevens in 2003, 2004, 2005 en 2006 respectievelijk 78 dagen, 34 dagen, 15 dagen en 31 dagen in Spanje bevond en respectievelijk 282 dagen, 326 dagen, 336 dagen en 213 dagen in Nederland. Verder is in dit rapport onder ‘1 Samenvatting woonplaatsonderzoek’ onder meer het volgende vermeld:

‘(…) Uit het onderzoek komt naar voren dat [belanghebbende] in de periode 2001 tot en met 2006 meer binding heeft in Nederland dan buiten Nederland. Uit de beschikbare gegevens komt naar voren dat [belanghebbende] in de jaren 2004 tot en met 2006 tussen de 200 en 330 dagen per jaar in Nederland is en het aantal dagen dat hij in Spanje verblijft maximaal 78 dagen per jaar lijkt te zijn. [Belanghebbende] koopt in 2004 een “eigen” woning in [F] , heeft hier een partner en kinderen, heeft hier zijn sportvereniging(en) en genereert vanuit Nederland zijn mogelijke inkomen.

De enkele aspecten die kunnen duiden op een binding met het buitenland, een woning, een aantal bankrekeningen en ondernemingen, zijn zeer beperkt. De woning in Spanje lijkt verhuurd te zijn of er komen nagenoeg geen kosten voor die wijzen op een frequent gebruik van de woning. De ondernemingen zijn opgezet en worden bestuurd door anderen, zijn gestart in 2005/2006 en de aanwezigheid van [belanghebbende] in Spanje is kennelijk maar af en toe vereist. Ook uit de tapgesprekken komt naar voren dat [belanghebbende] de woning in [F] als zijn thuis ziet. De mutatie op de Spaanse bankrekening beperken zich tot vaste lasten. (…)’

2.16.

Op 1 oktober 2012 hebben belanghebbende en zijn partner een verklaring ondertekend waarin is vermeld dat alle inkomsten over de jaren 2001 en 2006 [Hof: bedoeld zal zijn tot en met 2006] moeten worden toegerekend aan belanghebbende. Dit omdat de activiteiten waaruit de belastbare inkomens van belanghebbende en zijn partner in die jaren voortvloeien, door hem werden verricht.

2.17.

De Rechtbank heeft geoordeeld dat belanghebbende niet is uitgenodigd tot het doen van aangiften zodat de bewijslast niet kan worden omgekeerd wegens het niet doen van de vereiste aangiften, en dat de Inspecteur geen informatiebeschikkingen heeft gegeven zodat de bewijslast ook niet om die reden kan worden omgekeerd. Vervolgens heeft de Rechtbank geoordeeld dat belanghebbende in de jaren 2001 en 2003 tot en met 2006 in Nederland heeft gewoond, dat belanghebbende in 2001 geen inkomsten uit werk en woning heeft genoten, dat belanghebbende in 2003 tot en met 2006 minimaal de inkomenstekorten volgens het SFO heeft genoten, dat de vergrijpboeten 2003 tot en met 2005 moeten worden vernietigd aangezien belanghebbende niet was uitgenodigd tot het doen van aangiften, en dat de vergrijpboeten 2001 en 2006 passend en geboden zijn maar worden verminderd vanwege de overschrijding van de redelijke termijn.

3 Geschil

3.1.

Tussen partijen is in geschil of belanghebbende voor de jaren 2001 en 2003 tot en met 2006 als inwoner van Nederland aan inkomstenbelasting is onderworpen, en zo ja, of de Inspecteur het inkomen juist heeft vastgesteld. Verder is in geschil of de Inspecteur terecht vergrijpboeten over de jaren 2001 en 2006 heeft opgelegd.

3.2.

Belanghebbende beantwoordt voornoemde vragen ontkennend, de Inspecteur bevestigend.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank behoudens de beslissingen omtrent de navorderingsaanslag premie WAZ 2001 en de vergrijpboeten 2003, 2004 en 2005. Belanghebbende bepleit een vernietiging van de (navorderings)aanslagen IB/PVV 2001 en 2003 tot en met 2006, vernietiging van de aanslag premie WAZ 2003, en vernietiging van de beschikkingen heffingsrente en de vergrijpboeten 2001 en 2006.

3.4.

De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de vergrijpboete over het jaar 2001, en tot bevestiging van deze uitspraak voor het overige. Ter zitting heeft de Inspecteur verklaard dat de vergrijpboete over het jaar 2001 dient te worden vernietigd.

4 Overwegingen

5 Proceskosten

6 Beslissing