Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-08-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:6354, 15/01441

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-08-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:6354, 15/01441

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
9 augustus 2016
Datum publicatie
26 augustus 2016
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2016:6354
Formele relaties
Zaaknummer
15/01441

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Ziektekosten. Uitgaven extra kleding en beddegoed. Delegatie van regelgevende bevoegdheid. Bevoegdheid minister. Verbindendheid art. 38 Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 15/01441

uitspraakdatum: 9 augustus 2016nummer /

Uitspraak van de eerste enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 6 oktober 2015, nummer AWB 15/1768, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amsterdam (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aanslag in de inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen opgelegd (hierna: de aanslag IB/PVV), berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 69.787 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.823. Aan belastingrente is daarbij een bedrag berekend van € 34.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar de aanslag IB/PVV verminderd tot een aanslag, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 68.008. De daarbij genomen beschikking belastingrente is verminderd tot € 11. Het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen is gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de aanslag IB/PVV verminderd tot een aanslag, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 66.365 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.823. De Rechtbank heeft de beschikking belastingrente dienovereenkomstig verminderd.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Tot de stukken van het geding behoort voorts het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 mei 2016 te Arnhem. Daarbij is verschenen en gehoord belanghebbende. Namens de Inspecteur zijn verschenen [A] en mr. [B] .

1.7.

Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota overgelegd. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De feiten

2.1.

Belanghebbende is gehuwd met mevrouw [C] (hierna: de echtgenote). Zij hebben een zoon en een dochter. De zoon was in 2013 uitwonend. De dochter, geboren [in] 1993, woonde in 2013 bij haar ouders. Zij studeerde in 2013 en ontving studiefinanciering.

2.2

De echtgenote van belanghebbende is door ziekte afhankelijk van extra gezinshulp. De dochter heeft haar ouders met huishoudelijke hulp ondersteund. Zij heeft daarvoor geen inkomsten aangegeven in 2013.

2.3

Met dagtekening 28 maart 2014 heeft belanghebbende zijn aangifte IB/PVV 2013 ingediend. In deze aangifte heeft belanghebbende een bedrag van € 7.493 aan uitgaven voor specifieke zorgkosten in aanmerking genomen, waarbij hij de extra uitgaven gezinshulp op € 5.250 en de extra uitgaven voor kleding en beddengoed van de echtgenote op € 775 heeft gesteld.

2.4

Nadien heeft belanghebbende in een brief van 12 november 2014 onder meer (gemotiveerd) verzocht om de extra uitgaven voor kleding en beddengoed van de echtgenote vast te stellen op € 1.775. De brief van 12 november 2014 is in eerste aanleg niet door de Inspecteur ingebracht. Belanghebbende heeft de brief in hoger beroep, als bijlage van het hogerberoepschrift, ingebracht. Tussen partijen is niet in geschil dat de Inspecteur de brief gelet op artikel 8:42 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) had dienen in te brengen.

2.5

Met dagtekening 3 januari 2015 is de onderhavige aanslag opgelegd, waarbij met uitgaven voor extra gezinshulp van € 2.293 rekening is gehouden (te weten: € 5.250 verminderd met een drempelbedrag van € 2.957) en de extra uitgaven voor kleding en beddengoed van de echtgenote op € 775 zijn gesteld. De belastingrente is dienovereenkomstig vastgesteld.

2.6

Belanghebbende heeft tegen de aanslag en de beschikking belastingrente bezwaar gemaakt en heeft verzocht de uitgaven voor extra gezinshulp vast te stellen op € 5.750 en de extra uitgaven voor kleding en beddengoed van de echtgenote op € 1.775. In zijn bezwaarschrift van 7 januari 2015 verzoekt belanghebbende te worden gehoord voordat de Inspecteur op zijn bezwaar beslist. De Inspecteur heeft belanghebbende niet uitgenodigd voor een hoorgesprek. Er heeft geen hoorgesprek plaatsgevonden.

2.7

De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de aanslag verminderd, waarbij de uitgaven voor extra gezinshulp op € 3.607 zijn vastgesteld en de extra uitgaven voor kleding en beddengoed van de echtgenote op € 775. De belastingrente is dienovereenkomstig vastgesteld.

2.8

Belanghebbende is tegen de uitspraken op bezwaar in beroep gekomen. De Rechtbank heeft geoordeeld dat belanghebbende op grond van het vertrouwensbeginsel recht heeft op in aanmerking te nemen uitgaven voor extra gezinshulp van € 5.250. Voorts heeft de Rechtbank geoordeeld dat de door belanghebbende verzochte extra aftrek van € 1.000 voor kleding en beddengoed van de echtgenote niet wordt toegestaan.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Tussen partijen is in geschil de omvang van de in aanmerking te nemen specifieke zorgkosten als bedoeld in artikel 6.17 Wet inkomstenbelasting 2001 (tekst 2013, hierna: Wet IB 2001). In het bijzonder is in geschil:

( a) of de Inspecteur vertrouwen heeft gewekt dat naast de reeds door de Rechtbank in aanmerking genomen uitgaven voor extra gezinshulp – zoals bedoeld in artikel 6.17 lid 3 Wet IB 2001 – van € 5.250, een extra bedrag van € 500 in aanmerking kan worden genomen. Ter zitting van het Hof heeft de Inspecteur deze vraag alsnog bevestigend beantwoord, zodat het hoger beroep reeds om die reden gegrond is;

( b) of naast de voor de echtgenote van belanghebbende in aanmerking genomen uitgaven voor extra kleding en beddengoed – zoals bedoeld in artikel 6.17 lid 1 onder g – van € 775 een extra bedrag van € 1.000 in aanmerking kan worden genomen. Belanghebbende stelt in dit kader dat artikel 38 Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 (tekst 2013, hierna: de Uitvoeringsregeling) onverbindend is. Voorts stelt hij dat hij de extra kosten voldoende heeft onderbouwd. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvattingen toegedaan.

Voorts is tussen partijen in geschil:

( c) of sprake is van schending van de hoorplicht als bedoeld in artikel 7:2 Awb en of daaraan gevolgen moeten worden verbonden;

( d) of gevolgen moeten worden verbonden aan schending van artikel 8:42 Awb (zie 2.4);

( e) of belanghebbende recht heeft op een schadevergoeding wegens onrechtmatige voorbereidingshandelingen ter zake van onderhavige aanslag, te weten (i) machtsmisbruik door de Inspecteur door de aangifte van 2013 volledig te controleren, (ii) schending van de geheimhoudingsplicht door privacy-gevoelige informatie zonder toestemming van belanghebbende naar de Ombudsman te zenden.

Belanghebbende beantwoordt deze vragen bevestigend, de Inspecteur ontkennend.

3.2.

Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de Inspecteur, en tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 64.865. Voorts verzoekt hij om een schadevergoeding ter grootte van € 5.000.

3.4.

De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 65.865.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing