Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-09-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:7296, 15/00593
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-09-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:7296, 15/00593
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 13 september 2016
- Datum publicatie
- 16 september 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2016:7296
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2015:1498, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:1177
- Zaaknummer
- 15/00593
Inhoudsindicatie
Ten onrechte informatiebeschikking voor coffeeshop genomen.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
Nummer 15/00593
uitspraakdatum: 13 september 2016
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Leeuwarden (hierna: de Inspecteur)
en het incidentele hoger beroep van
de erven [X] (hierna: belanghebbenden)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 26 maart 2015, nummer LEE 13/3146, in het geding tussen belanghebbenden en de Inspecteur
1 Ontstaan en loop van het geding
De Inspecteur heeft een informatiebeschikking genomen met betrekking tot op te leggen navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) voor de jaren 2007, 2008 en 2009, respectievelijk naheffingsaanslagen omzetbelasting (hierna: OB) voor de jaren 2007, 2008 en 2009, onderscheidenlijk naheffingsaanslagen loonheffing (hierna: LH) voor de jaren 2007, 2008 en 2009.
Op het bezwaarschrift van [X] (hierna: [X] ) heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de informatiebeschikking gehandhaafd.
[X] is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 26 maart 2015 gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur en de informatiebeschikking vernietigd.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbenden hebben een verweerschrift ingediend en tevens incidenteel hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft het incidentele hoger beroep van belanghebbenden beantwoord.
Tot de stukken van het geding behoort behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Belanghebbenden hebben met dagtekening 17 mei 2016 een nader stuk ingediend dat door tussenkomst van de griffier aan de Inspecteur is gezonden. Voorts hebben belanghebbenden met dagtekening 9 juni 2016 nog een nader stuk ingezonden dat eveneens aan de Inspecteur is doorgezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juni 2016 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. [A] , als de gemachtigde van belanghebbenden, bijgestaan door [B] , alsmede mevrouw mr. [C] namens de Inspecteur, bijgestaan door [D] en mr. [E] .
De Inspecteur heeft een pleitnota overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
[X] , geboren [in] 1961 en overleden [in] 2014, woonde samen met zijn partner mevrouw [F] (hierna: [F] ), geboren [in] 1964. [X] exploiteerde een coffeeshop in [G] onder de naam [H] (hierna: de coffeeshop). [I] was de bedrijfsleider van de onderneming.
In de jaren 2007 tot en met 2009 vindt de in- en verkoop van softdrugs voor de coffeeshop contant plaats. De verschillende typen softdrugs worden in zakjes van € 5 of € 12 verkocht. De inhoud, het aantal grammen per zakje, is afhankelijk van de inkoopprijs van de softdrugs.
[X] maakt gebruik van een elektronische ‘coffeeshopkassa’. Deze kassa registreert de voorraad softdrugs in de shop. De kassa heeft onder meer een weegfunctie en de cijfers kleuren rood als het 500-gramscriterium wordt overschreden. In de kassa worden de grammen per soort tegen de inkoopwaarde ingevoerd; de inhoud per zakje en de inkoopprijs van de softdrugs worden zo administratief vastgelegd. Ook de verkopen worden aldus geregistreerd. Aan het eind van de dag wordt een Z-afslag gemaakt, welke door [X] wordt bewaard. Indien daarna blijkt dat een handeling nog niet is geregistreerd, en deze wordt alsnog uitgevoerd, volgt er een tweede Z-afslag. Beide Z-afslagen vormen samen de omzetverantwoording van de desbetreffende dag.
[F] maakt dagelijks zogeheten daglijsten op. Op deze lijsten staan het beginsaldo, de omzet softdrugs, eventuele kasverschillen, barinkomsten, inkopen en enkele privé opnames vermeld. Daarnaast houdt [F] een kasboek bij.
De inkopen van de shop worden per dag aangeslagen op de elektronische kassa. De inkopen worden dagelijks in het kasboek (2.4) geboekt en op de daglijsten vermeld en de accountant boekt deze wekelijks op de laatste dag van de periode in het grootboek.
De omzet wordt dagelijks op daglijsten (2.4) en in het kasboek geboekt. De totalen worden op de laatste dag van de periode wekelijks in het grootboek geboekt.
De Inspecteur heeft in de periode 2008 – 2011 vijf bedrijfsbezoeken afgelegd bij de coffeeshop. Deze hebben plaatsgevonden op 20 februari 2008, 20 november 2008, 10 maart 2009, 14 juli 2009 en op 5 april 2011.
Op 4 juni 2013 heeft de Inspecteur een informatiebeschikking genomen wegens het niet voldoen aan artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR). In de informatiebeschikking staat onder andere het volgende vermeld:
“In het kader van het boekenonderzoek bij u betreffende de aangiften: - Inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over de jaren 2007 tot en met 2009; - Loonheffingen over de periode 2007 tot en met 2009; - Omzetbelasting over de periode 2007 tot en met 2009; is gebleken dat u zich op onderdelen niet gehouden hebt aan de administratieplicht. De bepalingen op dit gebied vindt u terug in artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. (hierna: AWR) Deze bepalingen bevatten kwaliteitseisen welke aan een administratie gesteld worden ten behoeve van de belastingheffing.”.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
Partijen houdt verdeeld of de Inspecteur terecht de onderhavige informatiebeschikking heeft genomen. Het geschil spitst zich toe op de vraag of [X] heeft voldaan aan de administratieplicht van artikel 52 van de AWR. Voorts is in geschil (incidenteel hoger beroep) of belanghebbenden terecht aanspraak maken op een integrale vergoeding van de gemaakte proceskosten.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, en tot handhaving van de uitspraak op bezwaar en van de informatiebeschikking.
Belanghebbenden concluderen tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank met betrekking tot het principaal hoger beroep en in het incidenteel ingesteld hoger beroep tot een integrale vergoeding van de gemaakte proceskosten in bezwaar, beroep en hoger beroep, dan wel toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht met toepassing van een wegingsfactor 1 ½.