Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-12-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:9806, 15/00085 en 15/00086

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-12-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:9806, 15/00085 en 15/00086

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
6 december 2016
Datum publicatie
16 december 2016
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2016:9806
Formele relaties
Zaaknummer
15/00085 en 15/00086

Inhoudsindicatie

Kolenbelasting. Producent van elektriciteit. Kolengestookte centrale. Afschaffing vrijstelling. Strijd met Unierecht?

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummers 15/00085 en 15/00086

uitspraakdatum: 6 december 2016

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 18 december 2014, nummers AWB 13/7754 en AWB 13/7810, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Belanghebbende heeft voor het tijdvak maart 2013 een bedrag van € 1.061.130 en voor het tijdvak april 2013 een bedrag van € 2.213.400 aan kolenbelasting op aangifte voldaan.

1.2

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte van bovengenoemde bedragen. De Inspecteur heeft de bezwaren, bij in één geschrift vervatte uitspraken, ongegrond verklaard.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 18 december 2014 ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaken betrekking hebben alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 september 2016 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. dr. [A] en prof. dr. [B] als de gemachtigden van belanghebbende, bijgestaan door drs. [C] en mr. [D] , beiden werkzaam bij belanghebbende. Namens de Inspecteur zijn verschenen mr. [E] , mr. [F] , mr. [G] en mr. [H] .

1.7

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende is statutair gevestigd te [Z] en in Nederland actief op het gebied van productie van, en handel in elektriciteit en gas en het leveren van daarmee samenhangende diensten. Zij heeft voor de productie van elektriciteit onder meer een kolengestookte centrale in Nijmegen.

2.2

Belanghebbende heeft in de onderhavige tijdvakken kolen ingevoerd en deze gebruikt als brandstof bij de opwekking van elektriciteit. De kolen komen voor het grootste deel Nederland binnen via de haven van Rotterdam maar ook via de haven van Antwerpen.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of belanghebbende recht heeft op gehele of gedeeltelijke teruggaaf van de door haar op aangifte betaalde kolenbelasting.

3.2

Belanghebbende beantwoordt de vorenstaande vraag bevestigend. Zij voert daartoe aan dat de afschaffing met ingang van 1 januari 2013 van de vrijstelling in de kolenbelasting voor – kort gezegd – kolen die worden gebruikt voor de opwekking van elektriciteit, in strijd is met (1) het recht van de Europese Unie (hierna: de EU), meer in het bijzonder de Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit, (2) artikel 110 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: het VwEU), (3) tussen de EU en derde landen gesloten verdragen, en (4) het communautaire rechtszekerheid- en vertrouwensbeginsel. Belanghebbende stelt zich subsidiair op het standpunt dat exogene stoffen als water, as en stenen geen deel mogen uitmaken van de heffingsgrondslag voor de kolenbelasting.

3.3

De Inspecteur is tegengestelde opvattingen toegedaan en heeft de stellingen van belanghebbende gemotiveerd weersproken.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.5

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot gehele of gedeeltelijke teruggaaf van de op aangiften betaalde belasting.

3.6

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing