Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-11-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:9615, 15/00597
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-11-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:9615, 15/00597
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 29 november 2016
- Datum publicatie
- 9 december 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2016:9615
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:1047
- Zaaknummer
- 15/00597
Inhoudsindicatie
Wet Woz. Waardevaststelling patiowoning. Bevoegdheid heffingsambtenaar gemeenschappelijk belastingkantoor. Gemeente slaagt in bewijslast inzake waardevaststelling. Gelijkheidsbeginsel.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 15/00597
uitspraakdatum: 29 november 2016
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 24 maart 2015, nummer Awb 14/2408, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van het gemeenschappelijk belastingkantoor Lococensus-Tricijn (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 3 te [Z] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2013 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2014 vastgesteld op € 249.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerendezaakbelasting 2014 (OZB) voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte vastgesteld op € 327,93.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 24 maart 2015 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 januari 2016 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, bijgestaan door zijn echtgenote, alsmede [A] namens de heffingsambtenaar. Het onderzoek is ter zitting gesloten.
Het Hof heeft na sluiting van het onderzoek ter zitting aanleiding gezien het onderzoek te heropenen. Het Hof heeft de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld stukken te overleggen waaruit blijkt dat de heffingsambtenaar bevoegd was de bestreden besluiten te nemen.
De heffingsambtenaar heeft nadere stukken overgelegd. Belanghebbende heeft hierop gereageerd.
Het Hof heeft partijen verzocht toestemming te verlenen om zonder nadere mondelinge behandeling uitspraak te doen.
De heffingsambtenaar heeft de gevraagde toestemming verleend. Belanghebbende heeft de gevraagde toestemming eveneens verleend, maar tevens nadere stukken ingediend en het Hof verzocht hiermee rekening te houden. Het Hof heeft hierop besloten dat een nadere zitting nodig is.
Het nadere onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 september 2016 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, bijgestaan door zijn echtgenote, alsmede [A] namens de heffingsambtenaar.
Belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd.
Van het verhandelde op de zittingen zijn processen-verbaal opgemaakt die aan deze uitspraak zijn gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak. De onroerende zaak behoort tot een complex van patiowoningen dat gebouwd is in 2011. De onroerende zaak heeft een kaveloppervlakte van 166 m2.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
Tussen partijen is in geschil of:
1. de heffingsambtenaar bevoegd was tot het afgeven van de beschikking en de aanslag en tot het doen van uitspraken op bezwaar,
2. de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2013 niet te hoog heeft vastgesteld en
3 de heffingsambtenaar het gelijkheidsbeginsel niet heeft geschonden.
Belanghebbende beantwoordt de vragen ontkennend. De heffingsambtenaar is de tegenovergestelde mening toegedaan.
Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in de processen-verbaal van de zittingen.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraken op bezwaar, de beschikking en de aanslag, dan wel, indien zijn standpunten dienaangaande niet worden gehonoreerd, vermindering van de waarde tot € 220.000 en dienovereenkomstige vermindering van de aanslag.
De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.